Het 349 Squadron, dat twee gekruiste goedendags in haar wapenschild draagt, was naast het 350^ste de andere eenheid die binnen de Royal Air Force voornamelijk uit Belgische vliegeniers en grondpersoneel opgebouwd was.

Een van hen was Camille de Saint-Aubin, geboren in het Britse Croydon aan het einde van de Eerste Wereldoorlog, als zoon van vluchtelingen uit Deinze. Kort na zijn geboorte keerde de familie naar het bevrijde land terecht. De zoon startte een carrière als officier aan de Militaire School, en belandde zo bij het Eerste Regiment Jagers te Voet.

Op dat moment was het volop mobilisatie, en hij nam vervolgens deel aan de Achttiendaagse Veldtocht, tot wanneer hij bij de overgave krijgsgevangen genomen werd bij Vijvekapelle.  Reeds tijdens de maand december van datzelfde jaar werd de 22-jarige officier vrijgelaten. Waarschijnlijk profiteerde hij van het voordeel dat Vlaamse officieren kregen van de bezetter.

Exact één jaar verbleef hij in het bezette België. Via Nancy, Montpellier, Toulouse, Barcelona en Lissabon arriveerde hij in het Britse Gibralter, vanwaar hij in juli 1942 in Glasgow aankwam. Zijn ontsnapping had zes maanden geduurd.

Camille de Saint Aubin koos meteen voor een nieuwe loopbaan in de luchtmacht, en werd naar Canada gestuurd voor een opleiding. Op 8 augustus 1944 werd hij opgenomen in de getalsterkte van het 349 Squadron, dat net zoals het 350^ste met Spitfires vloog. Tijdens de maand oktober 1944 hielpen ze bij de ontzetting van Walcheren en Zeeland. De 19^de startten ze ’s ochtends om de operatie te steunen bij Breskens. Tijdens de terugvlucht hoorden ze Pilot Officer de Saint Aubin over de radio melden dat de oliedruk op nul stond – waarschijnlijk was hij boven Retranchement getroffen door flak of geweervuur. Hij poogde de geallieerde linies te bereiken – indien hij gas zou terugnemen zou dit moeten lukken. Maar hij vloog nog op slechts vijfhonderd meter hoogte. Enkele meters binnen de grens van zijn land stortte hij met zijn Spitfire PT841 op een akker aan de Zandstraat te pletter, in het nu zo stille Waterland-Oudeman.

Camille de Saint Aubin werd daar eerst begraven, later werd zijn graf overgebracht naar de familiekelder op de begraafplaats van Deinze.