Hampden AE438 te Roksem

Door Cynrik De Decker met medewerking van Paul Sels

Op 9 november 1941 werd boven het West-Vlaamse Roksem bij Oudenburg een Handley Page Hampden van de RAF neergehaald. De vier bemanningsleden kwamen daarbij om het leven. Zeventig jaar na de crash kregen ze een monument.

Na september 1940 was de Slag om Engeland nog niet aan z’n eind. De Britten vreesden nog maandenlang dat hun tegenstanders met omgebouwde rivierschepen de oversteek van het Kanaal zouden wagen. Daarom werden tot eind 1941 de Noord-Franse en Vlaamse havens aangevallen door RAF Bomber Command. In de literatuur heeft men het over deze periode soms als The Other Battle of Britain, de andere Slag om Engeland.

Langs de Noordzeekust stonden ontelbaar veel flak-batterijen opgesteld. Aangezien de RAF-bemanningen boven bezet gebied hun dodelijke lading niet in formatie dropten, zoals dat boven Duitsland doorgaans het geval was, en zelf moesten instaan voor het verlichten van het doelwit met behulp van lichtfakkels, waren dergelijke aanvallen een zenuwslopende en gevaarlijke aangelegenheid. De Britse bommenwerpers opereerden bovendien in hun eentje. Ze cirkelden rond tot ze het objectief herkenden en doken er vervolgens op af. Dat gaf de flak-artilleristen natuurlijk ruimschoots de tijd om de geschutslopen te richten. Bomber Command tekende na dergelijke opdrachten dan ook verliezen op, ondanks het feit de heen- en terugvlucht erg kort waren.

Laatste brief

Op een koude novemberdag neemt Sergeant Douglas Norton, een Hampden-staartschutter van het No. 408 ‘Goose’ Squadron in de mess van de basis Syerston de pen op voor wat zijn laatste brief zou blijken. „Liefste pa en ma”, schrijft hij. „Het spijt me dat het zo lang duurde alvorens ik nog eens kon schrijven, maar we hadden het de laatste tijd ontzettend druk. Ik vloog de voorbije nacht een raid, alsook de nacht voordien evenals woensdagnacht. Je ziet dus dat we de handen vol hebben. Ik ben nog maar één uur uit bed en heb net m’n middagmaal op.”

„Vorige nacht vloog ik naar Oostende in België en we dropten onze bommen recht in de dokken. Dus ik durf te wedden dat het daar een puinhoop is. Alles gaat goed met me, alhoewel ik moet toegeven dat ik me de laatste tijd erg vermoeid voel. Ik denk niet dat ik vannacht zal moeten vliegen, zodat ik wat kan uitrusten. De overige jongens bombardeerden vorige nacht Keulen en zij moeten vannacht weer vliegen, dus ik denk niet dat ik het zo moeilijk heb als zij.”

„Daarom kwamen we nu eenmaal naar deze oorlog en dus mogen we niet klagen. Dat is het dan weer voor vandaag. Ik hoop dat jullie allemaal gezond en wel zijn. Cherio, en pas op jezelf. God zegene jullie met veel liefs en geluk. Doug”

Veel tijd om uit te rusten, krijgt Douglas Norton echter niet. De volgende nacht, zondag 9 november 1941, staan hij en zijn bemanning weer op het krijtbord ingeschreven voor een raid op Oostende. Nadat de winterzon achter de horizon verdwijnt, neemt hij plaats in de Hampden EQ•N (AE438). Een formatie van negen toestellen stijgt op.

Crash bij boerderij

August Baeckeland uit Roksem, deelgemeente van Oudenburg in West-Vlaanderen, herinnert zich: „Het moet omstreeks 3 uur ’s nachts zijn geweest toen Valeer Vandekerckhove aanklopte. Bevangen van de schrik kwam hij hulp vragen en vertelde hij dat een vliegtuig was neergestort vlak bij zijn boerderij aan de Zeeweg. Ook ditmaal was een Britse bommenwerper in de lichtbundels geraakt en ten prooi gevallen aan een Duitse Flak-batterij die stond opgesteld in de streek van Ettelgem, nabij Oostende.”

„Toen Valeer en ik diens boerderij bereikten, wachtte ons een akelig schouwspel. Op een twintigtal meter voor Valeers hoeve zag ik een Engelse bommenwerper met de neus in de grond steken, het staartstuk half in de hoogte. Gelukkig was er bij de crash geen brand uitgebroken. In de nabijgelegen boomgaard zag ik een valscherm hangen met daaronder het ontzielde lichaam van een bemanningslid.”

„In de duisternis was alles moeilijk te onderscheiden en algauw doken nog meer mensen uit de buurt op. Stilaan werd alles duidelijker. In laatste instantie moet de bemanning nog hebben gepoogd het aangeschoten vliegtuig te verlaten, maar waarschijnlijk vanaf te geringe hoogte. In de cockpit zag ik het dode lichaam van de piloot, een been uit het raam.”

Twee benen

Roger Dumarey beschreef later wat hij als kind zag: „Ik was tien. ’s Ochtends, heel vroeg, het was nog donker, was ik op weg naar de kerk van Westkerke ter voorbereiding van mijn plechtige communie, toen ik vernam dat een bommenwerper was neergestort. In plaats van voort naar de kerk te stappen, ging ik kijken naar het vliegtuig. Na een tijdje hoorde ik rumoer aan een zijweg naar een boerderij. Toen ik in het donker over de zandwegel liep, botste ik tegen twee benen aan. Een bemanningslid van de bommenwerper hing aan de takken van een knotwilg. Hij was dood. Hij hing daar met kousenvoeten. Iemand had zijn leren laarzen uitgetrokken.”

Waarschijnlijk had onze getuige het bij het verkeerde eind. Blijkbaar was minstens één persoon erin geslaagd het getroffen vliegtuig te verlaten en misschien opende diens valscherm zich nog in extremis. Het is een bekend gegeven dat – vooral de eerste jaren van de oorlog – heel wat vliegeniers hun laarzen verloren door de plotse schok bij het openen van het valscherm. Later kregen ze aangepast schoeisel, zodat ze niet langer blootsvoets de begane grond bereikten.

Kleinste begraafplaats?

’s Ochtends was er een uitgebreide Duitse bewaking rond het vliegtuig opgesteld, die niemand meer bij het wrak toeliet. Gelukkig had de crash weinig of geen schade veroorzaakt aan de gebouwen. De wrakstukken werden op vrachtwagens geladen. De Duitsers borgen vier lichamen. De stoffelijke resten werden overgebracht naar en opgebaard in de feestzaal bij Filip Bultynck en enkele dagen nadien ter aarde besteld op de gemeentelijke begraafplaats te Westkerke.

Naar aanleiding van de herschikkingswerken aan het kruispunt bij de kerk werd de begraafplaats ontruimd. Alleen de vier militairen blijven ter plaatse en ze krijgen een ereplaats in de schaduw van een treurwilg. Aldus vormen ze de kleinste militaire begraafplaats van Europa.

De bemanning

De staartschutter, Sergeant Douglas Norton, was amper negentien. Van jongs af bleek hij een muzikaal talent, hij kon verscheidene instrumenten op het gehoor bespelen en als tiener musiceerde hij in een bandje in Ipswich. Voorts amuseerde hij zijn familie en vrienden met allerhande goocheltrucs. Norton werkte in een tabaksfabriek, waar hij Marjorie leerde kennen.

Via de radio vernam Norton dat de RAF radiotelegrafisten rekruteerde. Op 16 juli 1940 werd hij ingelijfd bij de Britse luchtmacht. Een jaar later begon hij zijn operationele carrière in No. 50 Squadron, maar hij werd algauw overgeplaatst naar het Canadese 408 Squadron.

Dat was erg tegen zijn zin — hij was liever in een ‘Brits’ smaldeel gebleven — maar hij moest inzien dat hij als sergeant-vrijwilliger nauwelijks inspraak had. Tijdens zijn verlof wilden hij en Marjorie huwen, maar Douglas’ moeder verhinderde dat. Zij zag in dat de toekomst, voor haar zoon zowel als voor het jonge paar, erg onzeker was.

Misschien was het moeders intuïtie, maar zijn negende missie eindigde Douglas Norton in Westkerke. Daar rust hij nog steeds met zijn piloot, Pilot Officer John Wilson (RCAF). Wilson was 27 en zijn ouders zouden tijdens de oorlog nog een zoon verliezen. Eveneens om het leven kwamen boordschutter/radiotelegrafist Sergeant Douglas Markall (21) en de Nieuw-Zeelandse navigator Evan Bertram Te Makahi Robertson. Laatstgenoemde werd in 1912 geboren als jongste in een gezin met acht kinderen. Evan kreeg de naam Te Makahi mee, wat wijst op het feit dat zijn voorouders behoorden tot een Nieuw-Zeelandse Maoristam. Zijn grootmoeder huwde een pakeha, een witte man. Te Makahi was de naam van Evans’ bed-overgrootvader. De Robertsons leefden aan de voet van Mount Cook, de hoogste berg van Oceanië.

Een jaar na Evan Te Makahi’s geboorte stierf zijn moeder. Het jaar daarop werd de oudste broer Bob opgeroepen in volle Eerste Wereldoorlog. Hij keerde na een gruwelijke strijd aan de Somme als oorlogsinvalide terug naar Nieuw-Zeeland. Intussen werd Evan Te Makahi schapenfokker, om ten slotte inspecteur van vleeswaren te worden in Oamaru. In 1940 trokken de twee jongste broers, Evan en Alan, ten strijde in de Tweede Wereldoorlog. Geen van beide keerde terug.

Monument

In 2004 werd in Westkerke een oproep gericht aan de vaderlandslievende verenigingen met de vraag of ze iets van plan waren naar aanleiding van de verjaardag van de bevrijding van België, toen zestig jaar geleden. Bij die gelegenheid werd besloten de crash van de Hampden centraal te stellen.

Dat resulteerde in een plechtigheid op 29 oktober 2011. Onder de aanwezigen waren de ambassadeurs van Canada, Nieuw-Zeeland en Groot-Brittannië evenals verre familieleden. België werd vertegenwoordigd door kolonel-vlieger Theys, aangezien minister van Landsverdediging Pieter De Crem in het buitenland verbleef. Ook de het Urselse formatieteam de Victors was present, ondanks de laaghangende grijze bewolking.

Datum: 
09/11/1941
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Zeeweg
Roksem
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: RAF-bommenwerpers boven België 1940-1942, De Krijger, Erembodegem, 1993