Halifax te Haulchin

De Halifax MkII JD368 ‘ZA-A’ van 10 Squadron was die avond om 21.00u. van Melbourne opgestegen om Neurenberg te bombarderen. Ook deze had een tweede piloot aan boord, Sgt Reginald W. Cornelius. Voor de oorlog was hij matroos op een handelsschip, doch hij koos in oorlogstijd voor de RAF. Net die dag werd hij van de 1663 Conversion Unit, waar hij geleerd had op viermotorige bommenwerpers te vliegen, naar een operationele basis gevoerd. De eenheid, noch de naam van de basis werd hem meegedeeld. Hij zou vannacht reeds zijn eerste missie vliegen met Sgt G. Baker, een Captain voor wie het vannacht zijn tiende missie was. Reginald Cornelius zou zijn oorlogsmissie niet gauw vergeten…

Boven Henegouwen gaf de Monica-radar voortdurend signalen dat er een vliegtuig hen achtervolgde. Geen van de schutters slaagde er echter in de vijandelijke machine te lokaliseren, en de aanval kwam dan ook vrij onverwachts. Spoortrekkers begeleidden Duitse granaten die de stuurboordvleugel van de Halifax doorboorden. Er volgde een zware explosie in de romp, waarna de bommenwerper in een oncontroleerbare duikvlucht overging. Er heerste aan boord nogal wat verwarring - de intercom deed het niet - en iedereen leek wel op zichzelf aangewezen. Toch slaagden de eerste vijf bemanningsleden erin het vliegtuig te verlaten.

De piloot, Sgt G. Baker, knikte eens naar zijn copiloot Cornelius, als teken dat hij nu ook de machine mocht verlaten:

"Ik had het moeilijk met het vastgespen van mijn valscherm. Ik kende de Halifax onvoldoende en strompelde doorheen de romp naar het luik. Hierbij verloor ik een laars. Toen ik bij de staartdeur kwam stelde ik vast dat iedereen verdwenen was. Ik trok mijn vlieghelm af en sprong, mijn hoofd eerst. Bij de daling verloor ik een tweede laars. Ik zag nog een tweemotorig toestel boven mij. Dan zag ik de Halifax ontploffen bij het neerstorten. Ik sloeg hard tegen de aarde bij Harmignies en verloor het bewustzijn. Mijn rug was gekneusd en ik had nog dagenlang stekende pijn."

De 22-jarige radiotelegrafist, P/O Frederick N. Lawrence, in het burgerleven een Londense juwelier, rapporteerde bij zijn thuiskomst in november 1943 echter enkele feiten aangaande het gedrag van zijn gezagvoerder:

"Ik zag de copiloot zijn stoel verlaten. Ik schakelde de intercom in, maar kreeg geen antwoord. Dan zag ik dat de piloot zijn positie verliet en zich naar de neus begaf. De Halifax was nu in een zachte duikvlucht en verloor vrij snel hoogte.

Ook ik verliet mijn plaats (n.v.d.s.: de positie van de radiotelegrafist was in de neus), en klikte mijn valscherm aan. De piloot droeg me op naar de stuurknuppel te gaan en deze naar achter te trekken. Ik voerde zijn bevel uit en merkte dat de Halifax perfect gehoorzaamde en ik slaagde erin het toestel uit de duikvlucht te trekken.

Toen ik terugkeerde zag ik dat zowel ik als de piloot, onze parachutes achterstevoren aan hadden. We waren met z'n vieren in het neusgedeelte: de piloot, de bommenrichter, de navigator en ikzelf, en er was te weinig plaats om te bewegen. We kregen het luik niet open.

De Halifax was nu weer in een duikvlucht en voor de tweede maal kreeg ik de opdracht de stuurknuppel naar achter te trekken. Ook nu nog gehoorzaamde het vliegtuig de besturing."

We kunnen ons nu wel enkele vragen stellen omtrent de finale ogenblikken aan boord van de Halifax. De piloot, Sgt G. Baker, zou later ontkennen dat hij zijn radiotelegrafist de opdracht gaf tot tweemaal toe het vliegtuig uit een duikvlucht te trekken. Hij ontkende eveneens dat de besturing nog te controleren was. Het valt niet uit te sluiten dat dit voorval nog een juridisch staartje kreeg. De piloot werd immers verondersteld als allerlaatste het vliegtuig te verlaten, wat hier dus blijkbaar niet het geval was.

Wat echter het voornaamste is, is dat van de zeven overlevenden er zes in slaagden voor het einde van het jaar Groot-Brittannië te bereiken. Naast de reeds genoemde personen waren het Sgt John McCallum, de boordmeccano; Sgt Merlin Pearce, de bommenrichter; Sgt Victor Davies, de navigator en P/O Frederick Lawrence, de radiotelegrafist. Een zevende bemanningslid, de rugkoepelschutter Sgt G.R. Darvill, werd gevangen genomen.     

Hun Halifax stortte neer op het grondgebied van Haulchin, op een weg ten zuiden van Mons, waar het wrak drie uur bleef branden. Het was omstreeks 03.30u. De Duitsers vonden in het wrak één lichaam, dat van de 19-jarige staartschutter, de Canadese Sergeant George Warren. Hij werd te Gosselies begraven.

Het is interessant even stil te staan bij de verhalen van de ontsnapten, opgetekend na hun aankomst in Groot-Brittannië tijdens interviews met officieren van de M.I.9, de Britse inlichtingendienst. P/O Frederick Lawrence landde bij Haulchin, stak alleen de grens over en verbleef tot 3 september op een boerderij in het Franse dorpje Bersillies. Vandaar werd hij op een ontsnappingslijn gezet.

Sgt Reginald Cornelius, de tweede piloot, wiens eerste oorlogsvlucht het was, landde in een veld bij Harmignies en verloor het bewustzijn. Toen hij bijkwam ging hij op het eerste het beste huis af.

"Ik werd onmiddellijk binnen gelaten. Mijn helpers trokken het veld in, zochten de plaats waar ik geland was en brachten mij mijn valscherm en mae west.

Ik verbleef zes dagen bij deze mensen en kreeg burgerkleding. De buren zorgden ervoor dat ik op een ontsnappingslijn gezet werd."

Op 20 december stond Sgt Cornelius weer op Britse bodem. Zijn eerste oorlogsvlucht had 114 dagen geduurd…

Sgt Victor Davies, de navigator - in het burgerleven was hij kolenhandelaar - landde in een bos ten zuidwesten van Charleroi. Vijf dagen lang trok hij door de bossen en velden. Hij voedde zich met de inhoud van zijn ontsnappingsset en veldvruchten. Zonder het te beseffen stak hij de grens met Frankrijk over en kwam hij in het dorpje Bettignies terecht. Veel hulp van de Franse bevolking kreeg hij niet, op een plunje, te kleine schoenen en een glas water na. Zo strompelde hij in de gietende regen het dorpje Noyelles binnen. Ook hier was een beker water het enige dat er te krijgen was. Na tien dagen rondgezworven te hebben, zag de ongeschoren en ongewassen Victor Williams er miserabel uit. Pas op 10 september, hij was in slaap gevallen onder een boom, werd hij door een vrouw gevonden en zij bracht hem naar een stal op haar boerderij, waar hij de nacht doorbracht. "Omstreeks 14 uur keerde haar broer terug en hij zei me dat ik om halfacht zou vertrekken richting Parijs, te voet. Ik moest rechtstaan en hij gaf me instructies over hoe ik me moest gedragen en kleden om er als een echte Fransman uit te zien. Om 19.30u. stuurden de vrouw en haar broer me weg. Ik bereikte de weg, en toen ik even verder was werd ik tegengehouden door een fietser die me vroeg waar ik heen ging. Ik antwoordde dat ik naar Parijs trok, en stapte verder. Hij riep me terug, nam zijn hoed af en toonde het briefje dat ik bij de vrouw geschreven had met mijn thuisadres erop. Deze man bracht me naar Le Cateau waar ik de nacht doorbracht. Van daaruit werd mijn ontsnapping geregeld."

Ook van Sgt John McCallum, de boordmeccano van de Halifax, vonden we een rapport over zijn ontsnapping: "Ik landde in de varens, rolde mijn valscherm en uitrusting op en stopte deze weg. Meteen trok ik zuidwaarts. Toen de dag aanbrak kwam ik bij een weg. Ik kruiste een wegwijzer, waarop ik zag dat ik vijf kilometer van Mons en twintig kilometer van Beaumont was. Nadat ik op mijn ontsnappingskaart gekeken had, trok ik in de richting van Beaumont, van tijd tot tijd vergelijkend met mijn kompas. Het was erg rustig op de weg, en ik wandelde in volle daglicht tot ik zo'n 18 kilometer van de wegwijzer was. Ik scheurde mijn herkenningsbadges van mijn uniform en maakte deze wat vuil om er minder verdacht uit te zien.

Ik sloeg westwaarts af naar een klein dorpje (waarschijnlijk Erquelinnes) op de Belgische zijde van de grens. Het was omstreeks de middag, en ik stond een tijdje bij een kerk te kijken naar een trouwpartij die binnenschreed. Er kwamen enkele Luftwaffe-mannen voorbij, maar geen van hen herkende me.

Toen de viering geëindigd was benaderde ik de priester en ik vertelde hem wie ik was. Hij begreep me niet, en ik liet hem achter. Ik wandelde door het dorpje tot ik een grenspost zag met een slagboom die bewaakt werd door Duitsers. Ik trok het dorp weer in en overlegde wat ik zou doen. Ik vervoegde een groepje mensen dat de grens overstak. De Duitsers waren in hun wachthok en de slagboom stond omhoog. Aan de Franse zijde stonden weer twee Duitsers. Ik wist dat ik niet terug kon en stapte achter twee jonge vrouwen. Toen we bij de wachters kwamen, wandelden twee meisjes vanuit de tegenovergestelde richting, en de Duitsers spraken hen aan. Op dat moment gingen de twee jonge vrouwen en ik door. De Duitse officier bemerkte blijkbaar niets, alhoewel ik met de arm waarvan ik mijn strepen getrokken had, voor zijn neus passeerde."

In Jeumont kreeg John McCallum een broek en een jas en nam hij de trein naar Parijs. Hij slaagde erin het station ongezien te verlaten - er was immers steeds een strenge ticketcontrole bij de uitgangen van ieder station - en kwam uiteindelijk, nauwelijks 24 uur na zijn landing bij Mons, in Antony terecht, waar hij in een ontsnappingslijn gezet werd.

Een zelfde weg legde Sgt Merlin Pearce af, een Welse botanicus die nu de bommenrichter van de bemanning was. Hij bezeerde beide voeten bij de landing maar wist met de hulp van Fransen die hij onderweg ontmoette, de trein te nemen naar Parijs. Hij maakte onderweg kennis met iemand die de Duitse zaak niet genegen was. Eenmaal buiten de Gare du Nord werd hij verder geholpen door de Komeetlijn.

Datum: 
28/08/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Haulchin
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998