Lancaster te Gent

In het Henegouwse Saint-Ghislain  was er een spoorwegknooppunt dat uitgeschakeld diende te worden,de raid vond plaats in de nacht van 1 op 2 mei 1944.

Een Gents lid van de inlichtingendienst "Service MARC" noteerde:

          "In de nacht van 1 op 2 mei 1944 is de Duitse nachtjacht ongewoon actief.  Om 23.52 hoor ik een luchtgevecht.  Om 00.14 uur, 00.26 uur en 00.31 uur knetteren de machinegeweren in de hemel. Dertig seconden later is er weer een luchtgevecht.  Een geallieerde viermotor vliegt over de stad, een zwart rookspoor achterlatend.  De machine vat vuur, de stukken vallen eraf.”

Het was een Canadese Lancaster van het 419 'Moose' Squadron die bij het aanvliegen van het Henegouwse rangeerstation enigszins uit koers geraakt was en waarvan de bemanning trachtte na het droppen van de bommen, op eigen houtje via Gent terug naar Middleton terug te keren. Net boven Gent werd deze machine in de boordradar van Oberleutnant Hans Augensteins Messerschmitt gegrepen. Augenstein was de bevelhebber van de 9.Staffel die op Leeuwarden gestationeerd stond. Hij was op dat moment een rijzende ster in de Nachtjagd. Binnen één jaar haalde hij 35 bommenwerpers naar omlaag. Deze overwinning, zijn 36ste op deze Lancaster, behaalde hij op drie kilometer hoogte.

Aan boord van de Lancaster KB711 VR-C gaf Pilot Officer J.C. McNary direct bevel het brandende toestel te verlaten. Door de aanval werd echter de boordmarconist, Warrant Officer Chartrand in de buik getroffen. Zijn gezagvoerder zou nog door de romp geslopen zijn om enige bijstand te verlenen. Het werd hen beiden fataal.

De vijf overigen wisten het toestel te verlaten.

De herinnering aan deze nacht bleef ook Roger Fobe bij, die toen in de Nassaustraat 7 te Gent woonde: "Die nacht werd er hevig geschoten in de lucht. Kennelijk met zwaar kaliber. Ik was op zolder gekropen en zag vanuit het raam een brandend toestel overvliegen.  De maan scheen en het was bewolkt. Ik zag een man aan een parachute neerdalen. Hij moet neergekomen zijn in de tuin van de ' Nonnekens Spinessen', aan de Leopold II laan of de Marnixstraat. Ik liep buiten, maar botste op twee officieren die in de straat liepen. Ze vroegen me of ik een parachutist had gezien. Wijselijk antwoordde ik van neen en keerde terug.”

De man van het verzet schreef nog:

“Het gevaarte stort neer in het station van de Gentse wijk 'Rabot'.  De bommenwerper sleurt in haar laatste meters de rails kapot en ploegt zo'n twintig meter door het aardoppervlak. Stukken van het vliegtuig vliegen tegen een gasmeter, die doorboord wordt. Een felle gloed verlicht de lucht. De stroom bommenwerpers blijft verder vliegen. Het is 00.34 uur. Om 01.10 uur verdwijnt de gloed uit de hemel.”

De volgende morgen ga ik het vliegtuig bekijken. Het is ongelooflijk, alles is volledig

vernield."

De Gentse brandweer had de handen vol met de bluswerken. Enkele minuten na de crash stonden ze ter plekke. Gelukkig vond er geen ontploffing plaats. Een halfgevulde gashouder raakte in brand maar werd met water gevuld. Een politieagent meldde hen dat een vliegenier met zijn valscherm in een boom aan de Begijnhofdries hing. Enkele pompier kwamen ook daar ter plekke en bevrijdden hem. Om kwart voor zes ’s ochtends was het gevaar geweken.

De man die daar uit de boom gehaald werd, was de staartschutter Sergeant D.S.M. Sangster. Tijdens het verlaten van het vliegtuig werd hij blijkbaar tegen een van de kielvlakken aangezogen. Aanvankelijk leek hij slechts licht gekwetst, later bleek het erger te zijn. Aan zijn rug had hij ernstige verwondingen en ook aan zijn oog zag het er niet fraai uit. Ten gevolge zijn rugletsel leed hij aan geheugenverlies.

Ook de nieuwsgierige Roger Fobe trok er op uit:

De volgende morgen ging ik naar school in de Holstraat. Het was ongeveer 7 uur en nog halfdonker toen ik aan de Albertbrug kwam. Daar zag ik op de linkerhoek met de Groot-Brittanniëlaan een pak liggen. Ik naderde, het bleek een dode piloot te zijn met zijn parachute half open. En andere voorbijganger zag dat ik onpasselijk werd en duwde me weg. "

Het lijkt waarschijnlijk dat Roger Fobe het lichaam zag van de piloot McNary, en dat deze toch nog sprong, nadat hij gepoogd had de zwaargewonde Chartrand te helpen,. Beiden werden op de Westerbegraafplaats te ruste gelegd, maar zijn na de oorlog ontgraven en overgebracht naar het Adegem Canadian Cemetery.

De zwaar gewonde staartschutter Sangster is later via Zweden naar Canada teruggekeerd. De vier overige bemanningsleden (Flying Officer F.H. Love; Flight Sergeant R.C. Long, bommenrichter; Sergeant A.G. Hill, meccano en Sergeant J.J. Wilson) werden gevangen genomen.

Een andere getuige die het allemaal meemaakte, was Gilbert Verheggen: “Ik heb het meegemaakt als een jongen van 12 jaar. Het tafereel is me altijd bijgebleven, de rode gloed in de lucht kon ik nooit vergeten. Daarom heeft deze zaak me altijd gefascineerd en ben ik aan het opzoeken gegaan. Zo kreeg ik nieuws van de zus van Sangster. Hij heeft nooit geweten waar hij neergekomen is. Hij is in 1976 aan een hartaanval overleden. Na al die jaren was een vraagteken voor zijn zuster, vrouw en kinderen opgelost. Als aandenken kregen ze een gedroogd blad van een plataanboom uit het parkje waar Sangster terechtkwam.”

Datum: 
02/05/1944
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Rabot
Gent
be
Type Locatie: 
Incident