Lancaster JB121 bij Olen

Bomber Command verloor achttien toestellen van een strijdmacht van 589 -Düsseldorf was het doelwit in de nacht van 3/4 november. Vier kwamen in België terecht.

De Lancaster JB121 «PO-U» van het 467 RAAF Squadron steeg om 17.03 uur van de basis Bottesford. Aan de radio zat de 22-jarige Sergeant Ronald Morley, in vredestijd een drukker uit Leicester :

"De maan stond op eerste kwartier en het wolkendek was zowat 5/10. Om 19 uur kruisten we de vijandelijke kust op zo’n 21 000 voet hoogte. Er waren geen flak of zoeklichten te zien en de heenvlucht verliep rustig.

Net op het moment dat ik mijn radiotoestel afstelde op de uitzendingen die voor onze Group bestemd waren, klonk er een geweldige explosie en een verblindende flits - het vliegtuig werd door elkaar geschud. Een grote hoeveelheid granaatsplinters sloegen doorheen de vloer, vlakbij de plaats waar de navigator zat. »

Die navigator was Flight Sergeant Kenneth Garvey, 23 jaar en afkomstig uit Sheffield. En hij zou het nog navertellen : « Het leek wel alsof er bollen vuur in de romp drongen en zo brandend op mijn navigatietafel terechtkwamen. Meteen stonden mijn kaarten en notities in brand en ik kreeg ook enkele roodgloeiende splinters op mijn handen en in mijn nek, waardoor ik zware brandwonden opliep. Meteen trachtte ik de brandjes te blussen door erop te slaan met wat ik maar te pakken kon krijgen."

Radiotelegrafist Ronald Morley zag het vanop enkele meters gebeuren : "Meteen schakelde ik de intercom in, net op tijd om het bevel van de Captain te horen, om ons klaar te maken om het vliegtuig te verlaten. Ik stond op om mijn valscherm te halen en intussen zag ik de navigator naar een brandblusser grijpen om het vuur te doven. En net op dat moment hoorde ik nog de piloot roepen "We staan in brand, neem de brandblussers." En even daarna kwam het bevel tot springen.

Het was duidelijk dat de Lancaster hoogte verloor, en dat de besturing niet meer normaal werkte. Ik moest even wachten tot de navigator zijn valscherm om had. Ik volgde hem naar de neus. We kwamen voorbij de piloot, ik zag dat hij nog aan het stuur zat. Toen we aan het voorste ontsnappingsluik kwamen, merkten we dat de bommenrichter, tweede piloot en boordmeccano al weg waren."

Kenneth Garvey volgde daarna : "Ik trok mijn helm af, en sprong met mijn hoofd naar voor."

Ronald Morley deed het ietwat anders : "De helm schoof ik in mijn nek, en ik liet eerst mijn voeten door het luik zakken.

Terwijl ik naar omlaag zakte vuurde men van beneden nog naar de Lancaster. Rondom mij explodeerden de granaten. Gelukkig deed mijn valscherm het voortreffelijk en ik landde comfortabel in een omgeploegd veld tussen Achter-Olen en Geel, in Noord-België. Maar meteen moest ik dekking zoeken, want nog steeds vielen gloeidende granaatsplinters naar omlaag. Ik was net tussen twee luchtafweerbatterijen geland, die respectievelijk in de bossen van Oevel en Lichtaart geplaatst stonden."

Even verder kwam Ken Garvey, de gewonde navigator naar omlaag : "Onder mij zag ik nog twee parachutes. Toen ik de grond naderde, zag ik dat ik op een haag zou terechtkomen. Ik slaagde er nog in erover te sturen, maar bij de landing verdraaide ik mijn been.

Nadat ik  mijn valscherm en reddingsvest begraven had trok ik tot zes uur ‘s ochtends verder. Ik klopte aan twee boerderijen aan, maar geen van de families kon me helpen. Dan ging ik maar in een bos zitten, vlakbij de weg, tot tien uur. Toen ik een arbeider bemerkte, keerde ik terug naar de rand van de weg en ik deed hem teken. Hij kwam naar me toe, en vroeg we wie ik was. Hij zond me naar een gracht en gebood me daar te wachten. Even later was hij er weer, met wat eten, en ‘s nachts keerde hij terug en nam me mee naar een boerderij. Daar kreeg ik burgerkledij en mocht ik uitslapen. Vandaar werd de rest van de ontsnapping geregeld."

Zijn collega Morley rapporteerde nog : "Ik bevond me tussen een spoorweg en een kanaal, in de buurt van Geel. Ik begroef mijn valscherm en reddingsvest in een rapenveld.  Daarna ging ik enkele minuten liggen en vervolgens trok ik verder in zuidwestelijke richting. Tijdens de sprong had ik mijn ontsnappingsset kwijtgespeeld. Het duurde niet lang of ik vond een grote hooiopper, en daarin verborg ik me de hele nacht. ‘s Ochtends keek ik rond en besloot ik een erg oude landbouwer te benaderen, en ik vroeg om hulp. De man was een goeie patriot, maar klaarblijkelijk bang voor zijn familie. Maar toch nam hij me mee naar huis en reikte me wat brood en melk aan.

Twintig minuten later ging ik zuidwaarts. Na enkele uren stappen was ik het kanaal overgestoken en ik ontmoette een oude dame die me mee naar huis nam. Ze waste de wonden in mijn gezicht en gaf me melk. Intussen was haar zoon weggefietst, naar een man die me naar Olen zou brengen, maar daar zou niets van terecht komen. Tenslotte stuurde hij me weg, maar even later kwam hij me weer halen en kwam er een kerel van zo’n twintig jaar op de proppen, die een beetje Engels sprak.  Die jongen bracht me in contact met iemand anders in Olen, die onze taal erg goed machtig was. Van bij die man werd ik op een ontsnappingslijn gezet."

Ronald Morley was tussen Kerst en nieuwjaar aan de rots van Gibraltar. Ook de ontsnapping van zijn strijdmakker doorheen Belgisch, Frans en Spaans gebied ging vrij snel – Ken Garvey verliet op 17 januari 1944 Gibraltar. Beide mannen werden naar Groot-Brittannië overgevlogen, en na hun ondervragingen, die in bovenstaande alinea’s aangehaald werden, mochten ze naar huis.

Het waren de geluksvogels van de bemanning. Want in tegenstelling tot wat zij gemeend hadden, konden er nog maar slechts twee vliegeniers het toestel verlaten : aan boord was er ook een Australische tweede piloot, F/Sgt J.W. Evans. Hij werd gevangen genomen, samen met Sgt C.E. Stead, de boordmeccano. De overige vier kwamen om het leven : Squadron Leader William J. Lewis DFC, 30 jaar ; P/O Alan J. Scott, de bommenrichter (21 jaar) ; Sgt Gerald P. Baylis, rugkoepelschutter ; en F/Sgt James H. Mallin DFM, de staartschutter (32 jaar). Deze laatste was een van de meest ervaren boordschutters van het squadron en had minstens één overwinning op zijn actief staan. Maar tegen een voltreffer van de Flak kon zelfs de beste schutter niets verhelpen. Ze werden te Antwerpen begraven, hun laatste rustplaats vinden we vandaag op het Schoonselhof. Met vierentwintig missies achter de rug was dit een door de wol geverfde bemanning.

Datum: 
03/11/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Gerheiden
Olen
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998
The National Archives, Kew