Lancaster HK620 te Wauthier-Braine

In de loop van 2000  stuitte ons lid Jean-Louis Haegeman op het verhaal van een bommenwerper die te Wauthier-Braine neerstortte. Het bleek uiteindelijk om een Lancaster te gaan. In de tuin van één van de omwonenden, de heer Minne, vond Jean-Louis immers een groot deel van de vleugelbeplating, met daarop nog erg zichtbaar de groene en bruine camouflagetinten, én een aanzienlijk deel van de reusachtige blauw-rode RAF-kokarde. De tuin werd vanop het dak gemarkeerd door een grote windhaan in de vorm van een kruising tussen een B-17 en een B-29, maar de eigenaar wist ons te vertellen dat het bouwsel geconstrueerd was uit deeltjes van het neergestorte toestel.  Het stuk van de vleugel, alsook enkele ribben schonk de heer Minne aan de BAHA Collection. Het is inmiddels schoongemaakt.

Lancaster I,   HK620 LS-W van het 15 Squadron steeg op 8 februari 1945 om 03.13 uur van basis Mildenhall op voor een operatie naar Krefeld. Hun uiteindelijk doel was Hohenbudberg om aldaar het station en spoorweg te bombarderen.
Ongewoon was wel dat er negen personen aan boord deze Lancaster waren.

De gehele crew kwam om het leven en Sergeant Dobson staat nog steeds genoteerd als vermist. Hij wordt herdacht op paneel 274 van het Runnymede Memorial. Uitzonderlijk en ook wel vreemd was dat deze Lancaster beschikte over een Mid-under gun, die bemand werd door Flight Sergeant Hathaway. Getuigen verklaarden dat de Lancaster reeds in brand stond toen hij Wauthier-Braine passeerde komende vanuit het westen. De Lancaster crashte enkele momenten later op een plaats die bekend staat als "le bois d'Hautmont".  Zij die stierven liggen op de gemeentelijke begraafplaats van Brussel te Evere begraven.

De site situeert zich in een bos, dat zich op privéterrein bevindt en  beheerd werd door de Graaf d’Oultremont, doch nu eigendom is van de heer de Liedekerke. Hij gaf ons de toestemming over te gaan tot het bergen. Graaf d’Oultremont bleef evenwel onze contactpersoon ter plaatse. Dany Saey detecteerde de site eerder dit jaar, en een proefopgraving, door o.m. Stefan Delannoit en Jean-Louis Haegeman, leverde al snel resultaten op. Ons team leerde ook dat men bij luchtvaartarcheologie niet enkel naar omlaag mag kijken; dertig meter boven de begane grond zwaait al langer dan een halve eeuw een omvangrijk stuk vleugel in een oude boom.

Een grondig onderzoek ter plaatse vond uiteindelijk plaats op zondag 28 oktober 2000.

Tegen 09.15 uur was het team op de crashsite. De meeste deelnemers lieten het niet aan hun hart komen en profiteerden van de aangename boswandeling.  Kraanman Paul Callebaut, die zich met zijn graafmachine een weg moest banen door het bos, kreeg het zwaar te verduren. Als een grootmeester laveerde Paul tussen de talloze hindernissen. Op de crashlocatie aangekomen dreigde het even mis te lopen. Het grootste deel van het toestel was neergekomen in een breed geërodeerde ondiepe sleuf, waarvan het onderste deel thans een zo goed als uitgedroogde beek is. Afgevallen bladeren camoufleerden het slijk en toen Paul naar de overkant wou rijden, dreigde zijn kraan weg te zakken in het slib. Er werden afgewaaide takken en boomstronken voor de rupsen gegooid, waarna Paul zich naar de overkant kon trekken.

Intussen was Dany Saey met zijn detector op pad geweest. Een viertal plaatsen met een duidelijke reactie waren gemarkeerd. Tegen 10.00 uur begon het echte graven, ongeveer in het midden van de sleuf. Tal van kleinere onderdelen kwamen boven. De meeste waren sterk verweerd, maar alles wees erop dat daar een stuk van de vleugel was neergekomen. Even werd zelfs gedacht aan een motor, maar naar mate de kraan laag na laag wegschraapte verdween de hoop. Echt grote stukken werden er niet gevonden. De zeef werd dan maar opgesteld om toch maar niks over het hoofd te zien. Bij het zeven werden talrijke windowstrips en enkele .303 patronen gevonden. Echt spectaculaire vondsten bleven echter uit.

Tegen 10.50 uur werd het duidelijk dat verder graven op deze plaats geen zin had. Paul verplaatste zich dan en ging een tiental meter hoger opnieuw aan het werk. Eenmaal de humuslaag weggegraven stootte de kraan op een stuk parachute. Om dit niet te beschadigen werd het met de hand uitgegraven. Het ging maar om een klein fragment. De uitgegraven aarde werd naar de zeef gebracht, maar ook bij het zeven kwamen geen echt belangwekkende zaken aan het licht. Enkele stukjes leder, wat plexiglas met verfsporen en een remschoen waren nog de opmerkelijkste vondsten.

Intussen was de kraan op nieuwe fragmenten gestoten, die tot de radiosectie bleken te behoren. Aangezien daarbij misschien stoffelijke resten van de nog vermiste radio-operator konden gevonden worden, werd er zorgvuldig met de hand verder gewerkt. Vrij snel bleek echter dat ook deze plaats indertijd grondig opgekuist was. Een stuk van de koptelefoon en een klein fragment van een pull-over lieten er echter geen twijfel over bestaan; dit was de plaats waar Sergeant Dobson het leven liet.

Het zeven van de uitgegraven aarde ging intussen door, maar zelfs de meest optimistische bergers realiseerden zich dat er nog maar bitter weinig te vinden viel. Een enkeling, Julien, trok zich van al de gezeef niets aan. Op een door Dany gemarkeerde plaats in het onderste deel van de sleuf was hij met de spade aan het werk gegaan, kwestie van zich warm te houden. Hij stootte er snel op een groot stuk metaal dat een landingspoot van de Lancaster bleek te zijn. Zo legde Julien op zijn eentje het grootste en best bewaarde stuk van de Lancaster bloot. In de nabijheid werd ook nog een fragment van een .50 patroon gevonden, wat meteen bevestigt dat de HK620 LS-W over één .50 machinegeweer beschikte.

Daarna restte het bergingsteam nog het schoonmaken van de site en het opladen van de opgegraven stukken.

De vleugelbeplating met RAF-kokarde is opgenomen in de BAHAAT-Collectie en tentoongesteld in het Museum For Freedom te Knokke/Ramskapelle.

Cynrik De Decker

 

 

Datum: 
09/02/1945
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
rue du Bois d'Haumont
Wauthier-Braine
be
Type Locatie: 
Incident
Labels: 
Bronnen: 
De Decker Cynrik; Luchtvaartarcheologie in België, De Krijger, Erpe, 1999