Deze BE 2c was gestationeerd als verkenningseenheid te Droglandt. Tijdens een hevig luchtgevecht raakte Lt Joseph Preswich zwaar gewond - kon hij nog een landing achter de geallieerde linies uitvoeren. Hij bezweek die dag nog aan zijn verwondingen en ligt begraven te Poperinghe New Military Cemetery te Poperinge. Zijn mede-bemanningslid, Corporal Alton, was ongedeerd.

Het eerste verlies van 15 Squadron voltrok zich in de omgeving van Ieper. Waarschijnlijk was het Offizierstellvertreter Krause/Leutnant von Lersner van Kagohl 1 die een toestel neerhaalden, dat de BE 2c 2105 kan geweest zijn. Het vliegtuig sloeg overkop, en de piloot Captain Vivian Wadham kwam om het leven. Zijn waarnemer, Sergeant Piper, werd krijgsgevangen genomen. Wadham was één van de eerste piloten van het RFC, en was bij de 34 piloten die bij de aanvang van de oorlog van Groot-Brittannië naar het vasteland vloog.

Die nacht was de 9./Grenzwachtregiment Clüver, een eenheid die rond de grens Nederland-België wacht liep, getuige van de crash van een vliegtuig. In een rapport van deze eenheid, opgesteld door de chef van de compagnie, Oblt Schlüter, lezen we:

Stirling BK815 ‘LS-V’ van 15 Squadron, met aan de stuurknuppel P/O Eric Curtiss, was die nacht om 23.55u. van de basis van het 15 Squadron, Mildenhall, opgestegen. P/O Curtiss werd tijdens deze fatale vlucht bijgestaan door F/Sgt Francis D. McQuillan (21 j.). Deze had net zijn Operational Training Unit verlaten en zou vooraleer met zijn eigen bemanning te vliegen, een drietal missies meemaken met een meer ervaren "crew". Aan boord zaten verder Sgt Arthur F. Stephens, navigator, 25 j.; F/O Russell J. Hunter RCAF, radiotelegrafist, F/O Edward Billington, bommenrichter, 21 j.; Sgt Roy T.

Het was een heldere vriesnacht waarin de maan de bovenkant van het wolkendek bescheen. Hierop staken de silhouetten van de donkere 'raiders' sterk af. Voor de nachtjachtpiloten was het een kwestie van te zien, en niet gezien te worden. De Truiense piloten beseften dat zij vannacht weer aan de beurt zouden komen. Op de heenweg van de bommenwerpersstroom zette de II.Gruppe twintig nachtjagers in om de bommenwerpers te bekampen.

Rond negen uur patrouilleerden de nachtjagers in hun aangewezen radarsectoren.

De Stirling I 'LS-A' (BF329) van het 15 Squadron werd door een nachtjager neergeschoten, en stortte om 00u.15 neer op zo'n twee kilometer ten zuidoosten van Romedenne, langsheen de weg Philippeville-Givet. De nachtjager beweerde dat er drie bemanningsleden konden springen. Eigenlijk was het slechts de boordmeccano, Sgt P.D. Goodbourne, die zich met zijn valscherm kon redden. Een dode werd aan zijn parachute teruggevonden, alsook vier valschermen en de uit elkaar gereten overblijfselen van de bemanning. Na de oorlog werd aan de rand van het bos een klein monumentje opgericht.

De bemanning  van P/O Victor Coulbourne, met de Stirling N6047 'LS-P' van het 15 Sqdn, werd even na elven neergehaald door Ofw Reinhard Kollak. Coulbourne stierf met de rest van de bemanning (P/O Harold Mohr-Bell, co-piloot - P/O Thomas Wootton, waarnemer - radiotelegrafist Sgt Ivor Evans - boordwerktuigkundige John Bentley, 21 j. - neuskoepelschutter Sgt Frederick Lamb - rugkoepelschutter Sgt Bernard Wareham, 21 j., en staartschutter Sgt George Goodwin, RCAF) bij Mariembourg.

Tijdens het bombardement op Leuven spookten de Duitse Messerschmitts tussen de bommenwerpersstroom. Om half één onderschepte Oblt Hans-Heinz Augenstein (9./NJG 1) de Lancaster 'LS-A', een kist van het 15 Squadron die om 22.35u. van Mildenhall opgestegen was. Enkele salvo's uit de 20mm-boordkanonnen volstonden om de machine gierend naar beneden te doen storten, recht naar het doelgebied toe. De 'LS-A' explodeerde boven in het westelijk gedeelte van de stad, de brokstukken tuimelden naar de aarde, vooral naar de hoek gevormd door de Ierse Predikherenstraat en de Brouwersstraat.

In de loop van 2000  stuitte ons lid Jean-Louis Haegeman op het verhaal van een bommenwerper die te Wauthier-Braine neerstortte. Het bleek uiteindelijk om een Lancaster te gaan. In de tuin van één van de omwonenden, de heer Minne, vond Jean-Louis immers een groot deel van de vleugelbeplating, met daarop nog erg zichtbaar de groene en bruine camouflagetinten, én een aanzienlijk deel van de reusachtige blauw-rode RAF-kokarde.