Halifax te Clavier

De Halifax MkII JD371 ‘KN-O’ van 77 Squadron was ingezet om Neurenberg te bombarderen. Slechts drie van de acht bemanningsleden overleefden het drama. Zij hadden het geluk geholpen te worden door het verzet. Het waren de sergeanten Arthur W. Beard, de navigator, William Palmer, de staartschutter en William F. Catley, de radiotelegrafist. De twee eerstgenoemden hadden er elk twintig operaties opzitten, en we kunnen stellen dat het hier dus een ervaren bemanning betrof. Het verhaal dat het drietal aan de officieren van de Operations Research Section van het Bomber Command meedeelde, is schokkend: "Op de terugvlucht leek alles goed te zullen verlopen. Maar voor ons doemde een dodelijke flakgordel op met zoeklichten. Deze strekte zich van Mannheim tot in Karlsruhe. De piloot besliste deze gordel noordwaarts te omzeilen. Tijdens dit manoeuvre zagen we wel twaalf vliegtuigen brandend neerstorten.

Hierna trachtten we terug op koers te komen, maar in de buurt van Darmstadt bleek dat we ons een beetje ten noorden van de geplande route bevonden. Onze Monica begon echter een signaal te geven. Eerst dachten we dat het een van onze eigen vliegtuigen was, maar de waarschuwing hield aan.

De staartschutter gaf de piloot instructies om sneller te vliegen, dit om na te gaan of de pieptoon van de Monica zo zou uitsterven, maar het werd alleen maar erger. De staartschutter vroeg vervolgens een scherpe bocht naar het donkerste gedeelte van de hemel te maken. Maar kort nadat de Halifax terug een rechte koers aanhield, kwam het signaal terug. We waren nu haast zeker dat een vliegtuig ons achtervolgde."

We weten nu dat die achtervolger Oblt Martin Drewes was, die de vorige maand Staffelkapitän van de 11./NJG 1 geworden was.

"Onze piloot voerde vervolgens een scherpe kurkentrekkerbeweging uit, maar zonder resultaat. In een laatste poging de achtervolger kwijt te raken maakten we kleine cirkels. De signalen kwamen nu in erg snel tempo door en terwijl de Monica ons verwittigde, werden we aangevallen vanop zeshonderd meter afstand.

De eerste kogel sloeg in de neus van het vliegtuig en de volgende raakte de GEE-installatie. Daarna explodeerde een kanonschot in de romp, vlakbij de radiotelegrafist. Andere granaten drongen doorheen de vleugels.

De staartschutter keek naar bakboordzijde toen de aanval plaatsvond. Hij draaide zijn geschutstoren in die richting en herkende de aanvaller als een Messerschmitt 210 of 110. Het silhouet was duidelijk afgetekend in het vuurschijnsel. De staartschutter slaagde erin een salvo van wel twee seconden in zijn richting te vuren."

De Duitse nachtjager Drewes bleef ongedeerd. De 'KN-O' zou zijn zesde overwinning worden. De navigator van de Halifax, Sgt Arthur W. Baird herinnerde zich :

"De piloot gaf onmiddellijk het bevel het vliegtuig te verlaten. Ik klikte mijn valscherm aan, opende het luik en sprong meteen. Toen ik omhoog keek zag ik de vier motoren branden en ook de vleugels stonden in lichterlaaie. De Halifax vloog nog rechtdoor op een hoogte van 10 000 voet. Wanneer ik naar beneden daalde zag ik het vijandelijke toestel zich voorbereiden voor een tweede aanval. Ik landde zonder problemen in een veld bij Clavier, zowat twintig mijl ten zuidwesten van Luik."

De radiotelegrafist, Sgt William F. Catley, een 22-jarige slager, bevond zich nog met de rest van de bemanning in de brandende Halifax :

"Ik was voortdurend bezig met het uitstrooien van window. Hierdoor was ik niet aan de intercom aangesloten. Ik bemerkte dat er iets gaande was toen ik zag dat de navigator het luik opende. Ik stak de stekker van de intercom in, en de piloot gaf me het bevel het vliegtuig te verlaten. Hij vertelde me dat beide stuurboordmotoren in brand stonden. Op het moment dat ik mijn valscherm omdeed zag ik kogels in de romp slaan.

Nadat de navigator gesprongen was, maakte de bommenrichter zich klaar om te springen. Hij zat neer bij de rand van de opening, maar op het moment dat hij zich door het gat wou laten zakken, vond er een tweede aanval plaats. Deze kwam langs stuurboordzijde. Een kogel sloeg dwars door mijn radio-installatie, en een tweede net achter mij. Ik hoorde iemand de piloot zeggen dat de bakboordmotor getroffen was, terwijl onze rugkoepelschutter rapporteerde dat hij nu de jager zag en dat hij een salvo in zijn richting vuurde.

De bommenrichter werd waarschijnlijk gewond tijdens deze aanval. Hij leek wel vast te zitten; hij bengelde naar buiten maar zijn valschermpak klemde over de rand. Ik ging naar voor, trok de parachute even omhoog en duwde de bommenrichter eruit. Ik trok mijn helm van mijn hoofd en zat nu op de rand van de opening, mijn benen bengelden naar buiten. Hierdoor verloor ik mijn vliegerslaarzen.

Op het moment dat ik wou springen maakte de Halifax een bruuske beweging naar omlaag. Ik werd terug op de vloer gegooid en kwam met mijn hoofd onder de tafel van de navigator terecht. Terwijl ik daar zo lag, zag ik een ander lid van de bemanning naar het luik gaan. Op één of andere manier slaagde ik erin mezelf naar de opening te slepen, maar van dan af weet ik niet meer wat er gebeurd is. Enkele momenten later was ik in een vrije val, mijn parachute nog steeds ongeopend. Het duurde even voor ik door had dat ik aan het handvat van het valschermpak aan het trekken was. Ik trok dan aan de D-ring. Op het moment dat het valscherm zich opende, realiseerde ik me dat ik nog steeds de horloge vasthield van de bommenrichter, waarmee ik het uitgooien van window timede. Het was 02.13u. Ik landde om 02.15.30' uur bij Clavier in zachte modder. Aangezien ik zo groot en zwaar ben kneusde ik mijn rechterenkel en enkele spieren. De zijkant van mijn aangezicht werd geschramd op het moment de parachute zich geopend had."

De derde die de Halifax levend zou verlaten, was de staartschutter, Sgt William Palmer:

"Op het moment dat we bevel kregen het toestel te verlaten, draaide ik mijn toren naar het midden, opende ik de deuren en greep naar mijn parachute. Door de hevige manoeuvres van het vliegtuig kon ik deze aanvankelijk enkel aan de rechterzijde aanklikken. Zo worstelde ik een tijdje, en net op het moment dat de neus van het vliegtuig naar omlaag dook, slaagde ik erin het valscherm correct aan mijn harnas te bevestigen. Het kostte me tevens heel wat moeite terug in de koepel te kruipen, maar wist deze toch naar de bakboordzijde te draaien. Ik duwde mezelf naar buiten, ondanks de hevige windstroom. Dit is het laatste wat ik me duidelijk herinner, maar ik geloof dat ik nog mijn valscherm geopend heb om mezelf uit die koepel te trekken. Vier uur later kwam ik terug bij bewustzijn in een gracht, drie mijlen van Ouffet."

De drie sergeanten Beard, Palmer en Catley kwamen min of meer behouden aan de grond. Eerstgenoemde kreeg nog de kans uren na de crash de plaats te bezoeken en vond er een valscherm. Palmer hoorde achteraf dat het levenloze lichaam van de bommenrichter, Sgt Humphries, zowat anderhalve mijl verderop in een bos gevonden werd. We kunnen veronderstellen dat hij om het leven kwam bij Drewes' tweede aanval. 

De viermotorige bommenwerper was tegen een aarden wal geslagen op het grondgebied van Clavier (een andere bron vermeldt als crashplaats de route du Campinaire te Farciennes). De Duitsers vonden in de wrakstukken vier lichamen: de piloot op zijn 21ste operatie, F/Sgt Augustine Brannigan (29 jaar); de tweede piloot die zijn eerste missie vloog, Sgt Ronald Rodgers (23 jaar); de Canadese meccano Sgt James Silver en de rugkoepelschutter, Sgt Alexander Templeton (22 jaar). Zij werden samen met de 22-jarige bommenrichter, F/Sgt Peter Humphries, op de begraafplaats van Brustem gelegd. De vijf vliegeniers rusten vandaag te Heverlee.

Sgt Beard vervolgde zijn verhaal:

"Ik begroef mijn valscherm, mae west en harnas in het struikgewas op het veld. Zo snel ik kon trok ik westwaarts. Omstreeks 6 uur stond ik aan de rand van het dorpje Clavier. Ik begaf me naar een huisje, vertelde de bewoner dat ik in de R.A.F. was, en vroeg om hulp. Hij vertelde me dat hij voor de Duitsers werkte en dat het voor hem te gevaarlijk was om me onderdak te verschaffen. Toch bracht hij me in een bos tot onder de rand van een duiker. Twee uur later keerde hij terug met eten en twee man die burgerkledij bij zich hadden."

William Palmer, de staartschutter, kwam de volgende ochtend weer bij bewustzijn in een gracht: "Ik lag daar nog een half uur, en keek uit naar vliegtuigen en Duitsers. Rondom mij waren een paar boeren aan het werk en dichtbij hoorde ik stemmen. Het was een vrouw die een koe aan het melken was, met een kleine jongen. Ik kwam bij haar en zei dat ik in de R.A.F. vloog. Ze gaf me wat melk en drong aan dat ik uit het zicht zou blijven, terwijl de kleine jongen wegfietste.

Een kwartier later arriveerden vijf mannen, een had een jas, een vest en een pet bij zich. Hij nam mijn vliegkledij mee en ik vertelde hem waar hij mijn valscherm en harnas kon vinden om het te vernietigen. Later brachten ze een dokter die mijn schaafwonden verzorgde."

Van Ouffet werd William Palmer naar Ciney gebracht, waar hij zijn navigator ontmoette:

"De mensen bij wie we verbleven twijfelden eraan of ze ons wel naar Engeland zouden kunnen doorsluizen. Uiteindelijk was het een jonge kerel uit Brussel die zei dat hij onze tocht zou regelen. Op 8 september bracht hij ons van Ciney - waar de Duitsers de avondklok ingesteld hadden - naar een leeg huis in de bossen ten noordwesten van Marche. Hier bevonden zich een twintigtal studenten die betrokken waren in sabotagedaden. Twee meisjes verzorgden de keuken. Een van de studenten beweerde dat hij ons zou helpen en vertrok om contact te leggen met een organisatie.

Terwijl hij weg was vielen een dertigtal Duitsers, gewapend met machinegeweren, het huis aan. Samen met een Belgische en een Nederlandse student spurtten we via de achterkant van het huis - de enige zijde waarlangs de Duitsers niet aanvielen - het bos in. We marcheerden de hele namiddag tot omstreeks 19 uur…"

In Luik zouden ze terug de Nederlandse student tegen het lijf lopen die hen in de ontsnappingslijn zette. Op 6 november 1943 verlieten ze Gibraltar. 

De bezetter zette dus een intensieve zoekactie naar de ontsnapte vliegeniers in. William Catley, de radiotelegrafist, werd geholpen door burgers en beleefde in Clavier spannende momenten:

"Ik kreeg een volledig burgerpak en lederen pantoffels die ik tot in Spanje zou dragen. Omstreeks 29 augustus werd het huis waarin ik me bevond door de Duitsers doorzocht. Ik verborg me op zolder. Door een gat in de vloer kroop in ik de schuur waar ik vier uur wachtte. De volgende dag werd ik weggebracht". Zijn ontsnapping duurde tot 2 december 1943, de dag waarop hij Gibraltar verliet en naar huis kon.

Datum: 
28/08/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Clavier
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998