Tijdens een oefenvlucht boven het vliegveld Wevelgem begon de Bristol F.2b L-68 bestuurd door korporaal leerling-piloot Joseph Dekoninck (°5 of 22 maart 1905 of 1906 ? - Anderlecht) van de 50^ste promotie plots te dalen. De piloot die bij de 1/II/3 hoorde, wou vermoedelijk een noodlanding uitvoeren. Hij haalde het echter net niet. Enkele tientallen meter vóór het vliegveld viel zijn toestel als een steen uit de lucht en kwam het terecht nabij de inmiddels verdwenen herberg Cuba, op het gehucht Artoishoek. De jonge kerel die uit het vliegtuig geslingerd werd, was op slag dood.

De onderzoekscommissie concludeerde dat gebrek aan brandstof en het daaruit vloeiende stilvallen van de motor de oorzaak was van het ongeval.

Dekoninck werd op de gemeentelijke begraafplaats van Wevelgem ter aarde besteld, maar zijn graf kon daar tijdens een bezoek in 1980 niet worden teruggevonden.