Lt H-G von Osten (Jasta 11) dwong een Bristol tot noodlanden bij Staden. Beide inzittenden, 2nd Lt R.S. Phelan en Lt J.L. Macfarlane,  werden gewond gevangen genomen. Deze laatste heette eigenlik E.E. White, maar diende waarschijnlijk onder een schuilnaam. Volgens onderzoeker Henshaw bezweek hij meer dan een maand later (26 september) aan zijn verwondingen, maar op zijn grafsteen te Harelbeke staat de dag van het luchtgevecht vermeld als sterfdatum.

Tijdens een luchtgevecht bij Ingelmunster ging de Bristol van de bemanning 2nd Lt J.B. Cowan en Lt L.N. Jones ten onder. Enkel van de laatste is bekend dat hij begraven ligt te Harelbeke.

Tijdens een patrouille boven Sint-Juliaan werd de Bristol van de bemanning 2nd Lt Arthur R. Paul/2nd AM Mann neergehaald. Beiden werden zwaar gewond gevangen genomen, en zouden bezwijken aan hun verwondingen. Paul ligt te Harelbeke, over het lot van Mann is verder niets bekend. Waarschijnlijk werd het toestel geclaimd door Jasta 2 - Ltn K. Gallwitz haalde bij Oostnieuwkerke een overwinning, en Oblt T. Cammann beweerde een Bristol boven Sint-Juliaan uit de lucht geschoten te hebben.

In de omgeving Roeselare-Ardooie werd de Bristol van Captain H. Patch/Pte R. Spensley neergehaald - waarschijnlijk door Ltn H. Klein van Jasta 10, of Vzfw Wildermann van Jasta 3. Patch stierf de dag nadien en ligt begraven te Harelbeke, zijn waarnemer werd gevangen genomen.

Boven Sleihage behaalde Oblt Hermann Göring, de latere Reichsmarschall van de Luftwaffe, zijn veertiende overwinning. Volgens onderzoeker Dirk Verhelst kwam deze ten westen van Roeselare naar omlaag. De piloot van de Bristol F2b, 2nd Lt  Ralph Curtis was zwaar gewond en werd naar het hospitaal van Hooglede gevoerd, waar hij bezweek. Zijn waarnemer 2nd Lt Fitzgerald Uniacke werd krijgsgevangen genomen.

48 Squadron verloor hiermee een van haar beste bemanningen - Curtis had 13 overwinningen op zijn actief (zie hieronder), waarvan een tiental boven West-Vlaanderen.

Tijdens een oefenvlucht boven het vliegveld Wevelgem begon de Bristol F.2b L-68 bestuurd door korporaal leerling-piloot Joseph Dekoninck (°5 of 22 maart 1905 of 1906 ? - Anderlecht) van de 50^ste promotie plots te dalen. De piloot die bij de 1/II/3 hoorde, wou vermoedelijk een noodlanding uitvoeren. Hij haalde het echter net niet. Enkele tientallen meter vóór het vliegveld viel zijn toestel als een steen uit de lucht en kwam het terecht nabij de inmiddels verdwenen herberg Cuba, op het gehucht Artoishoek.

Op de gemeentelijke begraafplaats van Menen, rechtover het station, staat een magnifiek en monumentaal graf. Het geeft de laatste rustplaats aan van korporaal leerling-piloot François Tyberghein (°29 juni 1907 - Menen). De jonge piloot die als leerling van de 50^ste promotie verbonden was aan het 1^ste Smaldeel van II/3, Vliegschool Wevelgem, verongelukte toen hij in Wijtschate boven het huis van zijn familie ging toeren met de Bristol F.2b L-53.

Die maandagmorgen rond 11u. oefende sergeant-vlieger Alphonse De Rijck (°2 augustus 1907 - Temse) van het 9^de 'Draak' Verkenningssmaldeel boven het vliegplein van Evere. Hij zat aan de stuurknuppel van de Bristol F.2b L-41 die amper 64 uur en 50 minuten gevlogen had. Hij bevond zich op een hoogte van ongeveer 1.200 meter toen de Bristol om één of de andere reden in een fatale tolvlucht geraakte waaruit de jonge vliegenier, die pas vier maanden eerder zijn militair brevet had behaald, zich niet meer kon redden. Vliegtuig en piloot vielen op het vliegveld.

Sergeant-vlieger Victor Van Caenegem (°19 november 1906 - Handzame) van IV/1 had net een verkenningsvlucht uitgevoerd en maakte zich rond 11u. klaar om in Evere te landen toen zijn toestel, de Bristol F.2b type 17A L-42, door snelheidsverlies naar beneden dook en achter de begraafplaats van Evere in een aardappelveld terechtkwam. De zieltogende piloot overleed bij aankomst in het hospitaal. Hij ligt begraven op de stedelijke Sint-Jansbegraafplaats te Kortrijk.

Die maandag waren sergeant-vlieger Félix Regel (°16 maart 1905) en zijn waarnemer kapitein-vlieger Maurice Delva (°7 december 1891 - Reninge) belast met de meteorologische waarnemingen zoals die dagelijks te Evere en Goetsenhoven werden uitgevoerd. Een zinken doos die tussen de vleugels van hun Bristol F.2b type 17A L-20 aan een mast bevestigd was, bevatte de waarnemingsapparatuur van het weerkundig instituut. Na het verzamelen van de gegevens moest de bemanning landen, de resultaten in een verzegelde koker stoppen, terug opstijgen en de koker droppen op het grasperk van het observatorium.