1^ste sergeant-vlieger Georges Lermusiau (°30 maart 1896 - Bergen) verongelukte in Bockum-bij-Krefeld met een de Havilland DH 4  van het 11de 'Cocotte' Smaldeel, dat ondertussen een bommenwerperseenheid geworden was.

Sergeant-vlieger Gaston De Ruyter (°23 december 1895 - Hoei) was soldaat in de loopgraven tot hij op zijn verzoek een opleiding kreeg als piloot. Pas op 2 oktober 1918 werd hij operationeel in het 11^de Smaldeel. Hij nam aan één opdracht deel maar verongelukte op 7 oktober te Alveringem tijdens een testvlucht. De Ruyter was voor de oorlog één van de eerste Belgische Scouts en was een dichter en prozaschrijver. Gaston werd bijgezet in het familiegraf te Huy.

Sergeant-vlieger Max Martin (°1 juni 1895 Bonneville) was een neofiet in het 11de Smaldeel toen hij in een Sopwith Camel deelnam aan zijn vierde luchtgevecht boven Beveren-Roeselare. Hij werd neergehaald door Leutnant Franz Piechulek van Jasta 56, dat vanop Kruishoutem opereerde. Martin was zijn veertiende en laatste slachtoffer. Martin ligt samen met andere oudgedienden van de Eerste Wereldoorlog begraven onder het oorlogsmonument op de begraafplaats van Bonneville.