65 Sqaudron opereerde die dag vanop Wevelgem. Tijdens een patrouille zagen de collega's van 2nd Lt A.E. Moir hem brandend naar omlaag storten, op een locatie welke in genoteerd staat als "Essegem". Mogelijks betrof het hier Elsegem, bij Oudenaarde. Waarschijnlijk was hij het slachtoffer van Lt F. Rumey van Jasta 5, of Olbt z See Sachsenberg. Moir ligt begraven te Frasnes-les-Anvaing.

Lieutenant J. Farquhar was de piloot van een Camel die boven Roeselare met een tiental Fokkers van Jasta 7 in een gevecht verwikkeld raakte. Unteroffizier P. Huttenrauch claimde een overwinning boven Hooglede, mogelijks de D8182 van Farquhar, die de dag nadien aan zijn verwondingen bezweek en op Tyne Cot begraven ligt.

De 25-jarige 2nd Lieutenant D. MacKay werd het laatste gezien met zijn Camel boven Houthulst. Mogelijks werd hij neergehaald door Leutnant Poss van MFJ IV. De Britse piloot ligt op Dozinghem.

De Camel van de Canadese Flight Sub Lieutenant George Trapp werd door Oberleutnant Bruno Justinius neergehaald en stortte te pletter bij het plaatsje Fortem (Alveringem). Wat Trapps verhaal zo tragisch maakt, is het feit dat zijn beide broers eveneens als piloot sneuvelden. George werd begraven op Dozinghem.

De Canadese luchtaas Captain Charles R. Hickey (21 overwinningen) botste op 3 oktober 1918 met zijn Camel op die van de 18-jarige Lieutenant S.E. Matthey, die met de D8188 vloog. Ze vlogen die dag een patrouille in de sector Roeselare-Torhout-Nieuwpoort.  Beiden stortten ten zuidwesten van Ramskapelle te pletter. Ze liggen op de militaire begraafplaats van Koksijde.

De Canadese Captain Charles R. Hickey botste op 3 oktober 1918 met zijn Camel op die van Lieutenant S.E. Matthey. Ze vlogen die dag een patrouille in de sector Roeselare-Torhout-Nieuwpoort.  Beiden stortten bij Ramskapelle te pletter. Hiermee verloor 204 Squadron één van zijn verdienstelijke piloten. Beiden liggen op de militaire begraafplaats van Koksijde.

Op Tweede Kerst 1918 keerde landbouwer Alfred Rouse terug naar wat overbleef van zijn boerderij in het gehucht Schore (Middelkerke), langsheen de Lekestraat. Op het dak van één van de stalingen vond hij het lichaam van een piloot, dat hij begroef - het lijk lag er al maanden. Zijn uniform was nog dichtgeknoopt en hij droeg nog steeds zijn vliegmuts en handschoenen. Het was duidelijk dat de stoffelijke resten er al die tijd onaangeroerd bleven. Aan de hand van de documenten die de man bij zich had, kon de naam bewaard worden.

Op 14 oktober 1918 vond een hevig luchtgevecht plaats boven de regio Pervijse, waarbij de Camel van Captain John Edmund Greene DFC werd neergehaald. Het wrak werd binnen de Belgische linies bij Pervijse teruggevonden. De Canadees Greene ligt begraven op de militaire begraafplaats van Koksijde.

Greene claimde 14 overwinningen, allemaal op Sopwith Camel boven Vlaanderen:

29 januari 1918 watervliegtuig voor Blankenberge

12 maart 1918  Rumpler C voor Oostende-Wenduine

Op 10 juli 1917 onderschepte 4 (Naval) Squadron een formatie Duitse tweemotorige toestellen. De Britten werden boven Koksijde zelf aangevallen door Albatrossen van Jasta 17.  De Sopwith Camel van de 19-jarige Flight Sub-Lieutenant Eric W. Busby werd bij Pervijse neergehaald - waarschijnlijk door Georg Strasser. Het was de eerste Camel die in een luchtgevecht neergehaald werd. Het wrak werd bij Ramskapelle gevonden.  Busby ligt op het kerkhof van Adinkerke begraven.

Flight Lieutenant Francis D. Casey was een luchtaas met negen overwinningen op zijn naam toen hij na een verlof in augustus op Koksijde aankwam. De dag nadien, 11 augustus 1917, wilde hij een Sopwith Camel testen. Op lage hoogte voerde hij gewaagde manoeuvres uit, maar geraakte niet meer uit een tolvlucht. De hulpdiensten haalden hem bewusteloos uit het wrak aan de rand van het vliegveld Ten Bogaerde (Koksijde). Casey werd meteen naar De Panne gevoerd waar hij de dag nadien bezweek.