Wellington te Kortrijk-Dutsel

Om 02.u20 werd een Poolse Wellington neergeschoten door de Bf 110 van Oblt Paul Zorner, Staffelkapitän van de 1./NJG 3. Het betrof hier de Wellington waarvan de 29-jarige F/Sgt Marian Kleinschmidt gezagvoerder was. We gaan hier even dieper in op de operationele carrière van deze crew.

Op 20 april 1943 presenteerde deze bemanning zich op een Britse vliegbasis om deel te nemen aan de luchtslag boven het Roergebied. Het was een team van vijf Polen, die in 1939 hun land ontvlucht waren om dienst te nemen bij de Britse strijdkrachten. De 29-jarige F/Sgt Marian Kleinschmidt zou zich samen met zijn navigator F/O Stefan Boguslawski (27 jaar), bommenrichter Sgt Piotr Mazgj (25 jaar), radio Sgt Maksymilian Cieslik (23 jaar) en staartschutter Sgt Tadeusz Knebloch (26 jaar) in de schoot van het 300 (Polish) Sqn ontpoppen tot een gedreven bemanning. Het 'Masovian'-Squadron opereerde in april vanop Hemswell.

Een eerste missie vlogen ze in de nacht van 26/27 april 1943. De vijf Polen bleken erg enthousiast over hun eerste trip. Bij de gebruikelijke de-briefing schertsten ze: "Duisburg existed yesterday", ("Gisteren bestond Duisburg nog") hetgeen de squadron-adjudant dan ook noteerde in het squadron-dagboek. De volgende nacht organiseerde Bomber Command een grootscheepse mijnenoperatie, waaraan ook Kleinschmidt en zijn bemanning deelnamen. Ook in de nacht van 1/2 mei werden ze er op uit gestuurd om een lading 'vegetables' (mijnen) te droppen voor de bezette kust. Bij de raid van 4/5 mei zagen ze de gloed van het brandende Bochum reeds vanaf de vijandelijke kustlijn. Bij hun vijfde zending (12/13 mei) keerden ze terug naar Duisburg en bombardeerden ze het noorden van de stad. Ook Bochum werd op 13/14 mei voor een tweede maal aangevlogen. Na twee weken rust bombardeerden ze in de nacht van 29/30 mei de rode doelmarkeerders bij  Wuppertal. De volgende nacht en deze van 3/4 juni vlogen ze telkens een mijnenoperatie.

Ondertussen verhuisden de Wellingtons naar de nieuwe basis Ingham, vanwaar ze op 25/26 juni twee "nectarines" (zeemijnen) voor het Waddeneiland Schiermonnikoog gooiden. Vanuit de staartkoepel zag Sgt Knebloch hoe de valschermen van de mijnen zich openden waarmee de containers zachtjes naar het zeewater daalden.

Op 28 juni stegen ze met hun Wellington HZ438 ‘BH-J’ om 22.54u. op met als opdracht - zo lezen we in het dagboek van hun squadron: 'zoveel mogelijk schade te berokkenen aan het doelgebied bij Keulen'. Maar deze elfde vlucht zou hen fataal worden. Op de heenvlucht onderschepte Oblt Paul Zorner een Kuriere (vijandelijke bommenwerper) boven het Hageland...

Maria Taverniers woonde toen wij haar in 1993 opzochten nog steeds in de Biezenstraat (toen nog Uilenberg) op een van de schilderachtige heuvels rond het 'Horst' van St.-Pieters-Rode. Zij werd vijftig jaar voordien rond 3 uur 's nachts gewekt door het lawaai van het luchtgevecht en door het steeds luider wordende gedreun van de dodelijk getroffen bommenwerper die met brullende motoren aan zijn duik naar de aarde begon. Haar broer was buitengelopen en zag het toestel neerstorten. Het stond niet in brand en is op geringe hoogte ontploft voor het de grond bereikte. Eén vleugel van het toestel maakte een diepe put toen hij naast het huis van de familie Taverniers insloeg.

Wilhelmina Van Den Panhuyzen woonde destijds in de Biezenstraat in een boerderij schuin over het huis van Maria Taverniers. Zij woonde daar samen met haar man en haar ouders.

Het staartstuk van de Wellington is op het dak van hun woning terechtgekomen. De rest van de romp met de vier bemanningsleden er nog in viel in een weide achter het huis. Het staartstuk met de geschutskoepel was echter leeg. De zolder van het huis en het erf van de boerderij lagen bezaaid met lege kogelhulzen en patroonbanden. Van de staartschutter was er echter geen spoor te bekennen.

Het staartstuk was recht boven hun slaapkamer op het dak terechtgekomen en had in een hoek van de kamer een gat in het plafond gemaakt. Er was geen brand ontstaan, niet in het wrak en ook niet in het huis, maar overal hing wel een doordringende geur van vliegtuigbenzine. Wilhelmina durfde dan ook geen kaars aan te steken om licht te maken. Haar man was voordien al uit het bed gesprongen en buiten gelopen toen het geronk van de vliegtuigen steeds dichterbij was gekomen. Wilhelmina was op dat ogenblik van de crash ook al opgestaan omdat haar blinde vader gevraagd had wat er allemaal aan de hand was. Gelukkig was er niemand van het gezin verwond door de neergevallen wrakstukken.

Aan de overkant van de straat stak een van de vliegtuigmotoren in een weide in de grond. Wat verder was bij de boerderij Kestens de tweede motor rakelings langs het huis naar beneden gekomen en vlak voor de staldeur in de grond geslagen, zodat men langs daar niet meer binnen of buiten kon.

Rond de hoeves lag de grond bezaaid met grote en kleine wrakstukken, men kon gewoon niet buitenkomen zonder ergens op te trappen. De Duitsers waren nog voor het aanbreken van de dag al ter plaatse en weerden alle nieuwsgierigen. De opruiming van het wrak heeft minstens één week geduurd. In die tijd werd er door de Duitsers dag en nacht de wacht opgetrokken.  Zes of zeven Duitsers, waarvan één uit Tsjecho-Slowakije (Sudetenland?), en één uit het oosten van Duitsland zijn nog een week ter plaatse gebleven om de wrakstukken op te ruimen. Twee Duitsers waren ingekwartierd bij het gezin Taverniers, enkelen werden in de schuur van de familie Van Den Panhuyzen ondergebracht. De man uit het oosten van Duitsland nam hen in vertrouwen en vertelde dat hij niet meer geloofde in een Duitse overwinning en dat hij vooral zeer bang was voor wat er met zijn gezin zou gebeuren indien de Sovjets Duitsland zouden binnenvallen. 

De morgen na de crash zijn de lijken van vier bemanningsleden uit het wrak geborgen en gekist. Zij waren niet verbrand. De gesneuvelden werden op het plaatselijke kerkhof begraven, maar zover Maria weet is er geen lijkdienst geweest.

De Duitsers waren wel correct en lieten toe dat er kransen op de graven gelegd werden. Lt Paul Zorner en zijn Bordfunker die de bommenwerper hadden neergeschoten zijn ook ter plaatse naar het wrak komen kijken. Maria herinnerde zich dat één van deze beide mannen (waarschijnlijk Lt Zorner) talrijke medailles en eretekens droeg.

Van het vijfde bemanningslid, de staartschutter Tadeusz Knebloch, werd echter geen spoor gevonden. Doordat de meeste Wellingtonbemanningen zes leden telden, werden de Duitsers en ook de informanten van de inlichtingendienst 'Marc' in de waan gelaten over het lot van de overige vliegeniers. Op 7 juli 1943 meldde 'Marc' in zijn rapport "...Engelsch vliegtuig neergeschoten. Vier dooden verbrand, waren Poolsche onderdanen. 1 werd krijgsgevangen gemaakt; de overige zijn voortvluchtig. Nauwere gegevens ontbreken. (Geloofwaardige bron)".

Nadat het Bergungscommando vertrokken was bleef de Uilenberg nog geruime tijd bezaaid met kleinere brokstukken van de onfortuinlijke Wellington 'BH-J'. Er werden nog heel wat relieken van het vliegtuig en haar bemanning verzameld.  Maria Tavernier trof een verbandkist aan, die zij schonk aan de dorpsdokter. De schaar hield zij voor zich. Er werd in de buurt waar het staartstuk neerplofte nog een valscherm gevonden... de kostbare zijde werd versneden om hemden te stikken.

Maar de natuur wacht niet, en de omwonende landbouwers zetten hun werk voor de nakende oogst verder. Op een zwoele zomeravond ging Wilhelmina's echtgenote tegen het vallen van de duisternis nog even kijken naar een graanveld waar hij de volgende morgen zou gaan oogsten. Na een paar minuten kwam hij zichtbaar geschrokken terug en riep hij zijn vrouw buiten. Hij deed teken om niets te zeggen tegen haar ouders, want Wilhelmina's moeder was nogal nieuwsgierig aangelegd en zou alles onmiddellijk aan de buren doorvertellen. Hij vroeg haar om mee te gaan naar de boomgaard waar niemand hen kon horen. Haar echtgenoot vertelde Wilhelmina dat hij bij het graanveld gekomen op een bepaald moment niet had durven verder gaan omdat er een afschuwelijke stank hing. Samen gingen ze terug naar het veld om te zien wat er aan de hand was. Na enkele ogenblikken vonden ze een lijk dat door het warme zomerweer al in een verregaande staat van ontbinding was. Omdat het al laat op de avond was besloten ze om voorlopig tegen niemand iets te zeggen. De volgende ochtend is haar man dan rond 05.30u. onmiddellijk met de fiets naar de burgemeester Lontie van Sint-Pieters-Rode gereden. De Duitsers zijn daarop het lijk komen weghalen en hebben het stoffelijk overschot van Tadeusz Knebloch naast zijn vier makkers begraven op het kerkhof van de parochie Kortrijk-Dutsel. Aan de voet van het kerkje, onder vijf witgekalkte kruisjes rust het Poolse vijftal nog steeds, waarschijnlijk reeds lang vergeten in hun vaderland. Toch werd in november 1997 op de begraafplaats een ceremonie gehouden ter nagedachtenis van de gesneuvelden, en bovenstaande tekst werd er op een herinneringsplaquette bijgezet.

Datum: 
29/06/1943
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Biezenstraat
Kortrijk-Dutsel
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; Naar de vallei van de Dood, De Krijger, Erpe, 1998