Wellington bij Meerhout

In de nacht van 14/15 februari vloog Bomber Command richting Keulen. We laten een veteraan van het 466 Squadron, Norman Leonard, aan het woord : "Onze vorige missie was naar de duikboothaven te Lorient op zaterdag 13 februari 1943. Op de terugweg diende onze piloot, F/Lt William Kirk om 1 uur 's morgens onze Wellington X HE156 op Holme, een andere basis te zetten. We raakten niet op onze eigenlijke basis, Leconfield, tot luchtijd, om 13u.30 op zondag 14 februari.

We hadden niet verwacht weerom te moeten vliegen vannacht. Het was immers zondag, en we kregen nauwelijks tijd om ons op te frissen, te scheren en een maaltijd naar binnen te spelen. We snelden naar de 'Briefing Room', en zagen onze naam op de lijst staan. Onze 'nieuwe' Wellington, de HE164 werd geladen met een lading brandbommen en explosieven. Net voordat we zouden instappen, rende onze navigator, Sgt William 'Bill' Smith terug naar de 'crew-room', want hij had blijkbaar de verkeerde kaarten meegekregen. Hierdoor behaalden we een achterstand van verscheidene minuten op de acht andere Wellingtons van ons 466 Squadron, en kregen we in de formatie de fatale positie van 'straggler'."

Norman Leonard was die nacht opgestegen in zijn Wellington als onderdeel van een strijdmacht van 243 bommenwerpers. Boven Kwamol (Oostham) vond een kort luchtgevecht plaats.

"Rond 20u.30 zagen we het doel aan de horizon. Bij het ingaan van de bomb-run op 18.000 voet werden we totaal onverwachts aangevallen door een nachtjager. Midscheeps vond er een enorme explosie plaats, waarbij de arme Bill Smith op slag gedood werd - ik was beschermd door een pantserplaat achter mij. De olietank was opgeblazen, en het vliegtuig stond in lichterlaaie (dit was geen probleem voor een Wimpey, die grotendeelsd bekleed was met linnen). De bommen en brandbommen, die eveneens brandden, werden afgeworpen, en F/Lt Kirk trachtte het vuur te doven door het vliegtuig in een steile duikvlucht te brengen. Het toestel brandde als een toorts vanaf het midden naar de staart toe. Vanuit mijn positie trachtte ik vruchteloos het vuur te blussen met een brandblusser die aan een rompdeur bevestigd was. Verder herinner ik me niets meer, behalve dat ik me klaarmaakte om te springen. Ik verliet de brandende Wellington onmiddellijk na onze bommenrichter, Sgt Ray Bentley en onze staartschutter, Sgt T.W. Reynolds, die langs de staartkoepel ontsnapte. Later vernam ik dat deze laatste hierbij heel wat moeilijkheden had ondervonden; daar de hydraulische leidingen gebroken waren kon hij zijn koepel niet meer draaien. Hij sloeg zich letterlijk doorheen het perspex, en verliet zijn benarde positie op zo'n 2000 voet hoogte. Ik denk dat F/Lt Kirk en P/O Mason getracht hebben het toestel weer naar Engeland te vliegen."

De ernstig gewonde Sgt Norman Leonard daalde aan zijn parachute te Oostham. Hij vervolgt : "Ik herinner me vaag de sprong, en dan niet meer. Liggend op mijn rug werd ik wakker, aan de rand van een bebost gebied, nabij een hoeve in de buurt van Leopoldsburg. Twee Duitse soldaten van het nabijgelegen kamp stonden over mij, en hadden al die tijd gewacht tot ik weer bewustzijn zou komen. Vervolgens escorteerden zij me naar een boerderij, waar de boer en zijn vrouw me verfristen en een beker melk gaven. Na een uur werd ik naar de Duitse barakken gebracht, waar ik de nacht met een dertigtal soldaten op hun slaapzaal doorbracht.

Leonard werd verzorgd in het 'Hôpital français' van Sint-Agatha-Berchem (Brussel), van waaruit hij naar Stalag Luft VIII B in Opper-Silezië getransporteerd werd.

De Australische Sgt Tom Reynolds werd twee uur na zijn sprong door de Feldgendarmerie ingerekend. De boordfschutter Raymond Bentley was de laatste die aan de Duitsers ontsnapte. Hij sprong boven Tesserderlo waar hij de volgende dag om 20.00 uur door een landbouwer naar de Rijkswacht werd gebracht.

F/Lt William Kirk probeerde zijn HE164 onder controle te houden. Uiteindelijk stortte hij enkele kilometers verder in 'De Donken', op twee kilometer ten zuidoosten van het Limburgse dorpje Meerhout. De drie overgebleven bemanningsleden, F/Lt William Kirk, piloot (23 jaar), zijn co-piloot F/O Edward Mason (29 jaar) en F/Sgt William Smith (21 jaar) bleef dood in de uitgebrande romp. Zij werden begraven op het Schoonselhof te Antwerpen.

De 23ste die maand arriveerden twee mannen van een Bergungskommando uit Gosselies op de plaats van het onheil, om te verifiëren hoe de bergingswerkzaamheden vorderden. Zij vernamen dat de bergingseenheid van Deurne zonet vertrokken was, waarbij zij de crashplaats zonder bewaking achterliet. De volgende dag interpelleerde de onderofficier uit Gosselies hierover de verantwoordelijke van de Deurnse bergingsgroep. Deze laatste zou geïrriteerd geantwoord hebben : "Tot vandaag zijn wij nog steeds in het Duitse en niet in het Rode Leger. Wij kunnen een politiek commissaris dus best missen."

De bergingsgroep uit Deurne had zich inderdaad onvoldoende van haar taak gekweten. Een landbouwer uit de omgeving ontdekte het staartvlak van de HE164, en stopte het onder de aarde. Na de oorlog werd het weer bevengehaald en langs de weg rechtop gezet; in 1985 werd het op een voetstuk geplaatst, waarop ook de namen van de zes bemanningsleden vermeld werden. Een jaar later legde Norman Leonard, de overlevende boordwerktuigkundige, een bloemenkrans aan het staartstuk van 'zijn' bommenwerper.

Datum: 
14/02/1943
Organisaties: 
Locatie
De Donken
Meerhout
be
Type Locatie: 
Incident
Patrimonium