Wellington bij Grez-Doiceau

Het 305 Squadron verloor die nacht ondermeer de Wellington 'SM-N' .   Het was een maanverlichte nacht. De Wellington 'weefde' zachtjes over België. Bij Brussel bemerkte de bommenrichter, Sgt Kula, vanuit het neusgedeelte een tweemotorig toestel, waarvan hij dacht dat het een Ju 88 was. Het vloog op dezelfde koers, zo'n 1500 voet beneden en 300 voet vooraan. De Junkers droeg blijkbaar een zoeklicht ergens in het midden van de romp. Sgt Kula richtte een salvo in de richting van het vliegtuig, waarop het zoeklicht doofde en het vliegtuig verdween. In de buurt van Luxemburg schreeuwde de staartschutter, Sgt Rueger, dat er twee Bf 109's in de staart hingen. Beide aanvallers vuurden lange salvo's naar de Wellington. D/Lt Czotowski draaide en zwenkte met zijn toestel om de kogels te vermijden, en besliste uiteindelijk om rechtomkeer te maken. Er lekte immers olie en brandstof uit de tanks. Gedurende een kwartier herhaalden de Messerschmitts hun verbeten aanvallen. De Wellington raakte doorzeefd, maar begon gelukkig niet te branden. Sgt Kula bemerkte dat de Bf 109's met vier machinegeweren schoten en waarschijnlijk met één kanon vuurden. Meer dan honderd kogels doorboorden de voorste geschutskoepel. Kula raakte gewond aan zijn kuit en plukte vijf kogels uit zijn mouw. Vanuit zijn neuskoepel slaagde hij erin tweemaal terug te schieten. De Messerschmitts scheerden na iedere aanval over het vliegtuig. Tijdens de achtste aanval werd hij aan de rug geraakt. Hij verloor het bewustzijn, en toen hij weer bijkwam zag hij dat het neusluik geopend was. De tweede piloot, Sgt Seredyn, die stomverbaasd was zijn bommenrichter nog levend aan te treffen, gebood hem te springen. Kula zat echter vast in zijn koepel, en Seredyn hielp hem uit de benarde positie, waarna hij sprong.

Kula daalde naar omlaag, zag nog hoe een belager de getroffen Wellington achtervolgde. Deze zou uiteindelijk bij Grez-Doiceau exploderen. Om 3u.20 werden de eerste twee vliegeniers krijgsgevangen gemaakt : F/Lt Czotowski, de piloot, F/O Alexandrowicz, de navigator, Sgt Seredyn, tweede piloot, Sgt Mieczlaw Cwiklinski, de radiotelegrafist en Sgt Rueger, de  staartschutter

De bommenrichter, Sgt F. Kula, in het dagelijks leven een klerk uit Gdynia, landde aan de oever van een rivier en lag vier dagen in een bos. Hij kon slechts moeizaam bewegen. "Ik leefde op mijn noodrantsoen", aldus Kula. "Op 3 september werd ik opgemerkt door iemand die me burgerkledij gaf. Hij kocht ook een ticket naar Brussel voor me, en vergezelde me naar de hoofdstad. Daar kocht hij een biljet richting Florenville, waar ik vervolgens alleen heen ging. Daar ontmoette ik een Belg die net teruggekeerd was uit een krijgsgevangenkamp in Duitsland. Hij toonde me de weg doorheen bezet Frankrijk en ik gaf hem 120 Francs. Ik zag geen Duitse posten langsheen de grens. Ik sliep die nacht in een boerderij, net over de Franse grens en de volgende dag marcheerde ik naar het kleine stadje Cargnan, zes en een halve mijl verder. Ik zag Duitsers in het spoorwegstation, maar ze controleerden de papieren niet en ik kocht een ticket voor Rethel."

Sgt Kula geraakte uiteindelijk in Parijs, maar blijkbaar moest hij daar eveneens zijn eigen boontjes doppen. "'s Nachts arriveerde in in Parijs. Daar moest ik in een kamer met een prostitué slapen, want doordat ik geen identiteitsbewijzen had waren er geen hotels waar ik op een andere manier kon verblijven. De volgende ochtend (6 september) ging ik naar de Gare d'Orleans en ik kocht er een biljet voor Vierzon. Ik vond een Fransman buiten de stad die me onderdak voor de nacht verleende. De volgende ochtend gaf hij me informatie over hoe ik de Demarcatielijn kon oversteken. Ik ging met enkele arbeiders naar een fabriek die een vijftal kilometer ten oosten van Vierzon lag, en op nauwelijks 200 meter van de Cher-rivier, die daar de Demarcatielijn vormt. Ik zwom over de rivier en ging naar het stadsgedeelte van Vierzon dat nog onbezet was. Om 15u. nam ik de bus naar Issoudun. Op de bus controleerden twee Franse geheimagenten de papieren. De bus was vol passagiers en ik zat naast een gendarme die de twee agenten assisteerde in het aangeven van de papieren. Ik begon hem te helpen en doordat ik andere mensen hun documenten doorgaf dachten de agenten dat ik de mijne eveneens doorgegeven had. Er was een andere controle in Vatan, maar ik zei dat ik mijn papieren reeds in Vierzon getoond had en het leek wel alsof ik een vriend was van de gendarme die naast me zat, dus ik kwam er weer zonder problemen door.

In Issoudun nam ik de trein naar Toulouse. Er was weerom controle op de trein, maar een vrouw die ik op de bus ontmoet had trok me in het toilet. Toen de inspecteur door de gang ging, ging ze achteloos naar buiten en deed ze alsof er niemand meer in het toilet was.

Vanuit Toulouse ging ik richting Marseilles, waar ik op 8 september arriveerde. Ik begaf me naar het Amerikaanse consulaat waar men me vertelde dat er een Pools kantoor was in de gebouwen van het voormalige Poolse consulaat. Het Poolse kantoor stuurde me dan weer door naar het Poolse Hospitaal. Van daaruit werd mijn repatriëring geregeld." Sgt Kula kwam alzo op 30 september in Gibraltar aan.

Een heel ander verhaal is dat van zijn radiotelegrafist, Sgt Mieszclaw Gwiklinski, een onderofficier die reeds voor september 1940 in de Poolse luchtmacht vloog. Hij kwam zo'n 14 mijlen ten zuiden van Brussel neer, en werd belandde zoals we gezien hebben in krijgsgevangenschap. Van september 1942 tot april 1943 verbleef hij in het Stalag Luft VIIIB. Hij slaagde erin zijn identiteit te verwisselen met een Noordierse soldaat die tijdens Duinkerken gevangen genomen was. "Ik ging weg met een arbeidersgroep die werk verrichtte in de koolmijnen te Niwka bij Sosnowiec (Silezië). Daar bleef ik zowat een week, samen met Sgt Edward Pelc, eveneens van het 305 Squadron. Op het einde van de werktijd kon ik ontsnappen. Normaal gezien gaven we onze lampen af en begaven we ons naar de douches. Van zodra we onze lampen afgegeven hadden, kropen we rond de gebouwen en verlieten we het mijnterrein. We hadden nog steeds onze werkkledij aan, maar daaronder droegen we onze battledresses ter bescherming tegen de koude temperaturen die in het vooruitzicht waren. We waren van plan naar Krakow gaan. We trokken eerst noordwaarts omdat we de wegen die naar het Oosten gaan wilden vermijden. We reisden 's nachts en rustten overdag. Na drie dagen waren we moe en hongerig. Voedsel was erg moeilijk te verkrijgen. We klommen aan boord van een kolentrein te Olkulz en bereikten het station van Sedziszow. We bevonden ons nu in de streek die onder hoede staat van het Algemeen Bestuur en vanuit het station bereikten we het station van Nawarcyze, zo'n 15 mijlen ten oosten van Jedrzejow. Daar kende ik vrienden en we wilden uitrusten, papieren bemachtigen en uitvissen hoe we weer in Engeland zouden geraken. Mijn vrienden waren reeds in de ondergrondse en zij stelden voor dat we in Polen zouden blijven om te werken als radiotelegrafisten (zowel Pelc als ik zijn radiotelegrafisten).

Omdat het verzet zo'n mensen te kort had stemden we toe. Eerst werd wel nagegaan of we wel uit Engeland kwamen, maar toen alles in orde bleek te zijn togen we aan het werk. De leiders van de weerstand beweerden dat zij het Luchtvaartministerie in Londen op de hoogte zouden brengen over het feit dat we in Polen waren.

Ik werkte in Skarzysko-Kamienne, een groot spoorwegstation dat op een 75 kilometer van Lodz ligt. Daar bleef ik tot mei 1944. Ik trok mee met de partizanen die zich schuilhielden in de wouden van Konskie en woonde daar tot september 1944. We hielden ons bezig met het bevrijden van politieke gevangenen, bruggen opblazen enzomeer. Wanneer we munitie tekort hadden hielden we een trein tegen en bevoorraadden we onszelf.

Toen Warschau terug ingenomen werd door de Duitsers werd ik naar Kamienna geroepen om terug te werken als radiotelegrafist in het verzet. Daar bleef ik tot 10 april 1945. Een van mijn vrienden, die vanuit Engeland gedropt werd met een parachute in Polen in september 1944, met het pseudoniem Strazak, werd door de Russen in Kielce gevangengenomen. De Russen hielden zich bezig met het opsporen van Polen die uit Engeland kwamen en ik vreesde dat ze ook mijn naam zouden hebben. Wanneer zo'n personen in Russische handen vielen "verdwenen" ze...

Ik ging naar het Britse repatriëringskamp in Warschau, nadat ik in Lublin Majoor Kasselborough van het Amerikaanse Rode Kruis gesproken had. Van daaruit ging ik naar Odessa, waar ik op 30 april 1945 aankwam."

De dan 25-jarige, intussen tot Warrant Officer bevorderde Mieczslaw Cwiklinski arriveerde uiteindelijk in Groot-Brittannië. Hij deed er zijn verhaal en besloot zijn rapport met een hopeloze oproep : "Op 12 februari 1945 huwde ik een partizanenmeisje te Kamienna. Ik kan nu niet naar Polen terugkeren en ik weet niet hoe ik mijn vrouw uit het land kan krijgen..."

Datum: 
28/08/1942
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Grez-Doiceau
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis, RAF-bommenwerpers boven België, 1942, De Krijger, Erpe, 1996