Die ochtend vertrokken vier Typhoons van 609 Squadron van Bayeux-Martragny voor een verkenningsopdracht. Drie kwartier later, bij het overvliegen van het bos van Eawy, merkten ze een Duits konvooi op. Bij de eerste overvlucht schoot iedere piloot twee raketten van 30 kg af. Maar kapitein-vlieger (Flight Lieutenant RAF) Robert Roelandt (Balbo) (°27 juli 1910 Sint-Lambrechts-Woluwe) in de Typhoon PR-Z (MN142) werd getroffen en stortte neer.

Later vonden enkele dorpelingen in de krater in het beukenbos de schedel en enkele vingers van de ongelukkige piloot. De schamele resten werden begraven op het kerkhof van Bully. Georges Jaspis ontmoette enkele maanden later de vader van Balbo, die op dat moment nog niets wist over het lot van zijn zoon. Georges kon hem de exacte plaats op een kaart wijzen. Vader Roelandt reed naar Bully en vond er het graf van zijn zoon.

In januari 1991 werden de resten van Balbo’s Typhoon geborgen door een team van het Brussels Luchtvaartmuseum en het Musée Memorial de la Bataille de Normandie, in aanwezigheid van Georges Jaspis. Tijdens de berging vond men de zes raketten, de kanonnen en de motor. Balbo had de opleiding tot waarnemer gevolgd in 1933 werd een jaar later tot de vliegschool toegelaten. Hij was reeds luitenant-vlieger in 1940 en bevond zich in de Schietschool in Oostende/Stene en werd krijgsgevangen genomen. Hij slaagde er in om naar Engeland te ontsnappen na een verblijf in de Spaanse gevangeniskampen en nam dienst bij de RAF. In 1942 kwam hij toe in het 609 Squadron.