Stirling te Oostakker

Het bombardementsoffensief van RAF Bomber Command draaide vanaf het najaar van 1941 wel op volle toeren. Het was zowat de enige manier waarop het Britse koninkrijk zijn tanden kon laten zien tegen Duitsland. Voor de Gentse leden van de Passieve Luchtbescherming betekende dit ook een verhoogde waakzaamheid. Tijdens de nacht van 19 op 20 mei 1942, rond 3 uur, bemerkten de “loerders”  vanop de toren van Sint-Baafs een klaarte in de richting van de Kanaalzone. Nog geen half uur later kreeg de Brandweer van de Stadskommandatur de opdracht uit te rukken in de richting van Oostakker-Langerbrugge – er zouden brandbommen gegooid zijn en er moest meteen gehandeld worden. Adjudant Biebuyck en zijn twintig man rukten uit met hun Ford 3 met motorpomp en twee moto’s. Na een zoektocht langsheen het kanaal had men om 4 uur de precieze plaats van de klaarte gevonden : in een akker van de Langerbruggestraat lag het uit elkaar gespatte wrak van een vliegtuig. Her en der lagen brandende stukken. Een uur later waren de brandjes met schoppen en aarde geblust.

Daar, op het grondgebied van Oostakker, was de grootste bommenwerper van het Westelijk Front te pletter geslagen : een Short Stirling. De opmerkzame Biebuyck noteerde nog in zijn verslag dat op het Engelsch vliegtuig de letters “MG” geschilderd waren. Dit was de rompcode van het 7 Squadron, dat die nacht vanop de basis Oakington ingezet was voor de raid op Mannheim. De missie zou een zware dobber worden voor deze eenheid : drie toestellen, met elk zeven man aan boord, keerden niet terug. Waarom de Stirling precies daar neerkwam, hebben niet kunnen achterhalen. Het lijkt ons onwaarschijnlijk dat een Duitse nachtjager in de buurt de machine wist te onderschappen – Gent lag veel te ver van jachtvelden van de Nachtjagd af. Wist een flakartillerist een rake treffer te plaatsen ? Of lag een mechanisch defect aan de oorzaak. In elk geval, de bemanning van de “MG-A” (serienummer N3716) had al bij al geluk want ze kon de bommenwerper per valscherm verlaten. Het waren de Sergeant piloot C.R.Hague (piloot) Warrant Officer William Wiseman (de Canadese co-piloot uit Montreal),  Sergeant E.J.Bliss (navigator), Sergeant A.C.Bloomsfield, Sergeant S. Sellars (rugkoepelschutter), Sergeant Phillip G. Trappett (een Australiër) en Sergeant F.W.Whitaker (staartschutter).

Een aantal van hen kwam in de buurt neer en werd vrijwel meteen door de Duitsers opgepakt. De Canadees Wiseman raakte nog tot in Merendree. Daar werd hij op 22 mei om 23 uur meegenomen door veldwachter Robert De Smet, die eerder op 10 mei 1940 de bemanning van de Duitse He 111 opleidde.

  “ Op zekere dag werd door de “flak” in Langerbrugge een Engels vliegtuig neergeschoten. Een paar dagen later kwam Emiel Boelens, hulpveldwachter, ook jachtwachter en nog actief als kleine landbouwer en als vervoerder met paard en kar, mij vragen wat ik zou doen indien ik wist waar een Engelse vliegenier zich bevond. Door de bezettende overheid waren in dat verband zeer strenge voorschriften uitgevaardigd. De vraag bracht mij dan ook in een niet bepaald aangenaam parket en ik was van weinig nut omdat ik niet inzag welke raad ik kon geven die zowel Boelens als de Engelse piloot veilig stelde. Toch vroeg ik om nadere inlichtingen en hij vertelde hoe hij de nacht voordien , bij een van zijn rondes als jachtwachter, in een schuthok voor het vee een militair had ontdekt die hem duidelijk maakte dat hij honger had. Aan de hand van de beschrijving lag het voor de hand dat het om een Engelse vliegenier ging. Ondanks het feit dat de Duitsers reeds de hele streek hadden uitgekamd, bleek dat zij dit zonder resultaat hadden gedaan. Vermoedelijk had de Brit de soldaten zien aankomen en had hij zich verscholen achter een ijzeren plaat die er tegen de wand stond. De Duitsers zullen waarschijnlijk slechts een oppervlakkige blik in het schuthoek geworpen hebben, temeer daar het half onder water stond.

’s Anderendaags vernam ik dat de piloot op aanwijzing van een burger uit zijn schuilplaats was gehaald. Hoe   die van de schuilplaats op de hoogte was weet ik niet.

Hij had een winkeltje aan de Vierweegse te Wondelgem en waarschijnlijk was hem daar iets ter ore gekomen. Na de bevrijding werd hij aangehouden als lid van de “Nieuwe Orde”. Hij heeft het verraad steeds ontkend en ook Boelens stond volgens mij boven elke verdenking. ……

Dezelfde dag nog werden alle inwoners van een kasteeltje op de grensscheiding van Wondelgem en Mariakerke nabij de Groene Staak, aangehouden door de Duitsers.

In de kelderkeuken had men namelijk een tweede Engelse vliegenier aangetroffen die aan het eten was.

Bij het landen was de tweemotorige Blenheim in een kudde schapen terechtgekomen. Het gerucht deed de ronde  dat er zeer goedkoop schapevlees kon gekocht worden.” 

Phillip Trappett was afkomstig uit Toowoomba, Queensland en sleet de rest van de oorlog, net als de rest van zijn bemanning, in diverse krijgsgevangenenkampen. Heel de oorlog lang werden zijn ouders op de hoogte gehouden over zijn bewegingen. In april 1945 kwam dan het nieuws dat hij bevrijd was. Blijkbaar ging het niet helemaal goed met hem, want hij moest opgenomen worden in een hospitaal te Wiltshire.

Vandaag localiseren we de crashsite op zo’n zeshonderd meter van de brug van Langerbrugge, nabij het spaarbekken te Evergem-Kluizen, in het bosje dat vandaag gebruikt wordt door de naturistenvereniging Athena.

 

Een heel ander verhaal voltrek zich op 15 augustus bij Mariakerke – de exacte plaats hebben we niet kunnen achterhalen. Die zomernamiddag, omstreeks 14.20 uur locale tijd, kruiste de Mosquito IV DK309 het Gentse stadsgebied op weg naar Mainz – een eenzame, gevaarlijke opdracht. Hoewel de Mosquito vrijwel helemaal in hout gesconstrueerd was, en zodoende erg licht en uitermate snel vloog, was het toch nog steeds opletten geblazen voor patrouillerende Luftwaffepiloten. Unteroffizier Max Kolschek was net in de buurt en dook op de Mosquito. Naar alle waarschijnlijk heid was de bemanning totaal verrast. Hoe het ook zij, de houten machine spatte uit mekaar en geen van beide inzittenden, allebei met de graad van Pilot Officer, had een schijn van kans.

Het waren de piloot Geoffrey Downe, een 25-jarige Australiër uit Victoria, en zijn navigator, Alfred Groves, een 28-jarige Brit. Over de Downe weten we dat hij in het dagelijk leven een clerk was, die zich in september 1940, toen de Slag om Engeland tot een hoogtepunt kwam, engageerde om vliegenier te worden.  Hij werd op een schip gezet richting Canada, doorkruiste het continent om via de Oostkust naar Groot-Brittannië te varen. Daar begon zijn opleiding tot piloot, en juni 1941 kreeg hij zijn vleugels opgespeld. Het zou nog tot 20 maart 1943 duren vooraleer hij naar een operationele eenheid, het 105 Squadron, doorverwezen werd, dat op dat moment wachtte op de nieuwe jager.

Zijn navigator Groves daarentegen had al een mooie staat van dienst. In de schoot van 107 Squadron werd hem het jaar daarvoor de Distinghuished Flying Medal toegewezen.

De lichamen van de beide overledenen werden uiteindelijk naar de Gentse Westerbegraafplaats gebracht, waar zijn de eersten waren van het Gemenebest die er een definitieve rustplaats vonden.

Op 11 maart 1943, na zijn vierde overwinning, zou Kolschek op zijn beurt de dood vinden.

 

 

Datum: 
20/05/1942
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Langerbruggestraat
Oostakker
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: RAF-bommenwerpers boven België 1940-1942, De Krijger, Erembodegem, 1993
Dhanens Piet & De Decker Cynrik & Antheunis Georges, Een eeuw luchtvaart boven Gent deel 2, Flying Pencil, Erembodegem, 2010