René Cozic

René Cozic  was een Belgische pionier die tijdens de jaren 1910-1911 deelnam aan demonstraties in België, Nederland en Scandinavië.

 

Hij was in Brussel geboren uit Bretoense ouders en had al vanaf zijn 18de jaar (1903) bij baron de Caters als mecanicien gewerkt. Cozic had al deelgenomen aan de autowedstrijd Parijs-Wenen en voor rekening van de Caters met een racewagen de “Circuit du Nord de la France” uitgereden. Hij had zijn militaire dienst gedaan in Chalet Meudon, waar hij bij de “aérostiers” (ballonvaarders) terecht kwam. Gedurende een korte tijd maakte hij zelfs deel uit van de bemanning van het luchtschip “La Patrie”.

Na zijn legerdienst in Frankrijk had hij als mecanicien gewerkt in de nieuwe vliegschool die baron de Caters samen met de gebroeders Olieslagers, Tyck en graaf Joseph d'Hespel eind augustus 1910 in St. Job in 't Goor hadden opgericht. Daar had hij ook leren vliegen met de “Voisin de course” van zijn werkgever en verwierf hij de weinig originele en later nooit meer gebruikte shownaam “de 's Gravenwezelse Duivel”.

De eerste vliegmeeting waaraan Cozic met een Voisin deelnam, greep plaats in Sint-Job-in-'t-Goor zelf. Hij werd de piloot van de Oostendse garagehouder Williame.

Op 4 november 1910, voorlaatste dag van de Kempense vliegweek, haalde zijn herbouwde tweedekker een officieel gecontroleerde hoogte van tweehonderd meter en gedurende 32 minuten bleef hij rondjes vliegen boven de uitgelaten toeschouwers. Met deze eerste vlucht verwierf hij gelijktijdig de prijzen van deelname aan de vliegweek en van “débutant” (beginneling).

Pas zes dagen later, op 10 november 1910, behaalde Cozic het Belgische vliegbrevet (nr. 23) samen met Emile De Heel en luitenant Alfred Sarteel door op het vliegveld in Sint-Job-in-'t-Goor zonder begeleider de drie hieronder beschreven proeven met brio af te leggen:

a) twee afstandsvluchten waarbij de aspirant telkens zonder landen ten minste vijf kilometer in circuit vloog.

b) één hoogtevlucht waarbij hij op minstens vijftig meter boven zijn startplaats “planeerde” en daarna een landing in glijvlucht met motor-af uitvoerde.

Voor die afstandsproeven had men in Sint-Job-in-'t-Goor twee pylonen vijfhonderd meter uit elkaar opgericht waarrond Cozic telkens alternerende bochten moest beschrijven zodat hij een reeks circuits in achtvorm uitvoerde om zijn opgelegde afstand van vijf kilometer te vliegen. Tijdens het landen schakelde Cozic telkens net iets voor de wielen de grond raakten de motor uit en op minder dan vijftig meter van een vooraf opgegeven punt stond zijn vliegtuig stil.

René Cozic zal vermoedelijk een der laatste Belgische piloten zijn geweest die de vliegkunst al 'demonstrerend' leerde.

Zijn schitterend debuut tijdens de vliegweek in Sint-Job-in-'t-Goor was vooral te wijten aan de drastische verbeteringen die Cozic aan de oude Voisin had aangebracht. In de loods van baron de Caters had hij de lamme eend  grondig gemodificeerd.

Ter vervanging van de te zwakke Miolans motor monteerde hij een fonkelnieuwe E.N.V. motor van 60 pk. Deze Franse 8-cilindermotor (gemonteerd “en V”) heette volgens vaklui tot de beste vliegtuigmotoren te behoren die er toen bestonden. De nieuwe krachtbron dreef een aluminiumschroef Voisin aan en stond bekend als de lichtste watergekoelde motor in aanbod. Op de uiteinden van de beide vleugels had hij vier indrukwekkende rolroeren bevestigd die met een voetstang werden bediend. Om zoveel mogelijk gewicht te sparen had hij ook het stalen chassis van de Voisin vervangen door een onderstel van het Farman type, waarbij de wielen door schokbrekerskoord waren geveerd en houten landingsschaatsen het risico van een neusstandje tot een minimum beperkten. Bij een landing op het strand zou dit zijn onmiskenbare voordelen blijken te hebben. De piloot zat open en bloot op een stuurstoeltje voor de vleugels. Dat bij een eventuele 'crash' de achter zijn rug geplaatste omvangrijke radiator, twee reservoirs en de 130 kilo wegende E.N.V.-motor zijn lenden zouden verpletteren, was een schrikbeeld dat Cozic nooit losliet.

Vervolgens nam Cozic samen met de eigenaar van de Voisin, Williame, deel aan  demonstraties.

De Kortrijkse vliegweek (20-27 november 1910)

Een Kortrijkzaans sportcomité, samengesteld uit de schepen Georges Vandaele, Jules Boone, drukker Amand Gerney en kolenhandelaar Omer Vanlerberghe had inderdaad contact opgenomen met Williame, directeur van de Société Internationale d'Aviation d'Ostende om van 20 tot 27 november 1910 onder de auspiciën van baron Raoul de Vrière, voorzitter van de Aéro Club d'Ostende et du Littoral, een groots vliegfeest te organiseren op het terrein van de hippodroom Ter Linden in Kortrijk.

Enkele dagen voor de vliegdemonstraties moesten aanvangen vervoerde men het vliegtuig van de Oostendse maatschappij per trein uit Sint-Job-in-'t-Goor naar Kortrijk en in een ruime tent sleutelden Cozic en een plaatselijke mecanicien het vliegtuig vakkundig in elkaar. Uit een verslag, verschenen in “Le Carillon” van 15 december 1910 blijkt dat een van zelfvertrouwen blakende Cozic zich al aan over land vluchten waagde.

De vliegweek in Kortrijk

Door de regen, vijand van alle openlucht manifestaties, werd de openingsdag, zondag 20 november, een echte tegenvaller. Desondanks heeft het talrijk opgedaagde publiek het vliegveld niet moeten verlaten zonder iets gezien te hebben.

Piloot R. Cozic, gebruikmakend van een korte weersverbetering, heeft zijn vliegtuig buiten gebracht en is er mee opgestegen. Gedurende enkele minuten heeft hij met een werkelijk indrukwekkende meesterschap zijn kunnen gedemonstreerd.

Door het mooie weer begunstigd heeft de tweede dag de grote massa naar het vliegterrein “Les Tilleuls” gelokt. Voor de gelegenheid had men op de hippodroom de nodige aanpassingswerken uitgevoerd zodat het succes verzekerd was. Tijdens zijn eerste vlucht evolueerde Cozic boven Stasegem en Harelbeke. Enkele minuten later steeg hij opnieuw op en vloog nu boven het vliegplein en de omringende landerijen.

Dinsdag, de derde dag van de vliegdemonstraties, stond er in de vroege namiddag een stevige bries die aanvankelijk elke vliegpoging verhinderde. Pas om 3 u. 30 kon de aviateur zijn toestel buiten de tent opstellen om zijn vliegvertoning te beginnen. Ditmaal vloog hij recht op Deerlijk aan, cirkelde boven die gemeente en keerde over Harelbeke terug naar Kortrijk. Tot tweemaal toe kwam hij tot boven het vliegplein en na een laatste tocht over Stasegem en Zwevegem keerde hij in glijvlucht terug naar zijn vertrekpunt.

Zondag 27 november, en laatste dag van de manifestatie, groeide uit tot een grootse vertoning. Het was koud; de lucht opwekkend en “piquant”. Omstreeks 3 u.  begon de sympathieke Cozic zijn laatste vlucht en snel bereikte hij een hoogte van 100 meter. Weer hinderde een heftige wind zijn evoluties en het toestel werd flink dooreen geschud.

De onvervaarde aviateur leverde een moedige strijd tegen de elementen, slaagde er in boven te blijven en stuurde zijn 'aeroplaan' in rechte lijn naar Harelbeke. Hij ging stunten boven Deerlijk, Beveren aan de Leie, Zwevegem en Stasegem en kwam terug boven zijn hangar planeren. Zonder landen hernam hij zijn vliegende zwerftocht naar de kloktorens van de omliggende gemeenten om 15 minuten later onder het geestdriftig applaus van het enthousiaste publiek in een “superbe vol plané” op zijn startplaats te landen.

Die dagen groeiden uit tot een succesrijk sportevenement zowel voor de rurale als de stadsbevolking van het Kortrijkse.

Die laatste vlucht duurde officieel 21'48”. Na de landing werd Cozic in triomf op de schouders rondgedragen: bloemen, tuilen, handdrukken en een warme speech door Schepen Vandaele beëindigden deze memorabele, feestelijke dagen. Eindelijk wenkte nu ook voor Williame en de aandeelhouders van de Oostendse “Société Internationale d’Aviation” het succes.

De eerste vluchten in Oostende

Na Kortrijk trok Cozic naar Lille (Rijsel) en Roubaix, maar over deze manifestaties konden we tot nu toe nergens enig verslag terugvinden.

In de tweede helft van december kwam Williame met vliegtuig en piloot fier als een gieter naar Oostende terug. In de stedelijke vliegtuigloods in Mariakerke stak men het toestel met uiterste zorg in elkaar. Vooral de motor werd extra onder handen genomen, want nog voor het jaareinde wilde Williame zijn sceptische stadsgenoten bewijzen dat zijn ‘Pusher’ nu ook in Oostende kon vliegen.

Op 31 december daagden in Mariakerke enkele leden van de A.C.O.L. als officiële waarnemers op en heel omzichtig werd de 'aeroplaan' op het strand geduwd. Minutieus controleerde Cozic de spankabels, rolroeren en staartsectie en na een laatste controle van olie- en benzinepeil en een ultieme wreef met de poetsvod over de spankabels, nam hij plaats in de stuurschuit op zijn houten zitje.

De mecanicien Dominique kroop tussen de staartdragers en vatte de schroef met beide handen vast. Na het ondertussen klassieke “Contact af?” draaide hij de schroef enkele malen door om de eerste spuitjes benzine in de cilinders te krijgen en vervolgde daarna met “Contact?”. Met een stevige ruk zwaaide hij de aluminium propeller tot een glinsterende schroefcirkel en maakte zich haastig uit de voeten.

In “L'Echo d'Ostende” van 1 januari 1911 verscheen over deze proefvlucht volgend verslag:

                                                       Mooie vlucht van Crozic (sic)

Bij het ter perse gaan telefoneert men ons dat de aviateur François Crozic (sic) deze namiddag op het strand in Middelkerke een mooie vlucht heeft uitgevoerd met een toestel van eigen makelij.

Crosic (sic) is opgestegen om 3u. 59' 45” in de richting van Nieuwpoort; hij is vervolgens teruggekomen tot boven het Kursaal en om 4 u. 10' 50” is hij zonder problemen geland voor het Sacré Coeur gebouw. Deze vlucht duurde dus 11' 9”. Gemiddelde snelheid 60 km/u. Windsnelheid: 6 m / sec. Gemiddelde hoogte: 60 m.

Uit de foute schrijfwijze van de naam in dit korte bericht blijkt dat René ‘Cozic in Oostende toen nog een illustere onbekende was. Williame had de pers niet uitgenodigd op deze proefvlucht onder toezicht van officiële waarnemers.

Naar zijn beweegredenen hebben we het raden. Misschien hadden de vorige mislukkingen van onze pionier en de schampere commentaren in de plaatselijke kranten Williame zo geschoffeerd en voorzichtig gemaakt dat hij voor deze eerste testvlucht liever geen op sensatie beluste persmensen om zich heen zag. Je weet maar nooit...

Mogelijk vreesde hij ook dat, als aan deze proef vooraf veel ruchtbaarheid werd gegeven, een te grote toeloop van volk de belangrijke testvlucht zou hinderen of misschien zelfs onmogelijk maken.

Of misschien was Cozic aanvankelijk alleen van plan geweest een korte proefvlucht te maken om de werking van rolroeren en motor te controleren. Williame had echter wel officiële waarnemers, vrienden van de A.C.O.L., uitgenodigd en toen Cozic weer veilig aan de grond stond, belde iemand onverwijld de reporters van de plaatselijke kranten op om hen het heuglijke nieuws te melden.

Voor de tweede proefvlucht in Oostende op vrijdag 6 januari 1911 had Williame wel de perslui uitgenodigd. “Le Carillon” deelde zijn lezers achteraf mee dat Cozic gedurende 22' 47” 5 boven het strand had gevlogen onder de officiële controle van de A.C.O.L. waarnemers. Windvlagen hadden het toestel om de haverklap uit het evenwicht gebracht, maar telkens weer ving Cozic met zijn vier rolroeren de windstoten behendig op en herstelde onmiddellijk de horizontale vlucht. Wat een verschil met de vorige versies van dit toestel! Na een korte beschrijving over René Cozic besloot de krant:

Hij is zeer voorzichtig en controleert zelf zijn vliegtuig voor elke vlucht aanvangt.

Regen en wind verhinderden daarna gedurende meer dan een maand elke vliegpoging, maar voor dinsdag 13 februari 1911 had de S.I.d'A d'O. bij monde van baron Raoul de Vrière degelijke demonstratievluchten aangekondigd.

Het was een frisse maar zonnige dag en heel sportief Oostende was naar de dijk getrokken om Cozic te zien vliegen.

In “Le Carillon” van 16 februari 1911 rapporteerde men:

M. R. Cozic heeft maandag omstreeks half vijf twee prachtige vluchten uitgevoerd. De eerste maal vloog hij tussen het Kursaal en het Palace Hotel op een hoogte van 100 meter. De tweede maal nam hij de trouwe Dominique (mecanicien bij Williame) mee tot boven Middelkerke en na een tiental minuten vlucht keerde hij terug “acclamé par la foule”.

Na zijn landing werd M. Cozic uitbundig gefeliciteerd door de aanwezige leden van de plaatselijke vliegclub. Het toestel steeg gezwind en de landingen waren uitmuntend. Een proces-verbaal, opgesteld door onze Aero Club 'officials' en overgemaakt aan de Belgische nationale Aero Club, vermeldde:

13 februari 1911: vlucht van 14 min. 32  sec.

13 februari 1911: vlucht met passagier van 34 min. 8 sec.

14 februari 1911: vlucht van 11 min. 25 sec.

Deze laatste vlucht moest inderhaast worden onderbroken daar de mist plots als een muur uit zee kwam opzetten en de piloot dreigde hierin verzeild te geraken.

Ter ere van Cozic zal de A.C.O.L. in het Hotel de la Couronne een banket organiseren om de erkentelijkheid van het Oostendse publiek te tonen. De inschrijvingsprijs, wijn niet inbegrepen, werd bepaald op 5 frank. Op dit banket zal de voorzitter baron Raoul de Vrière hem een zilveren schaal aanbieden.

Op 22 februari 1911 ging het groots opgevatte banket door en menig roemer wijn werd geledigd op het verdere succes van de Société Internationale d'Aviation d'Ostende.

Helaas, in werkelijkheid zag de financiële toekomst er voor de Oostendse luchtvaartmaatschappij lang niet zo rooskleurig uit als sommige het zich wel voorstelden. Piloten en vliegtuigen waren er nu bij de vleet en zowat overal had men al vliegdemonstraties gegeven zodat het sensationele er bij ons af was. Prestaties als rondjes vliegen op amper honderd meter hoogte kon de massa niet langer boeien en zelfs de hoogte- en duurrecords haalden nog slechts occasioneel de voorpagina van de kranten. In 1911 zouden slechts de memorabele lange afstandsvluchten of etappevluchten zoals een “Ronde van Europa” de nationale passies voor de luchtvaart een ultieme keer hoog doen oplaaien.

Maar voor dergelijke vluchten was het vliegtuig van Williame eigenlijk weinig geschikt en voor de banale vliegdemonstratie was de concurrentie zo toegenomen dat slechts beroemde piloten hiervoor nog werden gevraagd. Dit verklaart misschien waarom Williame een meer lucratieve toekomst voor zijn maatschappij in het buitenland ging zoeken.

Cozic trekt naar het buitenland

Hoe Williame en Cozic ooit in Zweden zijn verzeild geraakt, hebben we nergens kunnen achterhalen, maar eigentijdse kranten verspreidden het nieuws dat zij met vliegtuig en mecanicien op 17 maart 1911 uit Antwerpen naar Zweden waren afgevaren.

De stad Gothenburg had hen gecontracteerd om daar gedurende een week vliegdemonstraties te houden. Ondanks vervaarlijke windstoten vloog Cozic er op 26 maart 1911 hoog boven een jubelend publiek. Daarna trok hij naar Kopenhagen en Malmö om zijn broodheer te dienen.

Op 7 mei 1911 om 7 uur 's avonds steeg hij in Malmö op en vloog in 40 minuten over het Sund naar Kopenhagen. Tijdens deze vlucht hadden oorlogsschepen van de Deense marine hem op zijn gevaarlijke tocht begeleid, klaar om hem bij een eventuele motorhapering uit zee op te pikken.

Op 6 juni 1911 vloog hij opnieuw in Stockholm gedurende één uur in aanwezigheid van de Koninklijke familie. Achteraf vroeg de koning hem honderd uit over de nieuwe sport.

Begin juli waren zij terug in Oostende, want op 4 juli om 8 uur 's avonds voerde Cozic een niet aangekondigde testvlucht uit om zijn nieuwe motor te beproeven. Volgens “L'Echo d'Ostende” rende iedereen nieuwsgierig de straat  op om te weten wat er op het strand gebeurde.

In “Le Carillon” van 5 juli schreef de reporter:

                                                      Cozic terug uit Skandinavië

Omstreeks 8 u. 30' gisteravond ontstond er bij de bevolking een grote beroering. Een tweedekker verscheen plots op een hoogte variërend tussen vijftig en zestig meter boven de stad. Iedereen dacht dat het de piloot Borlay was die uit Nieuwpoort kwam gevlogen, maar het was Cozic, die vooraleer naar Leeuwarden (Nederland) te vertrekken, de nieuwe motor E.N.G. probeerde die hij pas in de tweedekker had gemonteerd waarmee hij in Kopenhagen had gevlogen. De 'aeroplanist' voerde gedurende drie kwartier een gracieus ballet op en oogstte een enorm succes. Zijn barograaf duidde achteraf een hoogte aan van 210 meter. Hij zou die bereikt hebben boven Middelkerke.

Vliegdemonstraties in Leeuwarden

Van 12 tot 16 juli had in Leeuwarden op de Wilhelminabaan een vliegmeeting plaats waaraan deelnamen: Max Olieslagers met zijn monoplan Blériot, René Cozic met zijn Voisin biplan, Jan van Bussel met zijn groot model eendekker en Sieb Koning met zijn biplan Goupy. Net zoals in Gent in 1908 greep ook deze vliegweek plaats samen met allerhande volklokkende sportactiviteiten en een paardenkeuring. Daarnaast zorgden talrijke stalletjes en tentjes op het veld voor een leuke kermisstemming. De eerste dagen werd de manifestatie ook hier gehinderd door de sterke wind, maar uiteindelijk konden alle piloten er toch hun ding doen.

In de Leeuwarder Courant van 12 juli 1911 schreef men hierover:

Breed en zonnig lag het grasveld in de blakerende lichtgloed te blakeren: een wijde vlakte met de blauwe, witbewolkte lucht erboven. 'n Pracht van een vliegveld, roemden de aviateurs want alle eigenschappen, welke aan een aerodroom gesteld kunnen worden, zijn hier op de Wilhelminabaan aanwezig: een uitstekend terrein om op te stijgen en te dalen en voor de toeschouwers een ruim uitzicht, zodat de aviateurs tot heel, heel ver te volgen zullen zijn.

Ter zijde van het terrein heerste 'n prettige bedrijvigheid; aan het complex hangars werd nog hard gewerkt; de timmerbazen legden de laatste hand aan den hangar, waarin Koning's toestel ondertussen al gemonteerd werd en boven op de bedekkingen waren werklieden bezig met het leggen van asfalt; schilders weerden zich om de open muurvlakte met reclames te beschilderen en tussen al deze bedrijvigheid door werkten de monteurs kalm en gedecideerd voort aan het monteren der toestellen; richtte deze of gene een vraag tot hen dan werd met welwillendheid geantwoord, maar overigens lieten zij zich bij hun nauwkeurige, uiterst zorgvuldige arbeid door niets afleiden.

Van de toestellen der aviateurs zijn er reeds een drietal aangekomen; alleen de hangar van Cozic staat nog leeg. In de – van den ingang af gerekend – eerste hangar staat de machine van den Groningse vlieger Sieb Koning; een oranjevlag wappert van de nok; daarnaast, in een veel grotere ruimte, de reuzenmachine van den Rotterdammer van Bussel: het rood-wit-blauwe dundoek wijst zijn nationaliteit aan; in de derde hangar -vanmiddag gesloten – staat de Blériot machine van Max Olieslagers en de bekende Belgische vlag wappert lustig erboven; in de laatste geheel verlaten ruimte, zal het toestel van den Belg Cozic komen en in afwachting daarvan is reeds de Franse tricolore op het dak ontplooid.

Te zien waren hedenmiddag dus alleen de toestellen van de heren Konig en van Bussel: de dwerg naast den reus – d.w.z. wat de toestellen aangaat.

Koning's biplan “Goupy” is een leuk, klein, elegant toestel: een zeldzaam gelukkige combinatie van biplan en monoplan; volgens de aviateur een samenstel van alleen de voordelen der beide systemen; zo heeft de 'Goupy' als tweedekker de Gnôme motor voor, - waar bij andere tweedekkers de motor achter zit. De bewegingsapparaten komen allen in één centrum tezamen en worden alleen met de hand en instinctief bewogen; het hele toestel is slechts zeven meter breed en zes meter lang en niettegenstaande deze kleine afmetingen kan Koning – en hij hoopt zéér dat er zich veel liefhebbers zullen voordoen – met een passagier vliegen en heeft zelfs met twee passagiers in dit toestel gevlogen: één op het passagiersbankje voor hem en de andere ... ja raad eens? ... op zijn schoot, de benen gekruist om hem heen!

...

De grote Blériot aeroplaan van van Bussel staat in de tweede hangar kant en klaar; een reuzentoestel, maar elegant van vorm als alle Blériot's; het heeft bij een eerste oogopslag veel van het toestel, waarmede Jan Olieslagers vorig jaar heeft gevlogen, maar behalve de grotere afmetingen onderscheidt het zich ook door enkele wijzigingen in de constructie; zo zijn bijv. bij deze “Blériot-militaire” de stabiliteitsvlakken en het diepte roer anders dan bij de “Kanaal-Blériot”. Het is echter een eendekker en ook van Bussel neemt passagiers mede; zoals wij indertijd reeds medegedeeld hebben vloog de heer van Bussel in Alkmaar met passagiers, waaronder een tweetal officieren en zal hij met deze machine ook aan de a.s. militaire manoeuvres in ons land deelnemen. Bij van Bussel zit de passagier naast den aviateur.

...

Zoo juist bereikt ons het bericht dat ook de aviateur Cozic met zijn toestel op het terrein is aangekomen, zodat hedenavond alle vier de aeroplans zullen gemonteerd zijn.

Op 13 juli 1911 verscheen in diezelfde krant:

Eenmaal de controle gepasseerd komt er ruimte. Om het grote reclamebord heen ziet men ineens het vliegterrein voor zich; 's wijdheid van horizont, waar men eerst even aan wennen moet. En al dadelijk wordt de ligging der terreinen en gebouwen duidelijk: midden in het vliegterrein tevens feestplaats voor de sportdemonstraties, links de tribunes, directietent en verversingslokalen en aan den ingang de vier, aan elkaar gebouwde hangars, schuin van dak; de vlaggen der drie vertegenwoordigde naties in top. En de opschriften duiden voldoende aan wie de vier vliegers zijn: Sieb Koning (oranjevlag), Jan van Bussel (Nederl. driekleur) John M. Olieslagers (Belg. vlag) en René Cozic (Franse vlag). Waarom deze laatste – naar wij menen een Belg – de Franse vlag voert, weten wij niet; misschien is hij, van origine Fransman. De rechterzijde van het vliegterrein wordt geheel vrijgehouden; alleen vooraan, op het afgerasterde tennisveld, is een kleine verhoging opgeslagen.

Op 14 juli kon men lezen dat Max Olieslagers de woensdagavond als eerste vier minuten had gevlogen, maar deze korte vlucht was voldoende geweest om de naam van de Belg weer op ieders lippen te laten weerklinken. Rene Cozic was de tweede.

Naast de slanke Blériot maakte de Voisin tweedekker van Cozic een enorme indruk. “Wat 'n gevaarte”, hoorden we naast ons zeggen en inderdaad geeft deze uitdrukking het beste de indruk weer, dat dit toestel in vergelijking met het andere, maakt. Breed staan de beide reuzenvlakken ter weerszijden uit een; een eigenaardig effect maakt het den aviateur geheel voor zijn toestel te zien zitten, als het ware door twee armen naar voren geheven. Motor, hoogtestuur, zijvlakken, alles is achter den aviateur; als een koetsier op den bok van een rijtuig zit de vlieger voorop, het stuurrad alleen in de hand.

Na een mislukte opstijging (4) ging René Cozic om 8 uur 32 minuten omhoog. Dit toestel in de lucht te zien, was weer wat anders; dit hadden we hier het vorig jaar nog niet gezien en dus volgde ieder met belangstelling deze schone vlucht die drie minuten duurde, en besloten werd met een zeer fraaie landing, onder het gejuich der menigte.

Op donderdag 13 juli had Max Olieslagers minder geluk, want hij reed met zijn toestel bij het opstijgen recht op het publiek in. Een dame werd ernstig gekwetst, een 'mejuffrouw' verloor hierbij haar rechterarm tot beneden de elleboog terwijl een derde dame zware kneuzingen aan de enkel opliep. Eindelijk op zondag 18 juli rapporteerde men in de Leeuwarder Courant:

Cozic vliegt

Als er gevlogen wordt, zou het betrekkelijk spoedig moeten plaats hebben. De ‘aviateurs’ waren bij hun hangars. Van Bussel stond in zijn hangar, hing over het onderschot en bezag met aandacht de lucht. Het weer vertrouwde hij niet te best en 't woei hem nog te hard. Koning lag met zijn monteurs achter de greppel, tegenover de hangars en scheen wel krijgsraad te houden. Als 't enigszins kon, had hij gezegd, wilde hij wel vliegen. Cozic zat op een bank voor de hangar, bekeek de lucht en had ogenschijnlijk ook geen vliegplannen meer. Eensklaps, omstreeks half negen stond hij op en zei dat hij wilde vliegen. Bijna ter zelfde tijd deed dat ook Koning. Precies om half negen werd de hangar van Cozic geopend en werd de grote Voisin tweedekker op het veld gereden. De muziek, die den gehele dag weer als vorige dagen zich onvermoeibaar had getoond, plaatste zich voor de hangar en zette de “Marseillaise” in. Nadat de aviateur zijn volkslied had aanhoord, stapte hij voorop zijn groot luchtschip en deed de schroef in beweging stellen. Zij, die voor de hangars stonden, konden het achter het vliegtoestel niet uithouden van den ontzettende wind, die dit wentelen der schroef maakte.

Koning, zoo was inmiddels bepaald, moest wachten met opstijgen totdat Cozic teruggekeerd zou zijn.

Om 6 minuten over halfnegen ging Cozic sierlijk omhoog in de richting Noordwest ten Westen. Majestatelijk dreef het grote gevaarte op betrekkelijk geringe hoogte voorwaarts, ging dan als steigerend omhoog, klom tot 50, dan 70, eindelijk 100 meter. Ter hoogte van Marssum misschien – het is natuurlijk moeilijk te schatten – keerde de vlieger naar links beschreef een grote boog en verdween achter de fabriek “Fortuna”. Het brommen van de motor bleef men horen. Terwijl een ieder de machine links van Fortuna verwachtte, kwam zij weer rechts er van te voorschijn. Cozic was dus andermaal tegen den wind ingedraaid, omcirkelde het vliegterrein en scheen uit den verste rechterhoek te willen landen. Maar ziet, daar wendde het vliegtuig nogmaals tegen den wind in en verwijderde zich weer. Hij daalt, hij daalt – klonk eensklaps over het terrein. En waarlijk zag men de machine dalen. Hij is geland werd er weer van hogere post gemeld en dat bleek juist.

Cozic landt in een weiland

tussen de Marsummerweg en de Harlinger vaart halfweg Marssum. Het was kwart voor negen. 't Was toen een geren op 't veld van je welste. Men kon nooit weten wat er gebeurd was. Comitéleden, een geneesheer, politiemannen en enkele verslaggevers renden naar het eind van het terrein en toen ging het verder over weilanden, sloten, spoorweg en landweg naar de plek waar de machine stond. Zij stond vlak bij een slootje, met den kop naar het vliegterrein gekeerd. Onderweg was de tijding al gekomen dat de ‘aviateur’ gezond en wel naast zijn machine stond. In een ommezien waren de naburige weilanden zwart van mensen, die 't Cozic en zijn monteurs – in zijn volgauto gekomen – maar lastig maakten. De politie begon dan ook dadelijk ruim baan te maken wat niet gemakkelijk ging. Toen er wat ruimte was, werd de machine verrold, zodat zij op een meer gunstige plaats stond en daar zou zij voorlopig blijven.

Cozic's machine gedemonteerd

Dat alles gebeurde, terwijl men bij Cozic's machine aan het beraadslagen was hoe ze te vervoeren. Aanvankelijk scheen er nog een kansje, dat de machine in zijn geheel naar het vliegterrein zou worden gebracht. Maar dat was volgens den aviateur en de monteurs onmogelijk; het gevaarte was te groot. Er zat dus niets anders op dan het te demonteren. Onmiddellijk liet men nu de benzine uit het reservoir weglopen. Cozic ging naar het vliegterrein terug om gereedschappen en hulp te halen. Toen wij later met de heren Cozic en Olieslagers naar de plaats der daling reden, vertelde de eerste dat er veel wind was en slechte wind. De daling in het weiland was gedaan omdat een landing op het terrein voor het publiek gevaarlijk had kunnen worden met zulk een wind in den rug. De landing was kort gezegd, geschied “pour ne pas faire des accidents”. Dit tekent de ernstige ‘aviateur’.

Even over den lokaalspoorweg op den Marsseummerstraatweg zagen wij het toestel aan den linkerkant liggen, belicht door een der grote autolantaarns.

De vleugels van het toestel deden als grote lichte vlekken in den donkeren achtergrond, waarin zich hier en daar menselijke figuren aftekenden. Er was toen nog wat publiek, maar na tienen begon het hard te verminderen.

Er is toen een paar uren hard gewerkt door de beide genoemde aviateurs en hun monteurs. In het fantastisch schelle licht, dat door zijn schelheid scherpe schaduwen wierp, zag men de mannen werken met een vaardigheid, die de bewondering verdient. Frans en Vlaams werd er door een gesproken; korte aanwijzingen werden gegeven wat nu en wat vervolgens moest plaats hebben en het werk vlotte uitstekend. En van het veld uit gezien, schoten kleine lichtjes langs den donkeren straatweg, even verdwenen zij achter de bomen om dan weer zichtbaar te worden en een lange glinsterende slang kroop voorbij. Het waren de lichtjes van voorbijrijdende fietsers die huiswaarts gingen; het was den stoomtram met zijn verlichte raampjes.

Om tien minuten voor half elf werd de grote motor, waaraan ook de zitplaats is verbonden, er uit gelicht, om kwart voor twaalven lag het gehele toestel gedemonteerd onder een groot zeil opgeborgen. Het is daar tot vanochtend 6 uur onder bewaking der politie achtergebleven, toen is het naar het vliegterrein vervoerd en daar verder ingepakt

Was Cozic, na het ongeval van Olieslagers, bang dat hij bij het landen ook op het publiek in zou vliegen? Misschien wel, want ondertussen was er al een hele betwisting ontstaan over wie nu voor dit vliegongeval moest betalen. Het vliegcomité had zijn wettelijke aansprakelijkheid laten verzekeren bij de Zwitserse maatschappij Winterthur, maar die wilde niet betalen omdat zij ervan uitgingen dat het comité aan dit ongeluk niet schuldig was. Gelukkig, voor de onfortuinlijke slachtoffers en de aviateur was de verzekeringsmaatschappij van Olieslagers wel bereid om alle ongelukken op het terrein te vergoeden.

Cozic en William schreven zich in voor de Ronde van België. René Cozic werd als twaalfde deelnemer aanvaard. Maar al op de eerste dag werd zijn toestel bij een 'crash' kort na het opstijgen onherstelbaar vernield. Tot grote opluchting van Williame kwam Cozic er met de schrik en enkele blauwe plekken van af.

Een Voisin Sommer

Gelukkig had de Société Internationale d'Aviation d'Ostende, amper een paar weken voordien, een Sommer/Voisin-vliegtuig voor een prikje kunnen afkopen van baron de Caters. Williame was er van overtuigd dat zijn piloot in de 'Ronde van België' een denderende prestatie zou neerzetten. Misschien wel wat iets te roekeloos, sloot hij met een sportvereniging van Roeselare een contract waarin hij zich verbond om van 27 tot en met 30 augustus in de Rodenbachstad vliegdemonstraties te geven. Daar Cozic nog nooit met de Sommer/Voisin had gevlogen, wilde hij toch nog vooraf op het strand in Oostende deze kist op zijn vliegwaardigheid testen.

Op 23 augustus, om 5 u. 35' voerde Cozic met zijn nieuw toestel een eerste proefvlucht uit op het strand in Mariakerke. Na enkele rolproeven en wat gepruts aan de motor steeg Cozic op en verdween richting Middelkerke op een hoogte van amper vijftig à zeventig meter. Enkele minuten later kwam hij al terug in zicht en landde het toestel weer veilig op het “estran”. Deze korte vlucht had duidelijk aangetoond dat de tweedekker weliswaar vliegwaardig was, maar Cozic was helemaal niet te spreken over zijn prestaties. Om veilig aan de vliegmeeting in Roeselare te kunnen deelnemen, verklaarde hij aan Williame, moesten zowel de motor als de vliegtuigcellen grondig worden bijgeregeld.

Het vliegfeest van Roeselare

Hoewel Cozic wat overmoedig had aangekondigd dat hij “par la voie des airs” naar Roeselare zou vliegen, verkoos Williame het toestel met paard en kar naar Roeselare te transporteren. Één dag voor de vliegmeeting startte, bevond zijn ‘aeroplaan’ zich nog in kisten verpakt in een tent op het sportterrein iets buiten het centrum van de Rodenbachstad.

In 'L'Echo d'Ostende' van 31 augustus 1911 verscheen over dit weinig gekende vliegfeest het volgende verslag:

Duizenden en duizenden mensen hebben zondag ll. de eerste dag van de vliegmeeting in Roeselare bijgewoond. Naast René Cozic namen ook de gebroeders Olieslagers deel aan de vliegdemonstraties. De 'Antwerpse Duivel' opende de meeting omstreeks 5 u. Na verschillende malen omheen het vliegveld te hebben gecirkeld, landde hij “en vol plané” voor de tribune. Daarna kwam Cozic aan de beurt en ook hij vloog zijn rondjes boven de juichende massa toeschouwers.

Daarna steeg broer Max Olieslagers tot op een hoogte van tweehonderd meter en verdween tot grote ontsteltenis van de aanwezigen opeens uit het zicht. Pas 25 minuten later keerde hij terug en landde hij onder een daverend applaus. René Cozic en Jan Olieslagers vertrokken toen bijna simultaan. Spoedig bereikte Jan weer een grote hoogte. Ongeveer vijftien minuten later streken beiden weer neer “aux acclamations de l'assistance” waarvan de meeste nog nooit een vliegtuig hadden zien vliegen.

Tijdens de drie resterende dagen vlogen de piloten naast hun klassieke vliegveldrondjes ook enkele over land vluchten naar de omringende gemeenten. Zo vloog Cozic op maandag 28 augustus tot Hooglede, cirkelde enkele malen boven de dorpskern en keerde op een hoogte van honderd meter terug naar het landingsterrein. Op dinsdag 29 augustus, markdag in Roeselare, greep onder een stralende zon de snelheidswedstrijd Roeselare (vliegveld) – Rumbeke (kerktoren) en terug plaats. Hoeft het gezegd dat Jan Olieslagers met zijn veel snellere Blériot deze confrontatie tussen de een- en de tweedekker met minuten voorsprong won.

De laatste dag werden nog enkele rondjes gevlogen, maar de grote belangstelling van de eerste dagen was toen al enigszins zoek.

Terug naar Scandinavië

Cozic, die weer in Denemarken contractueel moest vliegen, vertrok meteen op 8 september 1911 per schip uit Antwerpen. Over de prestaties van René Cozic tijdens zijn tweede verblijf in Skandinavië heb ik maar weinig precieze gegevens teruggevonden. In een boek over het prille luchtvaartgebeuren in Zweden vermeldde de auteur Orjan Lüning (The history of airmail in Scandinavia) dat Cozic op 28 september 1911 enkele brieven meenam tijdens zijn vlucht van Amager via Hilleröd (Denemarken) naar Helsinborg. (Zweden),

Na de vliegmeetings in Denemarken en Zweden keerde garagehouder Georges Williame terug naar Oostende. Helaas de glorierijke dagen van de pioniersluchtvaart waren voorbij. Niet langer organiseerde men vliegdemonstraties waarop men als piloot mooie geldprijzen kon verdienen, want nu had bijna iedereen wel ergens piloten in hun gammele vliegtuigen aan het werk gezien. Om een dreigend faillissement van de Société Internationale d'Aviation d'Ostende te voorkomen, besloten Williame en zijn zakenpartners van de vliegclub de zaak op te doeken. Het vliegtuig werd verkocht en Cozic probeerde nog even om in St. Job zijn brood te verdienen als piloot. Maar ook daar waren de mooie toekomstplannen van baron de Caters niet uitgekomen. Zijn betrachting om zijn vliegtuigen 'Aviatik ', gebouwd door de Antwerpse vliegtuigbouwer Bollekens, aan het Belgische leger te verkopen en om de militairen bij hem in St.-Job tot piloot op te leiden waren door ridder Jules de Laminne de grond in geboord.

In de Oostendse kranten verscheen medio december 1911 het bericht dat onze geadopteerde stadsgenoot René Cozic op voorstel van baron de Caters door de Turkse regering was aangeworven om in Tripoli verkenningsvluchten uit te voeren voor het leger. Het was de laatste maal dat wij in Oostende nog iets over deze Belgische pionier hoorden.

Vermoedelijk vestigde hij zich na zijn Turks avontuur in Frankrijk. Hij overleed op 3 mei 1925.

Datum: 
01/04/2013
Personalia: 
Cozic René
Locatie


Bronnen: 
Major Walter, Vleugels boven Oostende, Flying Pencil, Erembodegem, 2010