'Ossie' Osbornes offer - Nieuwerkerken, 9 november 1944

Onze speurtocht naar het lot van deze vliegenier begon bij een bezoek aan de Aalsterse begraafplaats, waar op een grijze zerk te lezen staat : “OSBORNE William Ward - Flying Officer - R.A.A.F. - Melbourne 20.2.1922 - Belgium 9.11.1944 - KILLED IN ACTION”. Zijn graf wordt onderhouden door de Aalsterse vereniging Erkentelijkheid. William Osborne rust er o.m. bij de Britse slachtoffers van de luchtaanval op de Zeebergbrug op 10 mei 1940, en naast Etienne Geerinckx, de Aalsterse agent die zijn missie en valschermsprong in 1943 niet overleefde. Het is de enige herinnering aan Osborne in onze streek, maar eigenlijk verdient hij meer. 

Met pijn in het hart zagen Hilda en Pat Osborne hun enige zoon Ward vertrekken uit Melbourne. Hij had zijn elementaire vliegopleiding achter de rug en zou de boot Australië-Canada nemen. De student Sociale Wetenschappen werd een volleerd jachtpiloot en kreeg zijn jachtopleiding op Harvards, Hurricanes, Spitfires en tenslotte, de Typhoon.

In oktober 1944 werd hij opgenomen in het 247 “China-British” Squadron, een eenheid die op heel wat financiële steun van de Britse inwoners van Hong Kong kon rekenen. De eenheid stond tijdens die periode op Eindhoven gestationeerd en opereerde voornamelijk boven Nederland.

Op 12 oktober 1944 vloog Ward zijn eerste operatie. Het 247 Squadron werd er op uit gestuurd om voertuigen in Nederland aan te vallen. Eén van Wards strijdmakkers, Jack Meechan, noteerde in zijn dagboek : “Tatters nam weer eens de leiding voor de laatste “show”, ze vonden en vernielden twee vrachtwagens. Het was tevens de eerste missie voor Tatters nummer 2. Het is een Australiër, hij heet F/O Osborne. Hij voelde zich meteen thuis in het squadron, en laat ons hopen dat hij nog lange tijd onder ons mag blijven.”

De volgende dag, om 14u39, startte Ward Osborne de motor van zijn Typhoon voor een tweede operatie boven Nederland. Onder zijn vleugels had het grondpersoneel acht zware raketten gemonteerd, waarmee hij een hoofdkwartier bij Oostrum moest bestoken. In het dagboek van Jack Meechan lezen we : “Na een snelle maaltijd vertrok het team onder leiding van de Wing Commander en Tatters om de Teutonen een pak rammel te geven. Rond het doelwit, een Panzer Hoofdkwartier bij Oostrum, vloog alles de lucht in. De aanvallen verliepen toch vrij rustig. Wanneer we het doelgebied verlieten, lieten we vele vuurhaarden en grote explosies achter. Osborne, onze nieuwe piloot, kreeg een splinter van een flakgranaat in één van zijn brandstoftanks en keerde huiswaarts, een lange stroom verstuivende benzine achter zich latend. Hij maakte een perfecte kraaklanding op een drassig vliegveldje en keerde later terug. Hij was niet onder de indruk van zijn ervaring.”

Op de stralende ochtend van 21 oktober, om 9u.37, brulden acht Typhoon-motoren, klaar voor een gewapende verkenning in de streek van Venlo, Roermond, Kempen en Wesel. De start verliep niet zoals het hoorde. Jack Meechan :

“Pinky kon niet opstijgen want een lid van het grondpersoneel kwam op de onzalige gedachte doorheen de schroefcirkel van zijn Typhoon te wandelen. De man hield er flinke hoofdpijn aan over. Ikzelf moest vroeg terugkeren aangezien ik motorpech had. Door deze omstandigheden werd Osborne verplicht een sectie te leiden. Hij was nog maar aan zijn vierde operatie toe, maar zou zich uitzonderlijk goed van zijn taak kwijten... Ze vonden een locomotief maar deze werd meteen buiten bedrijf gesteld door één salvo van de raketten (één zo’n raket is voldoende om de stoomketel open te rijten en zelfs de locomotief uit de sporen te lichten). Na dit kleine succesje cirkelden ze rond een kar getrokken door paarden. Bij nader toezien betrof het hier een melkwagen, en de aanval werd afgeblazen. Maar wegens één of andere vreemde reden werd deze melkwagen verdedigd door een woud van lichte luchtafweerkanonnen. Bij onze terugkeer werden we nog achtervolgd door enkele salvo’s uit het 88mm-geschut. Niemand werd geraakt, maar het waren weer eens enkele van die urenlang-durende seconden...”

Dergelijke acties vergden heel wat van de Typhoon-piloten. Het slechte weer tijdens de laatste week van oktober 1944 schonk een welkome rustperiode aan de vliegeniers op Eindhoven. Ward Osborne wordt in het squadron “Ossie” genoemd, een vermenging van zijn familienaam en het feit dat hij Australiër (“Aussie) was.

Crusher en Ossy Osborne stelden het kompas in een vliegtuig af. De overigen slenterden wat rond.... Het is zo fijn zich eens geen zorgen over de toekomst te moeten maken; om ‘s morgens lekker in bed te blijven liggen, om te kunnen eten op gezette tijden...” aldus Jack Meechan. En op 28 oktober : “Al, Jock Coull en “Ossie” maakten van hun 48-uren durend verlof gebruik om eens naar Brussel af te zakken, om zich eens te vermaken in die fijne stad.”

Maar na Ossies thuiskomst op de basis stond zijn naam genoteerd voor de volgende missie. Die 29ste oktober was het weer wat opgeklaard en konden de Typhoons ingezet worden. Om 16u04 startten zeven Tyffies van Eindhoven, een start die in de opperste verwarring zou plaatsvinden. Terwijl Ward Osborne over het tarmac van Eindhoven stormde begaf één van zijn banden het. De Typhoon slingerde om zijn as en schoof over de rand van de piste. In de opspattende modder en graszoden kwam de machine tot stilstand. De piloot die net achter hem kwam aanzetten, Bill Williams, kon nog op tijd zijn Typhoon in de lucht trekken, doch hij had onvoldoende snelheid. Williams vloog naar het eind van de startbaan, liet zijn raketten vallen en maakte een geslaagde buiklanding. Ossie Osborne en Wiliams kropen beduusd maar ongedeerd uit hun verhakkelde machines. 

Het squadron had de laatste weken heel wat machines verloren. Om de rangen aan te vullen kon het squadron rekenen op de  83 Group Support Unit (83 GSU), een eenheid die op Westhampnett steeds een aantal Typhoons in reserve had staan. Er moesten dringend nieuwe toestellen overgevlogen worden en voor Ward was dit de ideale gelegenheid om er eens tussenuit te knijpen. Hij begaf zich begin november naar Engeland. Op 5 november 1944 schreef hij in de Australische “Boomerang Club” te Londen zijn laatste brief naar huis :

“Beste Pa en Ma,

Zoals jullie kunnen zien geniet ik nu van een beetje ontspanning in Londen. We hadden vliegtuigen te kort en ik werd naar Engeland gestuurd om er eentje op te pikken. Wanneer ik op het vliegveld aankwam, was de machine nog niet in orde. De herstellingen zouden nog enkele dagen duren, en die breng ik nu door in Londen. Het enige probleem is dat ik nauwelijks presentabel ben. Ik werd naar hier overgevlogen in een transporttoestel, gekleed in een vuile oude battledress, zonder das en hemd. Deze moest ik meteen kopen en ik schafte me tevens een nieuwe battledress aan. Ik was toch aan een nieuwe toe.

Ik kreeg een kamer in The Howard Hotel, vrij dicht bij het Australische kwartier van Londen, Kodak House en de Boomerang Club.

Morgenochtend moet ik de eenheid telefoneren om te vragen of het toestel in orde is.

De Engelse jongens in mijn squadron ondervinden nogal wat moeilijkheden om sigaretten aan te schaffen. Maar ik kan zoveel Amerikaanse sigaretten kopen als ik wil, in Kodak House voor slechts 3 £ per karton. Ik heb er een heleboel gekocht en ik hoop dat er in het vliegtuig genoeg plaats voor is. Als mijn zakeninstinct me niet bedriegt, kan ik ze op de basis verkopen met een aardige winst !

Het is mooi weer vandaag en ik heb wat toeristische bezoekjes gebracht. Zo ging ik langs het Houses of Parliament, en stond voor N° 10 Downing Street. Er zoveel te zien in Londen...

Het centrum is nauwelijks getroffen door de bombardementen of de V-1’s - veel minder dan de kranten ons in Australië  willen laten geloven. Enkele steden in België en Nederland zijn er veel slechter aan toe - ik denk dan vooral aan Leuven.

Zo, ik hoop dat alles thuis naar wens verloopt.

Jullie liefhebbende zoon,

Ward” 

Het zou nog enkele dagen duren vooraleer de Typhoon met het serienummer JP937 vliegklaar was. Pas op 9 november begaf Ward zich naar de machine op Westhampnett. Het was een ouwe kist, met al heel wat vlieguren in de vleugels en die een grondige revisiebeurt achter de rug had. Ward startte het oude beestje en vloog weg van Westhampnett. 9 november was een dag met barslecht vliegweer. De Vlaamse kust beneden hem was bedekt met nevelslierten. Hij zette koers naar Brussel. En toen gebeurde het...

Valery Doolaege uit Nieuwerkerken herinnerde zich :

"Die middag ging ik met een paar vriendjes naar school, ik was toen 11 jaar oud.

In de Molenstraat gekomen zagen we een laagvliegend jachtvliegtuig, de motor maakte een eigenaardig geluid. Een vriend zegt : "Die gaat neerstorten". Ik antwoordde daarop : "Welnee jong, die heeft sleutels mee, die gaat dat herstellen." Helaas, ik was te optimistisch. We bevonden ons halverwege de brug over de spoorweg Brussel-Oostende toen we plots een geweldige klap hoorden. We liepen naar het uiteinde van de brug en zagen een honderdtal meter verder het vliegtuig in het veld liggen. Pas wanneer andere mensen er heen lopen durfden we ook. Een paar mensen droegen de gekwetste piloot tussen hen in weg. Ik heb hem maar enkele ogenblikken gezien. Het was een knappe kerel.

Er is daar ook iets ergs gebeurd. Een knul heeft van die jongen zijn uurwerk gepikt en dat heeft heel wat stof doen opwaaien. Toen we in de namiddag van 't school naar huis gingen, lag het vliegtuig al op een grote wagen. Soldaten lachten en wuifden naar ons. Zo verdween het beeld van het toestel en de gekwetste piloot uit mijn leven."

Wat lag aan de oorzaak van dit ongeval ? We weten nu dat de Typhoon JB937 een oude machine was, en uit Wards laatste brief leren we dat de 83 GSU heel wat werk had het vliegtuig in orde te brengen. Ondanks het feit dat de Typhoon een schitterend grondaanvalsvliegtuig was, verborg de motor een ernstige “kinderziekte”  welke moeilijk te verhelpen was. Zij stond bij de Typhoon-piloten bekend als “motorstop”, en kon op ieder moment de kop opsteken. We kunnen veronderstellen dat Wards Typhoon eveneens zo’n motorstop te verwerken kreeg.

In tegenstelling tot wat Valery Doolaege al die tijd meende, schoot Ward “Ossie” Osborne er die dag het leven bij in. Mogelijks bezweek hij korte tijd na het ongeval.

Jack Meechan noteerde in zijn dagboek : “We vernemen zopas dat Ossie Osborne vandaag een vervangingstoestel moest overvliegen van de GSU. Dit is het tweede geval van motorstop dat we deze week bij een GSU-toestel te verwerken krijgen. Het is erg om op deze manier vliegtuigen te verliezen, maar een piloot kwijtraken in dergelijke omstandigheden is het bittere einde.”

Het dagboek van 247 Squadron geeft een nog verhelderende kijk op de dood van Ward Osborne :

“F/O Osborne keerde naar B.78 van 83 GSU met een vervangingstoestel op 9 november 1944. Boven Aalst kreeg hij te kampen met motorstoring. Hij liet geen poging onbenut om een landing buiten de stad uit te voeren. Hierbij verlengde hij zijn zweefvlucht tot boven het dorp Nieuwerkerken, een randgemeente van de stad, maar hier geraakte zijn vliegtuig vanop vijftien meter hoogte in een tolvlucht, waarbij het toestel op zijn buik tegen de grond smakte. Het vliegtuig brak uit elkaar, de motor vloog een eind verderop, de romp en de vleugels braken in talloze kleinere stukken. F/O Osborne werd gedood door diverse fracturen en diepe wonden. Later werd zijn lichaam door legerpersoneel geborgen en op instructies van de 132 Wing op de Aalsterse begraafplaats ter aarde besteld. Er is een onderzoekscommissie van de 83 GSU ingesteld die de aard en de oorzaak van de motorstoring zal onderzoeken.

De exacte locatie van de crash is J3867, ten westen van Brussel. De zichtbaarheid op dat moment was erg beperkt, en dit is waarschijnlijk de reden waarom F/O Osborne zo laag vloog het moment dat de problemen zich boven Aalst voordeden.

We zullen “Ossie” missen. Het was een fijne, aardige kerel die erg fier was op het werk dat hij verrichtte. Hij was geen in het oog springende figuur, maar al de piloten hielden van hem.”

William Ward Osborne werd op 16 november te Aalst begraven. Zijn laatste brief aan zijn ouders bereikte het verre Melbourne op het moment dat hij al begraven was. Pat en Hilda Osborne zouden het verlies van hun enige zoon nooit te boven komen. Op de vooravond van 10 mei 1945 werd nog een intieme plechtigheid gehouden rond zijn graf. Sindsdien rust Ward Osborne tussen de andere oorlogsslachtoffers. Het is ietwat bevreemdend vast te moeten stellen dat er in Aalst noch Nieuwerkerken enige herinnering overgebleven is van de jonge Australiër.

 

Datum: 
09/11/1944
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Personalia: 
Osborne William
Locatie
Bremstraat
Nieuwerkerken
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996