Liberator te Waasmunster

Tijdens de maand mei 1944 werden voortdurend vliegvelden, rangeerstations en installaties allerhande gebombardeerd. Zo bombardeerden de Liberators van de 2de Divisie op 25 mei, naast Montigny-sur-Sambre en Denderleeuw, ook het rangeerstation van Mulhouse gebombardeerd. Honderdvierendertig Liberators namen deel aan deze raid, waarvan er zesendertig tot de 446 Bomb Group behoorden.

Het is ook eens interessant stil te staan bij de "levensloop" van een vliegtuig, in dit geval een Liberator. De B-24 was een ontwerp van de Consolidated Aircraft Corporation. Tussen 1939 en 1945 werden er 18 482 Liberators gebouwd in vijf fabrieken. De B-24 met het serienummer 41-29140 kwam uit een productielijn van eenentachtig toestellen van de Consolidated-fabriek in Fort Worth, Texas. Na de productie werd deze machine naar de 446 Bomb Group verwezen, een eenheid dit op dat moment zich voorbereidde in Denver, Colorado, om ingezet te worden in het West-Europese strijdtoneel. Eén van de vliegeniers die er trainde was Irving M. Day Jr., een bommenrichter.

"De splinternieuwe toestellen landden op Lowry Field. De piloten mochten ze eens testen, en hun voorkeur uitspreken of afwijzen. Maar het leek alsof niemand de arme 41-29140 wenste te vliegen. Mijn piloot was één van de laatste die kon kiezen en hij koos de "140". We besloten het vliegtuig de naam "Banger" te geven. Bommenwerpers moeten nu eenmaal bommen droppen en bommen doen "bang !", dus waarom zouden we onze bommenwerper niet "Banger" noemen ?

Eind oktober maakte de 446 Bomb Group zich klaar voor de oversteek naar Engeland. Op de weg naar Natal, Brazilië, gedroeg "Banger" zich voorbeeldig. Zijn brandstofverbruik was zo laag dat we niet eens op het eiland Ascension hoefden te landen, maar meteen konden doorvliegen naar Dakar, Senegal. De overtocht duurde elf uur. Van Dakar vlogen we in 7uur en 45 minuten naar het Marokkaanse Marrakech, onze laatste halte. Nog eens tien uur later landden we in Groot-Brittannië.

Onze Group vloog haar eerste missie op 16 december 1943. "Banger" startte op tijd, maar moest terugkeren wegens problemen met de zuurstoftoevoer. Nog andere bemanningen vlogen met onze "Banger".

Op 11 april was onze "Banger" opgenomen in het hospitaal, waar hij herstelde van de opgelopen schade tijdens een vorige vlucht. We vlogen dan maar met een andere machine, maar werden neergehaald boven Duitsland. We overleefden de oorlog als krijgsgevangenen, maar zouden onze geliefde "Banger" nooit meer terugzien.", aldus Irving M. Day in 1995.

"Banger" was intussen opgelapt en vloog van nu af missies met andere bemanningen.

Op 25 mei, omstreeks 2u. 's ochtends, kregen de Amerikanen op Bungay hun instructies. "Banger" had al meer dan dertig missies op zijn actief staan, en zou vandaag gevlogen worden door de bemanning van 1st Lt Eugene Winn. Zijn vliegtuig, "Tough Situation", stond eveneens in de werkhallen.

"We gingen opgewekt aan boord," aldus 1st Lt Winn, "want we hadden een verlof van zeven dagen in het vooruitzicht. Zeven dagen waarin we de oorlog achter ons konden laten.

We stegen op en kort na zonsopgang doorkruisten we vijandelijk gebied."

"Banger" was intussen door zijn glorieperiode heen. Een toestel met meer dan dertig missies werd beschouwd als een "ouwe bak". De bommenrichter van Lt Winn, Lt Ernest C. Smith, beschreef zijn ervaringen van die vlucht met "Banger" als volgt :

"Banger" was één van de oudste toestellen van de Group. Het was net alsof er aan boord enkele emmers met schroeven meevlogen. En het had, naast dit hinderlijke geluid, nog een defect : de tankdop van de rechtervleugel lekte. Tijdens de vlucht zagen we een nat spoor van brandstof van wel dertig centimeter breed dat zich uitstrekte van de tankdop tot de rand van de vleugel. Ik heb altijd gedacht dat het neerstorten van "Banger" geen groot verlies voor de Amerikaanse staat zou betekenen..."

De piloot vervolgt zijn verhaal :

"Ergens boven Luxemburg kregen we echter problemen met onze N° 1 motor. We zetten de propellor in vaanstand, en verlieten de formatie. We zouden alleen terug naar onze basis vliegen.

Via de radio vroegen we een escorte om ons te beschermen, maar we slaagden er niet in contact te leggen. Links van ons zagen we vier P-38. Ze begonnen boven ons te vliegen. Nu hadden we bescherming van jagers en we hadden intussen onze bommen gedropt, en we waren er haast van overtuigd dat we Engeland zouden halen. De navigator werd haast gek, voortdurend berekende hij nieuwe koersen om de flakposities te vermijden. Voor ons lag Brussel. We gingen naar rechts, maar enkele minuten later waren we in het centrum van een zware flakbarrage.

We deden ons best de Flak te vermijden, maar onze machine werd langs alle kanten getroffen en we verloren gestaag hoogte. Een twee motor was volledig afgeschreven en de twee andere draaiden slechts op halve kracht. De communicatie aan boord was eveneens stukgeschoten. We hielden allemaal onze adem in. Het zag er nu wel echt slecht voor ons uit. Er waren slechts twee alternatieven. Ofwel zouden we proberen het Kanaal over te steken - we zagen de plas voor ons liggen -, ofwel springen. We overlegden enkele minuten en het leek beter het toestel te verlaten. Ik stuurde weer oostwaarts, richting Duitsland.

We naderden een bebost gebied, en het leek me de beste plaats om te springen. Ik gaf de bemanning het bevel te springen. We waren nu op 2500 voet."

De tien bemanningsleden konden op tijd de bommenwerper verlaten. "Banger" was nu alleen. Met argusogen keken landbouwerfamilies en Duitse soldaten die op en rond het vliegveld van Waasmunster werkzaam waren, toe hoe het stuurloze monster dreigend in cirkels hoogte verloor. Om 10u.20 eindigde "Banger" zijn carrière in de 8ste Luchtmacht met een luide explosie in het mulle heidezand aan de westelijke zijde van het vliegveld, net naast Voetweg 70. Enkele soldaten van Sint-Denijs-Westrem zouden de wacht houden bij de stoffelijke resten van "Banger". Het stuk land werd bewerkt door de familie Colman, wiens hoeve vlakbij aan de Oude Heirweg Ruiter staat. De jongens van het gezin kwamen er later graag op werken, aldus Frans Colman. Voortdurend werden er stukken aluminium en .50 kogels naar boven geploegd. Vooral deze laatste waren fel gegeerd. Het 'poer' werd eruitgehaald en met de pantserdoorborende koppen kon men zelfs de hardste steensoorten bewerken...

De hoogte en het tijdstip waarop men sprong kon de kans om te ontsnappen vergroten of verkleinen. Dit kan men duidelijk illustreren door de belevenissen van de tien vliegeniers te volgen.

Het bevel tot springen van de piloot werd doordat de intercom buiten werking was niet door de hele bemanning begrepen. De bommenrichter, 2nd Lt Henry L. Corley kreeg opdracht via een smal pad door het bommenruim de overige bemanningsleden in het staartgedeelte te verwittigen. Ze verzamelden zich en sprongen als eerste : T/Sgt Ernest Smith, de radiotelegrafist S/Sgt Joseph A. Fraser, de buikkoepelschutter -  S/Sgt Walter F. Niespodziewany, de rechterzijluikschutter - S/Sgt John R. Hawpe, staartschutter, en 2nd Lt Henry L. Corley, bommenrichter. Zij kwamen in de buurt van Lokeren en Sint-Niklaas aan de grond. De Feldgendarmerie van Gent en Zelzate kregen van de districtkommandant van Lokeren en Waasmunster de opdracht om de bemanning op te sporen.

Voor de staartschutter John Hawpe was er geen ontkomen aan; hij landde op een dak en werd meteen gevangen genomen.

Bommenrichter Corley's landing verliep evenmin voorspoedig : "Mijn valcherm opende zich vrij laat. Godzijdank opende het zich op tijd, maar ik kwam heftig draaiend naar omlaag. Met een harde klap kwam ik op mijn rug terecht. Ik was een tijdje bewusteloos. Mijn ruggegraat was gebarsten, mijn rechternier geperforeerd. Toen ik bijkwam, stonden drie Belgen rond me. Ze vertelde me dat ze 's nachts zouden terugkeren en me op een draagberrie naar het verzet brengen. Onze zijluikschutter, S/Sgt Walter Niespodziewany, sleurde me het bos in. Hij was bij het verlaten van het vliegtuig met zijn achterhoofd tegen een ligger in het bommenruim geslagen, en klaagde over hoofdpijn en een gefluit in zijn oren. Hij was er veel beter aan toe, maar toch verkoos hij bij mij te blijven. Het zou hem zijn vrijheid kosten."

De bemanningsleden landden o.m. in de met sparren begroeide heide van Waasmunster.

De Feldgendarmerie arriveerde kort daarna in de streek waar de vier overigen zich schuil hielden. De gewonde Corley werd reeds een half uur na zijn landing gevonden in de buurt van Lokeren. De overige drie zetten het op een lopen, of hielden zich schuil.

Ernest Smith herinnerde zich :

"Ik denk dat we allemaal op zo'n 10 000 voet hoogte sprongen. Mijn parachute opende zich met een klap die al de lucht uit mijn longen perste. Het was windstil. Zachtjes daalde ik naar de aarde. Gelukkig bleef mijn parachute over een boom hangen. Ik sneed mijn riemen los en viel op de grond. Het had geen zin mijn uitrusting te begraven, want intussen waren we omcirkeld door burgers die beslag namen op mijn laarzen, valscherm, reddingsvest en harnas."

Ernest Smith en Joseph Fraser ontmoetten elkaar en overlegden hoe ze konden ontsnappen. Fraser werd echter om 13u. aangehouden, Smith was een half uur later aan de beurt. Landbouwerszoon Frans Colman zag er één vanachter een hooiopper aan de Dauwstraat opstaan. Hij werd meteen door de Feldgendarmerie bij de kraag gevat.

Walter Niespodziewany's ontsnappingspoging liep om 15u. bij Lokeren spaak. Het viertal werd naar het vliegveld van Waasmunster gebracht.

Zij die langs de neus het vliegtuig verlieten kwamen er beter vanaf. S/Sgt Sidney Streetman, de linkerzijluikschutter en T/Sgt John W. Pidcock, de boordmeccano sprongen samen, en werden kort daarop gevolgd door 2nd Lt Robert B. Andrews, 2nd Lt Clayton Addy, de co-piloot en als laatste de piloot en gezagvoerder, 1st Lt Eugene T. Winn.

"Ik verliet als laatste het vliegtuig op een hoogte van 800 voet.", aldus de piloot. "Er flitsten honderd-en-één gedachten door mijn hoofd.

Ik vroeg me af of ik zou springen of aan boord blijven. Ik keek weer naar omlaag. De dingen op de grond werden groter en groter, en ik besloot maar mijn valscherm eens te proberen. Herinner je het verhaaltje dat verteld werd : indien je valscherm zich niet zou openen, dan hoefde je maar naar de fabrikant te schrijven. Deze zond je met plezier een nieuwe...

Ik trok aan het koord en na een krachtige plof begon ik aan een zachte daling naar omlaag. Ik zag vijf valschermen rond me, en dan het vliegtuig dat explodeerde. Tenslotte ging ik zelf tegen de aarde.

Ik trok zo snel ik kon mijn parachuteharnas uit en zette het op een lopen in de richting van een bos. Dit ging vrij moeilijk, ik had immers nog steeds mijn uitrusting aan : reddingsvest, elektrisch verwarmde schoenen...

Een boer kruiste mijn pad. Ik ken geen Vlaams, dus ik stak mijn hand op en riep "How", zoals een Indiaan, en rende verder. Ik weet nog steeds niet wie er het bangst was : die landbouwer of ik. Misschien dacht hij dat ik een Nazi was, of een Marsmannetje. In het bos nam ik een pauze, ik pufte als een oude stoommachine. Ik opende mijn ontsnappingsset om te kijken wat er in zat. Het leek erg weinig, maar de inhoud was van onschatbare waarde. Met het kleine kompas ging ik op reis. Ik trok meer dan vier uur door het bos. Aan de rand ging ik zitten. Mijn uurwerk wees 15u. Ik wilde vooral slapen, ik was al zo'n zestig uur wakker. Maar het begon te regenen, en met de idee van wel een miljoen moffen die achter me aan zaten, leek zoiets uitgesloten.

Ik hoorde iemand langs het pad naderen en zag een oudere vrouw met een jongetje. Ik trad naar voor, zei "Hello" en vroeg om hulp. Ze begrepen er niets van, dus begon ik met gebarentaal en van zodra ik het woord "American" uitsprak, begrepen ze wat er aan de hand was.

De vrouw liet de jongen bij me en ging hulp zoeken. Ik nam de jongen mee naar een andere plaats, voor het geval ze met het verkeerde gezelschap zou terugkeren. Het jongetje zei niets, maar staarde me aan alsof ik van een andere planeet kwam. Na twintig minuten wachten zag ik de vrouw met twee mannen terugkeren."

Een van beide mannen gaf hem een burgerpak, dat de piloot maar al te graag inruilde voor zijn vliegersuitrusting. Onder het pak behield hij zijn uniform. Beide mannen namen Eugene Winn in bescherming. Ze namen hem mee naar huis, waar hij als een blok in slaap viel. De volgende ochtend ging één van hen mee met de trein naar Brussel. Hier wilde hij een ticket naar Parijs kopen, maar de spoorweginstallaties van Schaarbeek en Brussel-Zuid hadden de vorige dag het bezoek gekregen van meer dan tachtig B-17's. Met de trein naar Parijs reizen was momenteel onmogelijk. Eugene Winn bedankte zijn beschermengel en trok te voet verder, doorheen de Brusselse lanen. Het zou buiten het bestek van dit boek vallen het hele ontsnappingsverhaal van Eugene Winn uit de doeken te doen, maar hij bereikte op eigen houtje Valenciennes, waarna hij met de hulp van het verzet in Parijs geraakte. Hier wachtte hij op de komst van de geallieerde troepen.

De overige vier zouden in de streek blijven. John Pidcock ontdeed zich van zijn parachute, maar ook hij was algauw omgeven door toeschouwers die op het land werkzaam waren. Eén van hen, Roger Leys, wenkte hem naar het koren te gaan. Even later bracht hij nog Sidney Streetman mee, en Leys gebood het duo plat op de buik te gaan liggen.

's Nachts werden de twee Amerikanen naar Sint-Niklaas gebracht. Daar ontmoetten ze Clayton Addy en Robert Andrews.

Vanuit Overmere gingen Jean Boone en Remi Oosterlinck de Amerikanen afhalen op de plaats van de afspraak in Sint-Niklaas. Door de velden van het Waasland en langs binnenwegen trokken zij te voet in groepjes naar Lokeren. Daar splitste het gezelschap zich terug in twee groepen. Remi Oosterlinck nam Clayton Addy en Robert Andrews onze zijn hoede, terwijl Jean Boone zich ontfermde over John Pidcock en Sidney Streetman.

Drie maanden verbleven de vier in Overmere, tot in september de geallieerden het dorp bevrijdden.

Enkele dagen later liftten de vier naar Brussel waar ze het vliegtuig naar Engeland namen.

Datum: 
25/05/1944
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Rivierstraat
Waasmunster
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996