Lberator te Aaigem

De ondersteuningsacties voor het verzet in Europa begon steeds uitbreiding te nemen, zodat de RAF-eenheden op Tempsford de taken nauwelijks bolwerken konden. Met de intrede van de Amerikaanse strijdkrachten stelde ook de USAAF enkele eenheden ter beschikking, welke zouden werken onder de Office of Strategic Services (OSS), de Amerikaanse tegenhanger van de SOE. Begin 1944 stonden enkele omgebouwde Liberators en hun bemanningen paraat voor de gevaarlijke opdrachten. Aanvankelijk vlogen de Amerikanen vanop de RAF-basis Tempsford, maar vanaf maart 1944 kregen ze een eigen basis, Harrington. Hier werd ook een speciale eenheid gevormd die de rest van de oorlog de taken op zich zou nemen : de 801 Bomb Group. Het duurde niet lang of dit soort missies kreeg een codenaam : Carpetbagger-operations. Voor de verklaring van deze vreemde benaming moeten we even terugkeren naar de Amerikaanse geschiedenis. Na de Burgeroorlog trokken sommige Noorderlingen naar de Zuidelijke staten om er te profiteren van de verzwakte ecomonische toestand. Deze mensen waren door de Zuidelingen makkelijk te herkennen want ze pakten hun hele hebben en houden in afgedankte tapijten ("carpets"), waarvan ze grote tassen ("bags") maakten. Stilaan werd het begrip "Carpetbagger" het synoniem voor een ongewenste gast, of iemand die gebruik maakte van iemand anders' ongeluk.

De Carpetbaggers van Harrington vlogen met Liberators, omdat deze toestellen een grote reikwijdte hadden - sommige missies voerden hen diep in Frankrijk of Polen - en op lage hoogte uitermate maneuvreerbaar waren.

Zondagavond 28 mei werd de B-24 'Charlie' samen met tweeëntwintig andere Liberators op Harrington klaargemaakt voor een missie. Voor Lieutenant Henry W. Wolcott en zijn bemanning zou het de achttiende operatie worden. Ze zouden onder codenaam "Osric 53" wapens droppen boven België.

De bemanning telde negen koppen. Naast Wolcott zat zijn co-piloot  1st Lt Robert F. Auda. Er waren twee navigators aan boord. Naast de reguliere navigator, 1st Lt William G. Rijckman zat ook 2nd Lt Carmen D. Vozella over kaarten gebogen. Hij was nog maar pas in de eenheid ingedeeld en zou bij wijze van oefening een missie met een ervaren bemanning vliegen. Verder waren er nog de radiotelegrafist, T/Sgt Dale S. Loucks, de bommenrichter, 1st Lt Wallis O. Cozens, de zijluikschutter S/Sgt Frederick A. Tuttle, de staartschutter S/Sgt Richard G. Hawkins en de rugkoepelschutter T/Sgt Dervin Deihl. Deze laatste had ook nog de functie aan boord van "dispatcher". Deihl zorgde ervoor dat de containers of agenten het toestel veilig konden verlaten. Hiervoor was een luik voorzien op de plaats waar bij overige Liberators de buikkoepel geplaatst was. Maar de Carpetbaggers vlogen zo laag dat een buikkoepel niet bruikbaar geacht werd.  

De vlucht verliep voorspoedig, de bemanning stond voortdurend op de uitkijk. Henry Wolcott vloog driemaal over de droppingszone, waarschijnlijk ergens in een veld te Henegouwen, maar er was geen "ontvangstcomité" te bespeuren. T/Sgt Deihl liet de containers uit het vliegtuig schuiven.

Maar omstreeks 2u.30 kreeg een Luftwaffe-nachtjager de 'Carpetbagger' op 7000 voet op zijn radarscherm te pakken. De Duitse salvo's reten de beide stuurboordmotoren aan stukken. Het duurde niet lang of de Liberator was een vliegende toorts.

De heer Arents uit Sint-Lievens-Esse was toendertijd ondergedoken en sliep in een hutje in het veld, wanneer hij de brandende Liberator zag overvliegen. In het maanlicht zag hij enkele parachutes, waarna het spookachtig verschijnsel uit zijn gezichtsveld verdween.

De negen bemanningsleden konden het toestel verlaten. Maar de staartschutter, Richard Hawkings, liep het helemaal fout. Hij stortte te pletter achter het klooster van Aaigem, seconden later plofte zijn Liberator even verderop, in de Ashage op een akker. André De Rijck herinnerde zich : "Ik was toendertijd ondergedoken, als werkweigeraar en als lid van het Onafhankelijksfront, te Aaigem. Die nacht nog ben ik samen met een vriend naar het wrak gaan kijken. Naast het toestel lag het lichaam van een bemanningslid. Wij zijn dan verder gaan zoeken naar andere bemanningsleden in de omliggende velden, maar vonden niets."

In het weidegras trof men de volgende dag het levenloze lichaam van Hawkins aan, enkele centimeters in de aarde gedrongen. Het werd naar het klooster van Aaigem gedragen en er opgebaard. Kort daarna arriveerde een Duitse eenheid van Sint-Denijs-Westrem. Een officier stopte een identificatieplaatje, een trouwring en een ring met twee diamanten in een zakje. André De Rijck : "Hij werd in de gauwte op de Aaigemse begraafplaats ter aarde besteld, de Duitsers hadden geen toelating gegeven een kerkdienst te organiseren. De pastoor heeft dan bij het graf een plechtigheidje gehouden. We stonden er men z'n vieren rond."

Richard Hawkins rust vandaag te Neuville-en-Condroz, in graf D6 47.

Maar intussen waren de overige acht al lang in veiligheid gebracht. De piloot, Henry Wolcott, verborg zijn valscherm en het erbij horende harnas in het veld. Kort daarna stond hij op het erf van Albert Capiau te Nederhasselt. Hij ruilde er zijn lederen vliegvest voor een gedragen burgerpak. Capiau vond het echter te gevaarlijk een Amerikaanse piloot te verbergen, en met de tussenkomst van Florent Creytens uit Ninove werd hij nog dezelfde nacht naar Stefaan Geens in de Outerse Lebeke, nauwelijks een kilometer daar vandaan.

De navigator, William Rijckman, bezeerde zich bij de landing aan knie en rug en werd samen met de bommenrichter, Wallis Cozzens, naar Remi Diependaele op de Wolvenhoek 71 te Grotenberge gebracht. Daar kregen beide vliegeniers een fotootje te zien dat op het lichaam van hun gesneuvelde staartschutter, Richard Hawkins, gevonden was. 

Alle acht de overlevenden vonden een onderkomen bij mensen uit de streek. Het is een vreemd toeval dat een Carpetbagger-bemanning, die instond voor het droppen van materieel voor het Belgisch verzet, op haar beurt door datzelfde verzet geholpen werd.

 

Datum: 
29/05/1944
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
Ashage
Aaigem
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996