Lancaster W4822 bij Hechtel

Aan de stuurknuppel van de Lancaster I «DX-P» (W4822) van 57 Squadron.zat de 25-jarige Amerikaanse 1st Lieutenant Don West, die die avond om 17.22 uur van East Kirkby vertrokken was. De W4822 was een oud beestje, en voor de start had de bemanning te horen gekregen dat het de laatste vlucht zou zijn, vooraleer de Lanc met pensioen zou gaan in een of andere opleidingseenheid.[1] Maar het zou definitief de laatste opdracht zijn, en slechts twee van de crew zouden het navertellen : Flying Officer James Elliot, de 22-jarige Noord-Ierse bommenrichter die aan zijn 22ste opdracht toe was, en Flying Officer Robert S. Clements, een 26-jarige boekhouder uit Saskatchewan, die zijn opleiding net achter de rug had en vannacht een eerste missie zou vliegen naast de ervaren Don West.

Beide vliegeniers, James Elliot en Bob Clements, moesten begin 1944 hun wedervaren rapporteren aan de Britse Geheime Dienst MI9 :

«Het was een oud vliegtuig waarmee we vlogen, en het klom niet meer zo goed. Boven Nederland merkten we aan stuurboordzijde heel wat Flak en zoeklichten. Het leek een echte barrage, maar aangezien we er op respectabele afstand vandaan bleven, hoefden we geen speciale actie te ondernemen.

« Een drietal minuten later rapporteerde onze staartschutter dat beneden, aan stuurboordzijde, een tweemotorig toestel hing (...) Onze piloot begon de Lancaster te manoeuvreren, en gaf de schutter opdracht zo het andere vliegtuig te volgen. Dat verdween stilaan uit het gezichtsveld, in een wolkenbank, zo’n vijfhonderd meter van ons vandaan.

Een dertigtal seconden later, net op het moment dat onze piloot de Lancaster weer in een rechte koers gezet had, werden we aangevallen. Een kort salvo trof ons in de staart en het bommenruim. »

De bommenrichter Elliott zag gele lichtspoorkogels langs beide zijden van de neus omhoogflitsen. En beide boordschutter zegden niets meer – waarschijnlijk waren ze omgekomen. In de cockpit klom een bijtende rook en copiloot Clements opende het zijraampje. Elliot keek vlug doorheen een inspectievenstertje in de buik en merkte dat een container met brandbommen begon te smeulen. Meteen wist hij wat hem te doen stond : hij opende de luiken en liet de hele lading vallen. Maar de « fotoflash » bleef even hangen – het was een soort fosforfakkel die gedropt werd om zo een foto te kunnen maken. Deze begon te branden en zorgde voor nog meer rook. Elliot rapporteerde dit aan zijn piloot, die meteen de radiotelegrafist en boordmeccano de opdracht gaf het vuur te doven. Beiden waren er niet gerust in, want dit betekende dat ze hun zuurstofmaskers moesten afkoppelen, en zich met een draagbare zuurstoffles naar de brand begeven. Dit zorgde voor heel wat discussie, want eigenlijk waren zal al beneden de vierduizend meter – de piloot had na de aanval een steile duikvlucht ingezet – en daardoor was een zuurstofmasker niet nodig. Toch ging zo kostbare tijd verloren.

De Amerikaan Don West vroeg de onervaren co-piloot mee te helpen bij het blussen. Clements greep naar een brandblusapparaat dat naast de pilotenzetel geplaatst was en trok naar achter :  « De situatie in het bommenruim was hopeloos : de fosforfakkel brandde hevig en was onmogelijk te doven. Piloot West opende nog eens de bommenluiken om zo de fakkel uit te werpen, maar dit had een averechts effect, want door de toevloed van zuurstof sloeg een enorme steekvlam in de romp. De piloot sloot meteen het ruim, maar de munitie begon al te ontploffen, en ik wist dat het niet lang zou duren vooraleer de fakkel ook zou exploderen. Ik ging weer naar voor en meldde de gezagvoerder dat het vuur niet onder controle kon gebracht worden.» 

Ook de radiotelegrafist bleef maar blussen. Hij bleef al die tijd verbonden met de intercom en schreeuwde dat alle brandblussers leeg waren en dat de situatie hopeloos was. De Captain gaf bevel het toestel te verlaten. Bommenrichter Elliott trok het ontsnappingsluik open, schakelde het licht aan in zijn compartiment, klikte zijn valscherm aan en sprong.

De onervaren co-piloot zocht eveneens een valscherm, en legde het op de schoot van zijn gezagvoerder West. Vervolgens bevestigde Clements zijn eigen parachute aan zijn harnas. Hij kroop naar het ontsnappingsluikje, ging op de rand zitten en liet zich naar voor tuimelen.

Clements landde naast een boerderij, even ten noorden van het Limburgse Eksel. Hij stopte zijn valscherm onder wat hooi – later zou hij van ooggetuigen horen dat het vliegtuig in de lucht nog ontploft was, en dat de staartsectie een heel eind verder naar omlaag viel. Dit moet een gevolg geweest zijn van de fotofakkel die toch nog geëxplodeerd was. 

Zijn Lancaster, met vijf inzittenden, crashte bij Hechtel. De gesneuvelden werden te Sint-Truiden ter aarde besteld, vandaag rusten ze te Heverlee : 1st Lt D. West, de 25-jarige Amerikaanse piloot die het DFC opgespeld kreeg ; Sgt William F. Neill, boordmeccano (25 jaar) ; Sgt Harry F. McKernin, radiotelegrafist (23 jaar) ; Sgt Francis B. Heaton (20 jaar) en Sgt John Edmunds, de twee boordschutters.

Drie bemanningsleden wisten uiteindelijk het vege lijf te redden. P/O N.F. Buggey, de navigator, werd gevangen genomen.

Bommenrichter James Elliott kwam in een veld bij Sint-Huibrechts-Lille terecht. Hij verborg zich die nacht in een bos. ‘s Ochtends verborg hij zich langs de kant van een weg, in de hoop aan de taal van de voorbijgangers uit te kunnen maken in welk land hij zich bevond. « Ik wachtte tot de volgende avond en trok dan naar een boerderij. De boer sprak geen Engels, maar eerst sprak ik het woord « RAF » uit, en dan « parachutist ».  Welnu, dat laatste begreep hij wel, en ik trok me binnen. Ik had een kaart bij me en daarop duidde de man aan waar we zaten, het was in de buurt van Eksel. Kort daarna kwam de zoon van de boer binnen, en hij had een Engelssprekende jongen mee. En van dan af werd alles voor mij geregeld. »

Ging het allemaal vrij eenvoudig bij de Noord-Ierse Elliott, de copiloot Robert Clements zou na zijn incidentrijke eerste operatie nog heel wat avonturen beleven. Na zijn landing wilde hij gebruik maken van de ontsnappinsset die haast elke Bomber Command-vliegenier  bij zich had :

« Ik haalde mijn kaart boven en trachtte uit te vissen waar ik was – ik meende dat ik in het noordwesten van België zat. Dan nam ik mijn kompas en volgde hierop de zuidwestelijke richting. Later zou ik vaststellen dat dat kompas niet naar behoren werkte, want het al die tijd bij zijn handschoenen gezeten. Aan die handschoenen zat een grote ritssluiting, en daardoor was het kompas ontregeld. Ik nam dan het kleine kompasje dat in een knoop verscholen zat, en dat ik aan mijn hemdsmouwen genaaid had – en nu besefte ik dat ik al die tijd naar het westen gestapt was.

Rond middernacht kwam ik uit de bossen en ik zag daar een vliegtuig branden. Net op dat moment reed een Duitse patrouille de weg op. Ik wachtte tot ze voorbij waren, en spoedde me dan in de richting waar ze vandaan kwamen.

Tot 4 uur ‘s ochtends stapte ik door, tot ik in een heidegebied stond. Het landschap was vlak en er was haast geen begroeiing, dus ik moest wel verder trekken.

Om 7 uur hoorde ik een trompet schallen. Mannen begonnen te schreeuwen, dus ik dook meteen naar de grond en trachtte me onder was brem te verschuilen. Een uurtje later begonnen die Duitsers met hun drilloefeningen, en dit op nauwelijks vijftig meter van waar ik zat. Dus de hele dag moest ik me daar verbergen. Gelukkig had ik daarvoor mijn veldfles met fris water kunnen vullen, en ik had ook nog mijn rantsoentjes bij me, wat de hele situatie draaglijk maakte.

De hele omgeving was bezaaid met bunkertjes, en pas later zou ik te weten komen dat ik in het midden van het trainingskamp van Leopoldsburg zat !

Rond 11 uur ‘s avonds meende ik dat de kust veilig was. Ik stond op en trok in zuidoostelijke richting. Onderweg trok ik wat wortelen en rapen uit de velden. »

Ook Robert Clements klopte aan de voordeur van een hoeve, en nadat hij zijn naam op een papiertje geschreven had, mocht hij in een schuur de nacht doorbrengen.

« De volgende ochtend werd ik gewekt door een gewapende man. Hij wees met zijn revolver naar me, en vroeg mijn kaarten en kompassen. Ik reikte ze hem aan, en de man leek overtuigd dat ik een « echte » was, en ik mocht terug naar de schuur.

Om 9 uur keerde hij terug met twee meisjes. Ik ging weer het huis binnen en werd er nauwgezet ondervraagd. Nadat ik de lederen stukken van mijn vliegerslaarzen afgesneden had (n.v.d.s. : zo leek het alsof hij geen vliegerslaarzen, maar gewone lage schoenen aan had), moest ik mijn snor afscheren – alle jonge Belgen hadden hun snor afgeschoren, omdat Hitler er ook een droeg. Met beide meisjes fietste ik naar Eksel. Onderweg kruisten we drie keer een Duitse patrouille, maar ondanks het feit dat ik mijn battle-dress nog aan had, sloegen ze geen acht op me. We kwamen aan in een huis, en daar zat Flying Officer Elliott... »

Beide mannen werden in de Comète-lijn gesluisd, en op nauwelijks zeven weken stonden ook zij op Gibraltar, vanwaar ze met het vliegtuig terug naar Groot-Brittannië keerden.  

 

 

Datum: 
03/11/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie

Hechtel
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis; De Val van de Vliegende Forten, De Krijger, Erpe, 2004