Lancaster ED800 bij Yves-Gomezée

Verzwolgen in de aarde

Tijdens de nacht van 16/17 april 1943 organiseert Bomber Command één van de meest gewaagde grootschalige operaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een strijdmacht van 197 Lancasters en 130 Halifaxes zou een raid uitvoeren op een doelwit dat wel een heel eind binnen bezet gebied ligt : de Tsjechische stad Pilsen (Plzen). Om het waarom hiervan te achterhalen moeten we terugkeren naar het prille begin van de Tweede Wereldoorlog.

Op 1 oktober 1938 dringt de Wehrmacht het Tsjechische grondgebied binnen om het Sudetenland in het territorium van het IIIde Reich te lijven. Op 13 februari 1939 bezetten de Duitse troepen de rest van Tsjechoslovakije en het territorium zou verdeeld worden in het Protectoraat van Bohemen-Moravië en het onafhankelijk Slovakije.

De stad Pilsen valt zo onder Duits bestuur. Buiten de overbekende brouwerijen (vandaar het woord 'pils') staat in deze stad eveneens een belangrijke fabriek, die een land in oorlog erg goed van pas zou komen. De firma Skoda bezit hier immers één van haar voornaamste vestigingen, waar hoogwaardig oorlogsmaterieel vervaardigd wordt voor het Tsjechische leger. De Wehrmacht, die op dat moment alle materieel kan gebruiken, vindt alzo in de Skoda-fabrieken een belangrijke aanvulling voor haar oorlogsindustrie.

In september 1939, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, schakelt het Duitse leger op grote schaal Tsjechische pantservoertuigen in. Verscheidene eenheden van deze voertuigen (Panzerdivisionen) tellen een groot aantal van deze 35(t) of 38(t)-voertuigen ('t' = "tchekisch"). De 5. en 7. Panzerdivisionen die in mei 1940 bij Dinant de Maas oversteken, rijden met deze tanks.

Ook in 1943, terwijl de oorlog langs alle kanten woedt, werkt de Skodafabriek ononderbroken voor de Wehrmacht. De voorbije jaren moesten de geallieerden met lede ogen toekijken. Pilsen lag immers buiten het bereik van de meeste bommenwerpers, maar tijdens de lente van 1943 kan voor de eerste maal een grootscheepse nachtelijke aanval met viermotorige bommenwerpers op touw gezet worden. Tijdens de nacht van 16/17 april lanceren de Britten deze gewaagde operatie. De verliezen zouden enorm zijn, en weerom ligt België onder de route van de bommenwerpers. Verscheidene toestellen storten die nacht in ons land neer. Eén van de bemanningen, deze van Sgt John Duncan, zou een erg dramatisch einde kennen.

Sergeant John Gilchrist Duncan

Ons verhaal begint in een provinciestad tussen Glasgow en Edinburgh. In het Schotse Coatbridge gaan John Duncan en David Smellie samen naar school en in de jaren voor de oorlog trekken ze met de padvinders door de Schotse hooglanden. John Duncan is enige zoon.

Wanneer ook John de vereiste leeftijd bereikt heeft waarbij van hem verwacht wordt om aan de Tweede Wereldoorlog deel te nemen, besluit hij de Royal Air Force te vervoegen.

John Duncan leert in Canada vliegen.

Terug in Groot-Brittannië leert John tweemotorige bommenwerpers besturen en na een jaar training wordt rond hem een bemanning gevormd. De keuze voor een navigator is snel gemaakt. Hij ontmoet tijdens de training zijn oude schoolkameraad David Smellie.  Smellie zou hem tot in de nacht van 17 april 1943 telkens de juiste route uittekenen, met eventuele correcties van de wind etc. De navigator zou bijgestaan worden door Sgt John Bates, de radiotelegrafist. Deze tweeëntwintigjarige Engelsman uit Warrington (Lancashire) zou naast boodschappen ontcijferen en uitzenden ook via de radio de plaats van het toestel bepalen en deze aan David Smellie doorgeven. In de neus zit Sgt Cyril Payne, de éénentwintigjarige bommenrichter, eveneens uit Lancashire. Zijn taak bestaat erin zijn piloot bij de 'bomb-run' de juiste instructies te geven en op het juiste moment de knop in te drukken. Helemaal achteraan, in een nauwe staartkoepel,  zit Sgt Herbert Barnes,  afkomstig uit het Welshe Monmoutshire. Herbert speelt in zijn vrije tijd graag tennis en is een goed wielrenner. Nu zit hij achter vier .303 Browning-machinegeweren.

De bemanning leert in de schoot van de 1654 Conversion Unit aftandse viermotorige Stirlings besturen. De Lancasters zijn immers op dat moment onmisbaar in de frontlijnsquadrons.

Er komen twee bemanningsleden bij, Sgt Albert Berry, de rugkoepelschutter en Sgt Jim Speirs, de boordmeccano. De familie Berry schreef ons : "'Bertie' was boekbinder, speelde piano, accordeon en voetbal en was een erg goed zwemmer. Begin 1940 vervoegde hij de RAF, waar hij op de Orkneys gestationeerd werd. Daar zat hij op een kantoor, maar eigenlijk wou hij vliegen. Hij faalde zijn medisch ingangsexamen wegens een spatader in zijn been. Zij drang om te vliegen was zo groot dat hij zich liet opereren, waarna hij geschikt bevonden werd."

Met 27 jaar is de Schot Jim Speirs waarschijnlijk de oudste. Hij is gehuwd. Zijn taak als boordmeccano bestaat erin om het brandstofverbruik, de temperaturen en motoren nauwkeurig in het oog te houden. Na elke landing wordt zijn logboek geconsulteerd door het grondpersoneel om alzo het toestel in topconditie te houden.

De bemanningsleden staan met elkaar in verbinding via de intercom, waarlangs zij, elk in hun Schotse, Welshe of Engelse dialect inlichtingen vertrekken. Ze waren alle zeven sergeant, en het moet er tussen hen gemoedelijk aan toe gegaan zijn. De hele bemanning gaat eten in de mess voor onderofficieren. Van enig rangonderscheid is geen sprake, wat slechts de kameraad-schappelijke sfeer aan boord bevordert.  

Het 50 Sqdn en de Slag om het Ruhrgebied

Op 9 maart 1943 arriveert John Duncan en zijn voltallige bemanning op de basis Skellingthorpe, waar zij zouden vliegen in het 50 Sqdn. Deze eenheid vloog het hoogst aantal raids in 5 Group en F/O Leslie Manser had vorig jaar posthuum het Victoria Cross verworven, wegens zijn opgemerkte koelbloedigheid tijdens de 1000 Bomber Raid naar Keulen (31 mei 1942).

Die laatste weken van de winter zoekt de Duncan-bemanning zeven britsen in de Nissen-huts rond de basis, misschien zeven bedden van een bemanning die de voorbije weken niet teruggekeerd was... Voorlopig wordt de bemanning nog niet ingezet, en brengen zij hun nachten door met het tellen van de thuisvliegende bommenwerpers. Verder wordt hun vliegtechnisch kunnen gescherpt met enkele trainingsvluchten. Kort daarop kondigen zich de eerste vier vluchten aan : tweemaal Saint Nazaire, Berlijn, en een mijnenlegoperatie.

In de nacht van 4 op 5 april zoeken 577 toestellen Britse bommenwerpers hun weg naar Kiel. Bij deze missie wordt Duncan de Lancaster 'VN-O' (ED800) toegewezen, de machine die hun later graf zou zijn. Om 23u.30 hangen zij boven de Baltische havenstad. De Duncan-bemanning rapporteert na de landing dat zij vele verspreide vuurhaarden opgemerkt hebben, en één erg grote explosie vier minuten nadat de bommen gelost waren.

Verlof

De zeven Britten krijgen nu enkele dagen verlof. Vijf van hen laten zich te Coatbridge fotograferen. Bertie Berry gaat bij zijn familie in Wales op bezoek en gaat er de laatste nacht voor zijn verlof afloopt dansen met zijn neven en nichten.

De namiddag van 16 april gaat Jim Speirs wandelen met zijn twee jaar oude neefje Tom door de straten van het Schotse stadje Darvel. "Ik heb deze gedachte steeds gekoesterd", schreef Tom Speirs in 1993. Op 17 april 1993 zou hij op de doedelzak een lied spelen op de plaats waar zijn oom vijftig jaar geleden stierf.

Diezelfde dag rapporteert de bemanning haar aanwezigheid op Skellingthorpe. Hun namen staan weer op de 'Mission List'.

's Avonds trekt John Duncan de stuurknuppel van de 'VN-O' naar zich toe. Voor de zesde maal vliegt de bemanning richting vasteland. Het is 21u.42.

Over de laatste vlucht van de 'VN-O' en haar bemanning is ons haast niets bekend. We kunnen slechts gissen hoe de bemanning aan boord deze missie beleefde. De algemene instructies voor alle deelnemende bemanningen aan de Pilsen-raid waren als volgt : de bommenwerpers zouden op lage hoogte richting Centraal-Europa vliegen. Op zekere afstand van het doelwit moeten de viermotorige bommenwerpers weer hoogte winnen om vanop 4000 voet Pilsen aan te vallen.

Maar reeds kort na het opstijgen keren de eerste bemanningen terug. Maar liefst 48 bommenwerpers keren voortijdig weer, de meesten onder hen hebben te kampen met technische problemen. Uiteindelijk zouden dus slechts 279 toestellen oostwaarts vliegen. Het duurt niet lang of de eerste raiders vallen voor de lopen van de Duitse nachtjagers.

Omstreeks 2u. doorkruist de 'VN-O' het Tsjechische binnenland. Evenals de andere bommenwerpers opent de bemanning de bommenluiken. Maar ondanks de inspanningen van de 279 bemanningen wordt het bombardement een totale mislukking. Geen enkele bom valt binnen het terrein van de Skodafabrieken. De Britse explosieven vallen wel op een psychiatrische instelling en een Duitse kazerne. Naar het schijnt zouden hierbij tweehonderd doden gevallen zijn, maar dit cijfer is erg twijfelachtig.

Bomber Command verliest die nacht maar liefst 53 bommenwerpers, waaronder 37 viermotorige bommenwerpers van de Pilsen-raid (die nacht werd eveneens Mannheim aangevallen door 271 bommenwerpers, doorgaans Wellingtons. Hierover zo dadelijk meer.).

Slechts één toestel crasht in Tsjechië. De zesendertig overige machines storten neer in Duitsland, België en Frankrijk.

Tragisch einde van de 'VN-O'

Om 4u. wordt een Bf 110 van de I./NJG 4 via de radarposten naar een bommenwerper geleid. De Duitse piloot identificeert zijn slachtoffer als een Lancaster. Het is de 'VN-O' van Sgt John Duncan. Op dat moment hebben hij en zijn bemanning er reeds zeven uur ingespannen vliegen op zitten. Hun vermoeide ogen zullen de zwartgeschilderde tweemotorige nachtjager niet op tijd gemerkt hebben. De Duitse brandkogels zetten de benzinetanks meteen in vuur en vlam. Het duurt niet lang of de hele romp brandt, en de 'VN-O' duikt stuurloos naar de grond. John Duncan heeft geen tijd meer om zijn bemanning het bevel te geven de Lancaster te verlaten. De 'VN-O' explodeert tijdens de inslag, vlakbij het dorpje Yves-Gomezée (bij Philippeville). De overwinnaar, naar alle waarschijnlijkheid Hptm Haesler en zijn radiotelegrafist Fw Heinz, keren terug naar Florennes.

Roger Anthoine, die toendertijd woonachtig was te Boussu-lez-Walcourt, begeeft zich de volgende dag naar de plaats waar Sgt John Duncan en zijn vrienden de dood vonden, in het 'Bois de Rosette' bij Yves-Gomezée...

"Met de fiets arriveer ik bij een enorme krater in het bos. De omgeving wordt sterk bewaakt. Maar toch laat men mij de site betreden, en ik mag zelfs enkele foto's maken.

Maar er valt echter weinig te fotograferen, en voor de wachtposten gaat het hier slechts om een vijandelijk toestel... De bommenwerper moet zich loodrecht in de grond geboord hebben. Ik kijk om me heen, geen enkele boom heeft zijn top kwijt. De bommenwerper zit diep onder de grond. Vier kraters : de inslagen van de vier motoren. Temidden een grotere diepte, reeds gevuld met water en olie : daar sloeg de romp in. Rondom verspreid, liggen wat doek, wat dwarsliggers. Maar geen enkel stuk laat me toe om deze 'Engelsman' te identificeren. En wat is er van de bemanning geworden ? Tot mijn verbijstering vind ik een stuk schedel dat nog vasthangt in een stuk leder."

Inderdaad, van de zeven bemanningsleden wordt haast niets teruggevonden. De 'VN-O' was mét haar bemanning doorheen de aarde geslagen, en het wrak rustte nu ergens diep onder de grond, op de bodem van één van de tunnels die eeuwen geleden onder het landschap uitgegraven waren om mineralen te ontginnen. De aarde die even opzij geduwd werd tuimelde terug bovenop het wrak, waarin de bemanning voor altijd opgesloten bleef. Slechts enkele kleine stukjes van wat ooit de bemanningsleden van Duncan's bemanning waren, werden rondom de kraters in de modder teruggevonden. Eén van de toeschouwers raapte iets op, en gooide het met afgrijzen weg. Een Duitsers die dit opgemerkt had zou naar de man gegaan zijn : "Je moet de doden respecteren". Op 20 april arriveert een bergingseenheid van het vliegveld Deurne te Yves-Gomezée. Deze Bergungstrupp mot.2 zou niet veel meer vinden. Men laadt er de volgende dag een wagen met stukken verwrongen aluminium die naar het station van Florennes wordt gebracht. De motoren, de bewapening, het landingsgestel en de zeven bemanningsleden zouden nooit geborgen worden. Rond juli 1943 wordt nog een tweede vergeefse poging ondernomen.

Na de geallieerde overwinning wordt het voorval aan de RAF gemeld. Een Recovery-eenheid tracht het werk van haar Duitse collega's verder te zetten, maar ook de Britten moeten het opgeven. Ze vinden slechts een carburator, waarvan de serienummer overeen komt met deze van de Lancaster ED800. Sommige van de getroffen families worden op het einde van de jaren '40 ingelicht over het feit dat de crashlocatie van hun dierbare vastgesteld was, maar dat er van verdere bergingspogingen afgezien moest worden. De zeven Britten krijgen in 1951 officieel de vermelding 'Missing in Action' mee, en hun namen worden eveneens in het monument te Runnymede gebeiteld.

Eén van de families, deze van de waarnemer Sgt Smellie, kan met deze verklaringen van het Air Ministry geen genoegen nemen. De vader schrijft naar de gemeente Yves-Gomezée en verzoekt om meer inlichtingen aangaande de dood van zijn zoon. De burgemeester, die blijkbaar niet goed op de hoogte was, acht het nodig bij de getroffen familie valse hoop te wekken. Hij schrijft dat die aprilnacht van 1943 een burger twee vliegeniers had ontmoet die met hun valscherm gesprongen hadden. Eén van het was "van Belgische origine en heette VAN BRABANT." Deze zouden verborgen zijn door de man die hen ontmoet had en verder begeleid worden naar Vodecée "waar voor hen een fiets klaarstond waarmee ze de Franse grens overstaken, naar Sedan reden om vandaar met een vliegtuig terug naar Engeland te vliegen "! Waar haalde die burgervader dat verhaal vandaan ? We zien slechts één mogelijkheid : diezelfde dramatische nacht haalde Herget zijn dertigste overwinning omlaag, een Lancaster van hetzelfde 50 Sqdn, de 'VN-K' (ED691). Wanneer we de lijst van deze bemanning lezen, leren we dat één van hen een zekere F/O Holland was. Naar alle waarschijnlijkheid begreep die man uit Yves-Gomezée dat het hier een 'Hollander' betrof, en zo is het misverstand Van Brabant - Holland mogelijks opgeklaard. De burgemeester is toendertijd jammer genoeg niet dieper op de feiten ingegaan, verwarde de waarheid met onjuistheden, en gaf de familie Smellie valse hoop.

De Smellies hoopten nog vele jaren hun David ooit terug te zien. In 1993 besloot het "Comité en souvenir du Lancaster Englouti" uit Yves-Gomezée een passende hulde te brengen aan de gevallen bemanning. De families werden opgespoord, en toen bleek dat het Air Ministry verscheidene gezinnen nooit de ware toedracht van de dood van hun geliefde meegedeeld hebben. Zij leefden nog steeds in de waan dat deze ergens op de zeebodem rustte. Op 17 april 1993 stonden ze in het 'Bois de Rosette', waar een monument voor de Duncan-bemanning onthuld werd. Een van de aanwezigen was Tom Speirs, de neef van James Speirs. Hij is intussen een prominent Schots doedelzakspeler, en hij blies het lied dat zijn vader gecomponeerd had ter gelegenheid van zijn oom James' huwelijk in 1942. Kort daarop scheerde een formatie F-16's van de basis Florennes over de koppen van de menigte. De kinderen uit het dorp stonden aan de rand van de krater. Het regende, en weerom dreef er een dunne film olie en vliegtuigbenzine op het water. Toen het gedreun van de F-16's verstomde, gooiden ze elk één bloem in het water van de krater, als laatste hulde aan John Duncan, John Bates, David Smellie, Herbert Barnes, Cyril Payne, Albert Berry en James Speirs.

Datum: 
17/04/1943
Toestel: 
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Chemin des sept Sergents
Yves-Gomezée
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis, De laatste vlucht van de Yvonne Proudbag, De Krijger, 1994