Jean Ost vloog met Clostermann en op Meteor

Op de vlucht met de CRAB 

Jean Ost werd geboren te Zottegem op 19 juli 1920 als zoon van wijnhandelaar Camiel Ost en Rachel Rubbens. De jonge Jean zat op de schoolbanken bij de Paters Jezuïeten in Doornik. Hierna werd hij student in de rechten aan de universiteit van Namen, met het zicht om in de toekomst een eventuele advocatuur uit te oefenen.

Maar die toekomst werd ook voor hem die 10de mei erg onzeker. Als 19-jarige niet-militair moest hij in de CRAB het land zo snel mogelijk verlaten. Na zijn fiets achtergelaten te hebben in Poperinge, spoorde hij in één week naar Toulouse, waar hij uiteindelijk een onderkomen vond in het "Palais des Sports".

Na de capitulatie van Frankrijk besloot hij, in tegenstelling tot de meeste van zijn lotgenoten, voorlopig niet naar Zottegem terug te keren. Samen met enkele vrienden trok hij door tot Biarritz en Saint Jean de Luz, waar hij één nacht verbleef. Intussen had hij in een gesprek met Poolse officieren opgevangen dat er een schip zou uitvaren met bestemming Groot-Brittannië. Het was een verscheurende keuze : terugkeren naar huis, naar een bezet land, of het onbekende instappen. Haastig krabbelde hij zijn naam en adres op een stukje papier dat hij aan de zus van zijn vriend Paul Renquin gaf. Hij bemachtigde een Poolse kepi en overjas en roeide samen met een zestal Belgen (waaronder Paul Renquin en Wustefeld) in een sloep naar het Poolse passagiersschip "Batory".  Samen met 4000 anderen stevende Jean naar Groot-Brittannië, maar het werd een alles behalve voorspoedige reis. De bemanning van het schip bleef uitermate op z'n hoede voor Duitse U-boten en de kapitein wendde de steven naar het zuiden van Ierland, om zo via Cornwall de haven van Southampton binnen te varen. Het was intussen 24 juni 1940. Jean stond ietwat onwennig op de kade. Hij had niets op zak, was geen militair, kende de taal niet eens. De Britse overheid wist aanvankelijk niet wat ze met zo'n toevloed van jonge mensen moest aanvangen, en Jean werd voor zes weken opgesloten in het Alexandra Palace. Intussen had de Slag om Engeland een aanloop genomen, en de hoop van de Britse bevolking lag in handen van de piloten van de Royal Air Force. Jean wist eindelijk wat hij zou doen : zich vrijwilliger melden bij de Britse luchtstrijdkrachten "le plus tôt possible". Zijn aanzoek werd meteen geweigerd. Hij zou eerst een militaire opleiding volgen in een Belgische sectie op Ternby. Deze duurde een negental maanden. Hierna meldde hij zich op 19 augustus 1941 voor een tweede maal bij de RAF. Het ging de Britse luchtmacht op dat moment niet voor de wind. De Slag om Engeland had heel wat piloten gekost en ook de steeds toenemende acties boven het bezette continent eisten een hoge tol aan vliegeniers. Ditmaal werd Jean wel toegelaten. De training was echter hard. Een leerling vlieger werd geacht na tien uren solo de vereiste ervaring te hebben, anders kon hij zijn vliegopleiding vergeten.

De vliegopleiding duurde een jaar vooraleer Jean op 7 oktober zijn eerste solo op Spitfire mag vliegen. Maar in de Operational Training Unit te Grangemouth ging het bijna mis... "De Squadron Leader wilde ons 's nacht doen vliegen - ik zag het nut er niet van in. We stegen op met twaalf Spitfires, in erg slecht weer. Ik steeg als laatste op. Even later werden we teruggeroepen. Ik begon aan mijn circuit, maar kreeg geen toestemming tot landen. Tot overmaat van ramp viel de radio uit. Ik zag geen steek voor me, de basis bleek onvindbaar. Op dat moment hing ik op 1000 voet. Maar een hoogtemeter is steeds ingesteld op de hoogte van het vliegveld. Rondom de basis was het heuvelachtig. Plots ramde ik met mijn vleugel een kerktoren, scheerde over de huizen en viel plat op mijn buik met mijn Spit in een veld. Het rook verdacht naar glycol, maakte mijn straps los en kroop eruit. In het donker zocht ik een weg, waarna ik in een huis kon telefoneren en tenslotte terug afgehaald werd."   

Het verhaal kreeg nog een triest staartje. Bij de demontage van de Spitfire zwaaide een kraanarm tegen een hoogspanningsleiding waardoor de kraanman geëlektrocuteerd werd.

Op 15 september 1943 werd Jean Ost naar het 602 Sqn doorverwezen, dat op Kingsnorth of Newchurch stond en met Spitfire IXb vloog. Deze eenheid vormde het embryo van de 2nd Tactical Air Force, en zou zich vooral richten op grondaanvallen. In oktober trok het cosmopolitische squadron, waarin Fransen, Britten, Nieuwzeelanders, Canadezen vlogen, naar Detling. Jean Ost maakte er kennis met de meest illustere Franse vliegenier : Pierre Clostermann. De twee konden het erg goed met elkaar vinden. Na de oorlog schreef Clostermann zijn belevenissen neer in "La Grande Cirque" (in het Nederlands vertaald in "Het Grote Circus"), een werk dat nog steeds door luchtvaartenthousiasten fel gesmaakt wordt door de levendige beschrijven van de acties van Frankrijk's meest gevierde gevechtspiloot.: "Vanzelfsprekend logeer ik in zijn tent, welke wij delen met een Belg, Jean Ost - en een Engelsman...".

Op 8 november vloog hij aan boord van Spitfire IXb MH508 een fighter cover naar Mimoyqeux. Het is zijn eerste operatie. In de formatie vloog eveneens Clostermann. De missie duurde van 15u.55 tot 16u.25.

In het 616 Squadron 

Het verblijf in 602 Sqn duurde slechts een tweetal maanden, want op 15 november wordt Jean doorverwezen naar het 504 Squadron. De laatste dag van het jaar 1943 wordt Jean naar de 2 Tactical Experimental Unit gestuurd.

Na een omweg in het 186 Sqn, waar eveneens weinig te beleven viel, werd de Zottegemnaar in maart 1944 als Sergeant overgeplaatst naar het 616 Squadron. Dit squadron vloog vanop West Malling voornamelijk scheepsverkenningen, patrouillevluchten op grote hoogte en hier en daar een Rhubarb. Tussen 27 april en 25 mei vloog Jean zeventien bewakingsopdrachten ten zuiden van Portland. Het waren missies die gemiddeld twee uur duurden en waarin betrekkelijk weinig te beleven vielÛ  Tijdens de maand juni vlogen de Spitfires naar Culmhead om vandaar gewapende verkenningen uit te voeren boven Frankrijk, in voorbereiding op de invasie. Het squadron vloog op Spitfire Mk VII, een type met hogedrukcabine waarvan de cockpit langs buiten gesloten werd en waarmee men tot op 45 000 voet (15 kilometer) vloog. In geval van pech kon de piloot het vliegtuig niet verlaten.

Op de basis was Jean erin geslaagd een auto op de kop te tikken. "Ik hield ervan in mijn vrije uurtjes aan de motor te sleutelen. Ik waste mijn handen steeds met vliegtuigbenzine. Hierbij liep ik een vergiftiging op, waarbij mijn hand en arm angstvallig zwelde. Op 6 juli werd ik in het RAF-hospitaal van Halton opgenomen. Men vreesde voor mijn arm, deze moest geamputeerd worden. Godzijdank werd een nieuw geneesmiddel voorradig. Het was penicilline, en door enkele duizenden eenheden in mijn arm te spuiten kon ik mijn arm houden. Op 23 september 1944 werd ik ontslagen en keerde ik terug naar mijn 616 Squadron."   

Intussen was België bevrijd, en voor Jean Ost was het de gedroomde kans om eindelijk zijn familie terug te zien. Hij wist de voorbije jaren wel in contact met hen te blijven. Vader had immers als wijn- en porthandelaar connecties met Portugal en via het Rode Kruis en een portleverancier bemachtigde hij zo nu en dan een brief van zijn zoon. "Ik ging naar de bevelvoerende officier en legde hem uit dat ik mijn familie in geen vier jaar gezien had. Kort daarna kon ik aan boord van een Mosquito naar Sint-Denijs-Westrem meevliegen. Mijn oom, die op de Visserij woonde, was meer dan verbaasd mij te zien. Hij voerde me meteen met zijn wagen naar Zottegem. Na het korte bezoek begaf ik me naar Melsbroek vanwaar ik met een B-17 naar Harrowbeer vloog. Op kerstavond '44 kon ik een tweede keer naar huis, met een reusachtige Engelse kalkoen onder de arm."

Vliegen op Meteor
Bij zijn terugkeer trok hij terug naar het 616 Squadron dat op Colerne uitrustte en later, op 21 februari, omgeschoold werd op Meteor, terwijl een Meteor-detachement op Melsbroek stond. Die omscholing viel vanzelfsprekend niet mee; de Meteor was een tweemotorig straaltoestel en de vliegeniers moesten eerst enkele uren op tweemotorige Ansons en Oxfords oefenen vooraleer in de cockpit van de nieuwe jet te mogen zitten. "De intstructeurs vertelden ons waar de knopjes stonden, en dat was het dan. In januari 1945 maakte ik mijn eerste solo op Meteor. Maar meteen was ik erop verslingerd. Terwijl de Spitfire door die lange neus moeilijk te landen was, en erg veel lawaai maakte, was de Meteor een erg aangenaam toestel om te vliegen. De motoren zaten immers ver achter ons waardoor we deze in vlucht nauwelijks hoorden. Het was zoals in een lift zitten. Bovendien had je in de cockpit een weids uitzicht, een ook het feit dat we een neuswiel hadden maakte het landen veel makkelijker. De landingssnelheid lag wel erg hoog, en we moesten juist gebruik maken van onze landingskleppen. We oefenden ons daar in Colerne vooral in het beschieten van gronddoelen. De Meteors kwamen rechtstreeks uit de Gloster fabrieken, en de bewapening stond nog niet helemaal op punt. Ze stonden te dicht bij elkaar en bij het vuren daverde de hele cabine. Hij vloog op Colerne op de nieuwe Meteor Mk I en III. In februari trokken de Meteors naar Andrews Field, en in april naar Gilze-Rijen. Op 17 april 1945 vond de eerste offensieve Meteor-actie plaats boven vijandelijk gebied, wanneer een M.T. bij Ijmuiden aangevallen werd.

Intussen moesten nog enkele squadrons op de Meteor overschakelen. Warrant Officer Jean Ost vervoegde op 23 april het 504 Squadron op Colerne  waar dit squadrons op de nieuwe straaljagers oefende in het  uitvoeren van Ramrods en Rodeo's.  In juli '45 trok een detachement naar Lübeck. In Lübeck was Jean weer een stukje dichter bij huis en van hieruit keerde hij nog enkele malen huiswaarts. Op 10 augustus, de dag na de capitulatie van Japan, werd het squadron ontbonden. Jean had op dat moment 36 uur en 15 minuten Meteor bij elkaar gevlogen. Voor Jean begon emotioneel een moeilijke periode. De oorlog in Europa was voorbij, hij had verdiensten aan de Royal Air Force geleverd en vond het zo stilaan welletjes. Maar in het Verre Oosten woedde een oorlog die die zomer een hoogtepunt zou bereiken. Na Duitsland verslagen was, zouden de Britten hun volle gewicht in de schaal werpen om Amerika terzijde te staan in de strijd tegen het Keizerrijk Japan. "Tiger Force" was in de maak, en had veel vliegeniers nodig. Jean verzocht zijn oversten gedemobiliseerd te worden. "Ik had getekend om te vechten in de oorlog in Europa, niet voor die in Japan". Deze woorden vielen niet in goede aarde bij de Britten. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki maakten de inzet van Tiger Force overbodig. Hij zou nog enkele maanden lesgever worden in het besturen van de Hotspur-zweefvliegtuigen. Uiteindelijk, na zes jaar dienst, verliet Jean Ost op 7 februari 1946 de RAF. Bescheiden als hij is, liet hij zijn vliegeniersleven stilaan achter zich, en bekommerde hij zich om zijn gezin en zijn bedrijsleven in de textiel en sanitaire sector. Hij woont in het Gentse, en vandaag de dag weten slechts weinigen dat Jean Ost één van Belgiës allereerste jetpiloten was.

Personalia: 
Ost Jean
Locatie


Labels: 
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996
'Le grand cirque', Pierre Clostermann (Ed. Flammarion, 1948)
Operations Record Book 186, 504, 602, 616 Record Book (TNA, Kew)
Logboek Jean Ost
Dossier Jean Ost (HDK, Evere)
Interview met Jean Ost
Archief Guy Destrebecq (Brussel)