Hurricane N2600 te Pamel

Luchtgevecht boven Pamel

Op 18 mei 1940  trekken de Britse troepen zich terug uit de sector rond de rivier de Dender. Zij worden vanuit de lucht gesteund door enkele Hurricane-eenheden. Zo arriveren die dag op de Noordfranse basis  Merville, om 13u.55, na een vlucht van 25 minuten, vanuit Manston de Hurricanes van het 145 Squadron. Eén van de piloten was Flying Officer Michael Allen Newling met zijn Hurricane N2600. Reeds om 16u.55 moet hij samen met P/O Wakeham Duitse bommenwerpers van het type Heinkel He 111 van het Kampfgeschwader 4 onderscheppen. Die bombarderen die dag de piste van Aalter. Voor Brussel raken de Heinkels slaags met de Hurricanes van het 145 Squadron. De 'A-flight' van het Squadron claimde er zeven neergehaald te hebben. F/O M.A. Newling raakt evenwel getroffen en moet voor Brussel de formatie verlaten. Hij scheert met zijn machine over de Dendervallei richting Ninove.

Gerard Kestens, toen 13 jaar, herinnert zich :

"Tussen 14 en 15 uur werden niet al te ver van bij ons machinegeweerschoten gehoord. Het werd spoedig gevolgd door het lawaai van een Hurricane die uit de richting Brussel, over Ternat richting Ninove vloog. Opeens vatte hij vuur... en even daarna viel een geelblinkend pak naar beneden. Het ging allemaal zo snel en zo plots dat we onder mekaar nog geen woord hadden kunnen zeggen.

Meteen riep mijn vader "'t Is een Engelse parachutist, kom we gaan hem helpen." We liepen erheen en even later hoorden we een geweldige ontploffing. De brandende Hurricane was neergestort in de boomgaard van Jozef Stockmans (Groenenboomgaardstraat) al waar het hele gedoe zich wel enkele meters diep in de grond had geboord.

Toen wij met zijn allen bij die Engelsman kwamen, was hij juist ontdaan van zijn parachute. Ik had nog nooit een parachute en evenmin een piloot gezien. De parachute scheen me een zeer groot goudgeel satijnachtig laken te zijn met vele koorden, riemen en gespen. De piloot, in een mooi blauw uniform, was een flinke, jonge, slank en atletisch gebouwde man, met blond haar en blozende wangen.

Zijn eerste woorden waren "Englishmen.. ", en spontaan reageerden we allen in plat Vlaams en in een verstaanbare gebarentaal maakten we hem duidelijk dat de "Engelsen" nog maar pas weg waren, dat hij maar moest volgen en dat we hem de weg zouden wijzen.

We liepen langs een wegeltje, tussen halfwassen graanvelden en wat verder verstopt achter een hoge haag. We vreesden dat op elk ogenblik de Duitsers zouden aankomen op de Ninoofsesteenweg. Inderdaad, een paar ogenblikken later was het zover, zoals we doorheen de haag konden waarnemen. Meteen ontwikkelde zich boven en rond de huizenrij een Duits spervuur van ontploffende schrapnels, wat ons in allerijl deed binnenvluchten. De Duitsers vermoedden zich precies goed waar de piloot zich op dat ogenblik reeds kon bevinden. Tijdens die "schuilstonde" liep het angstzweet zo van het blozende gezicht van de piloot. Maar ook wij waren allen bang.

Van op de Dries liep onze weg langs Fons de Vos, velomaker, en in het café "De Pilter" werden we binnen geroepen om gauw 'nen Bock' te drinken. De piloot klonk de 'Bock' in één slok naar binnen... en we waren opnieuw weg, naar Pamel-Dorp. In echt ijltempo ging het direct naar de "vaart" (Dender). Aan de overzijde lagen de Engelsen die in stelling lagen aan de overzijde van de spoorweg Ninove-Denderleeuw.

De piloot wuifde met de armen in de lucht en blies op een fluitje... om de aandacht van de Engelsen op zich te trekken. Alvorens de Dender te doorwaden, wilde de piloot ons een aandenken geven. Ik veronderstel dat het een stuk geld of een ander kenteken moet zijn geweest. Gelukkig hebben we zulks geweigerd. Waarom we dat weigerden van een wenende afscheid nemende piloot, weet ik nog altijd niet. Aangekomen bij de brug, daalde de man af in het slib van de bedding van de Dender. Het slib kwam hem tot aan de borstkas. Meteen kwam aan de overzijde een jeep met vier soldaten aangereden. Ze wierpen een paar touwen uit met de hulp waarvan de piloot naar de reddende overkant werd getrokken. "

Onnodig te zeggen dat de jonge Gerard 's avonds een uitbrander van formaat heeft gekregen. Toch had hij bijgedragen aan een ontsnapping 'avant la lettre' van een geallieerd piloot. P/O Newling arriveerde op 20 mei op het vliegveld Manston. Maar Newling zou zijn jonge helpers nooit kunnen bedanken.

De berging van de Hurricane N2600

Het vliegtuig sloeg te pletter in een moestuin in de Groenenboomgaardstraat. Ooggetuigen beweerden dat het toestel té diep de bodem ingedrongen was en dat een groot gedeelte - spijts de inspanningen van de bezetter - nooit geborgen werd.

Voor de leden van het bergingsteam van de Belgian Aviation History Assocation was de verleiding om dit bergingswerk af te maken wel erg groot. Alleen, de crashplaats was nog steeds een moestuin van de familie Valckeniers. Een berging was dus haast uitgesloten, de tuin zou schade ondergaan. Maar dezelfde tuin was aan een grondige opknapbeurt toe. Enkele maanden na ons eerste bezoek kregen we een telefoontje van mevrouw Valckeniers. Er kwam een akkoord tot stand waarin beide partijen zich meteen konden vinden : in ruil voor wat grondwerken mocht de Hurricane N2600 geborgen worden.

In de ochtend van zaterdag 22 februari 1997 stond de graafmachine in de Groenenboomgaardstraat. Met zijn grote rupsbanden ploegde die zich een weg door de tuin. Aan een grote struik rabarber hield hij halt : hieronder zaten de resten van Newlings vliegtuig. Behendig schepte onze kraanman de zure groente weg en begon het afschrapen van de bodem, decimeter voor decimeter. Het duurde niet lang of de eerste stukjes Hurricane kwamen aan de oppervlakte. De impactzone bleek klein te zijn, nauwelijks één meter doorsnede. Maar hoe dieper men ging hoe breder de zone werd. De eerste .303 munitie (fabricagedatum 1937) kwam boven. Een canvas tasje, zijdelings gescheurd : de rolletjes verband en sluitspelden staken er gedeeltelijk uit. Het bleek de EHBO-kit te zijn waarin verder diverse injectienaalden (o.a. met morfine), brandzalf en instructies opgeborgen zaten.

De put werd alsmaar dieper en wijder. Op drie meter diepte stak het buizenframe uit de donkere aarde. Na een nazicht in de krater werd de rompsectie, blijkbaar een kluwen van verwrongen aluminium, haast onherkenbaar door de kleverige klei er voorzichtig uitgehaald en opengespreid. Het “rapen” kon beginnen. Intussen waren er vier pantserplaten en twee zuurstofflessen gevonden welke een aanwijzing waren dat we de cockpitsectie beet hadden. Het hele team stond met gebogen ruggen tussen de brokstukken, zoekend naar herkenbare onderdelen die als eerste dienden op zij gelegd te worden. Op een zeildoek werden de Flight panel (het cockpitpaneel met daarin de basisinstrumenten van elk vliegtuig : kunstmatige horizon, kompas, snelheidsmeter, …) , alsook diverse hendels gelegd. Ook de boordklok werd gevonden, de wijzerplaat was geplooid maar dankzij dit feit was de wijzer op zijn plaats gebleven : hij wees 17.38u. aan, het uur van neerstorten. Wim Govaerts diepte een haast nietszeggend plaatje op. Met zijn vinger wreef hij de modder weg en bemerkte twee cijfers, gestencild met zwarte verf. In een emmer water kwam dan de definitieve bevestiging dat het wel degelijk F/O Newlings machine was : het plaatje was niets anders dan de definitieve identiteit van de Hurricane N2600.

We tastten  tussen het verwrongen buizenframe, de kruissectie bleek nog haast intact. Het duurde niet lang of we hadden de stuurknuppel beet, afgebroken halverwege de stuurkolom, maar verder haast intact. Het typisch ronde handvat had nog steeds de zwarte tape er rond, en de koperen afvuurknop was nog ingedrukt. Tussen de kruissectie vonden we nog het voetenstuur, enigszins geplooid maar verder in behoorlijke staat.

Maar intussen zette de kraanman zijn werk verder. Julien Vervaecke en Erwin Vanden Broecke stonden rond de put in de hoop de Rolls Royce-motor en andere structuuronderdelen te vinden. In de cockpitsectie hadden we echter  brokstukken van het carter gevonden en zelfs een stuk van de krukas, en de vrees bestond dat de motor helemaal uit elkaar gespat was.

De motor had blijkbaar weinig zin zich na 57 jaar te tonen. Intussen kwam een ander mooi stuk boven : de propellernaaf met één metalen schroefblad, haast niet geplooid.  Enkele meters dieper - we zaten vijf meter onder het aardoppervlak - werd het beest gevonden. Vakkundig werd de Rolls Royce uit zijn holte getakeld. De schade bleek achteraf nogal mee te vallen, zowat één vierde was kapotgeslagen doch de rest was zeer herkenbaar.

De hele sorteerprocedure nam ettelijke uren in beslag, en hieruit bleek hoe belangrijk teamwork bij een berging is. Onze kraanman had intussen zijn machine gekeerd en gaf de rest van de tuin een stevige beurt : enkele boomwortels werden in een mum van tijd gelicht, de hele tuin werd netjes platgewalst en hier en daar werd nog een talud aangelegd.

Wie was Alan Newling ?

Een deel van dit verhaal werd op de BAHAAT website gepubliceerd. Groot was onze verbazing toen in 2002 een mail arriveerde van Adrian Williams, de neef van de piloot. Er volgden foto's - we konden eindelijk een gezicht op de mens Alan Newling zetten, alsook zijn biografie reconstrueren.

Mike Newling werd op 28 februari 1920 geboren te Barnes (graafschap Surrey) als oudste zoon van Dorothy en George Arthur Newling. Vader vocht tijdens de Eerste Wereldoorlog bij de Royal Marines. Het gezin telde zes kinderen, Michael had vier zussen en één broer.

Hij volgde onderwijs in de Oakham School, Rutland. Maar toen hij 17 was, besloten zijn ouders een nieuw leven te beginnen in Nieuw Zeeland. In de herfst van 1938, nauwelijks negen maanden na hun vertrek, besloot het gezin terug te keren naar Engeland; de oorlog kondigde zich aan.

Michael besloot de Royal Air Force te vervoegen. Meer dan driehonderd anderen stelden zich samen met hem kandidaat, slechts twintig werden toegelaten. De jongeman volgde zijn opleiding in de vliegscholen te Uxbridge en Kenley.

Toen de oorlog uitbrak was hij gestationeerd op Tangmere,  de basis van 145 Squadron. Deze eenheid was sinds maart 1940 uitgerust met de Hawker Hurricane Mk I; daarvoor vloog het met de tweemotorige Bristol Blenheims. We weten dat hij een opleiding voor dag- én nachtjager kreeg. Het 145 Squadron was gevormd in Palestina in 1918 en de piloten werden na het uitbreken van de oorlog ingezet voor het overvliegen van Hurricanes naar eenheden die in het noorden van Frankrijk gestationeerd werden.

Op 18 mei vertrok Newling samen met enkele andere kameraden vanop Manston naar Merville, en toen hij die vooravond ingezet werd, was dit de allereerste maal dat 145 Squadron in actie trad. Tijdens dat gevecht werd hij neergehaald boven Pamel, doch twee dagen later stond hij terug op zijn basis. Zijn vrienden vertelde hij dat hij zijn getroffen Hurricane kon verlaten door deze ondersteboven te keren; Mike was immers erg groot van gestalte (1,88m) en kon slechts op die manier zijn leven redden uit de nauwe cockpit.

De komende weken vocht hij verder tegen de invasiemacht; vooral boven Duinkerken. Op 31 mei claimde hij 12 mijl ten zuiden van Duinkerken een Bf 109E neergehaald te hebben, de dag nadien een Bf 110 boven de dezelfde regio. Geen van deze overwinningen werd hem evenwel toegekend.

Nadat de strijd boven het continent beslecht was ging Michael Newling met verlof naar Cornwall. Maar in juni 1940 begon de Slag om Engeland, en werd hij in allerijl teruggeroepen naar zijn basis. Met 145 Squadron werd hij verder ingezet - het squadron was een van de eenheden die de zwaarste gevechten met de Duitse Luftwaffe te verduren kreeg.

Op 12 juli beschadigde Newling zo'n 4 mijl ten zuiden van St Catherine's Point een Bf 110.; de 19de van die maand achtervolgde hij samen met twee andere piloten van zijn eenheid een He 111P van III./KG55 boven Southampton, die ze ook neerhaalden. Ook ditmaal moest zijn Hurricane P2770 treffers incasseren, ditmaal in het koelsysteem. Hij maakte een noodlanding op Shoreham en moest met een lichte hersenschudding in het hospitaal opgenomen worden.

Aan de zijde van "Pyker" Ofenberg

In augustus 1940 werd het hele squadron naar Schotland overgevlogen; de piloten mochten nu enkele maanden rust genieten. Het is daar dat we Michael Newlings naam terugvinden tussen de vergeelde bladzijden van het boek "Les Carnets d'Offenberg", een boek geschreven door Victor Huart, gebaseerd op de memoires van de Belgische piloot Jean "Pyker" Offenberg.

Deze Belg had in het midden van de Slag om Engeland zijn opleiding als RAF-jachtpiloot achter de kiezen gekregen en werd vanuit de Operational Training Unit doorverwezen naar 145 Squadron dat op dat moment even uitblies. De piloten hoefden het niet op te nemen tegen de Luftwaffe, maar werden tijdelijk ingezet voor het escorteren van Britse convooien voor de Schotse kust.  In het voornoemde boek lezen we diverse passages waarin verwezen wordt naar de vriendschap tussen Mike Newling en Pyker  :

"Op 30 augustus, tijdens de ochtend, wordt Boyd (n.v.d.s. : Squadron Leader Boyd, bevelvoerder over 145 Sqn) naar de telefoon geroepen. Hij betreedt de zaal waar de piloten zitten.

- Heren, meldt hij, morgen beginnen we er aan. Ziehier de opdracht van onze drie secties.

- Waar gaan we heen ?, onderbreekt Mike Newling

- Dyce. Hij imiteert het Schotse accent, met de rollende "r" : "Vlakbij Aber…r…r deen…"

- Maar we gaan daarboven bevriezen, en er is  geen enkele Duitse kist zien.

- Maar jawel, zegt Boyd. De Luftflotte 5 stuurt heel wat Heinkels op verkenningsmissie langsheen de Schotse kust. Acht dagen geleden kregen we er nog een te pakken…"

Het werd evenwel een missie waarop niets te beleven viel, zoals zovele daar vanuit Drem.

145 Squadron werd op 10 oktober 1940 naar Tangmere gestuurd - een basis die Mike Newling reeds kende. De rustperiode was voorbij, en de Mike en Offenbergs eenheid moesten nu het zuiden van Engeland verdedigen. Offenberg schreef :

"Tangmere is eigenlijk een basis die al in vredestijd bestond. Men geniet er van een luxe die men niet op alles RAF-bases terugvindt. Alle officieren hebben er een individuele kamer, in een gebouw op nauwelijks honderd meter van de mess waar we onze maaltijden krijgen.

- "Het duurde wel even vooraleer ik doorhad wat men in Tangmere allemaal kan uitspoken als men niet hoeft te vliegen. Maar onder ons gezegd en gezwegen," aldus Mike Newling, "zoveel momenten zijn er hier niet."

Op enkele kilometers hier vandaan, zegt hij met rustige stem, bestaat er een rustig stadje met een hoofdstraat en een kathedraal. Er zijn ook enkele bars maar die zijn nauwelijks interessant. De bioscopen gaan er nog door. En dat is alles..

- Maar kom, is dat alles ? antwoord ik. Is hier echt niets anders te beleven ?

- Je kunt gaan baden in Bognor als je naar Brighton wilt gaan, waar er dan een een goeie music hall is, de "Hippodrôme". En dan is er nog "The Old Ship"…

- Ik vraag hem over welke bark hij het heeft. En Mike geeft uitleg. "The Old Ship" is eigenlijk de naam van een ouwe herberg in Bosham, een dorpje in de omgeving.

Intussen is Boyd in mijn kamer. Hij gooit zich op mijn bed en onderbreekt Newling om de plaats te beschrijven.

- The Old Ship is een fantastische pub, gerund door een nog meer fantastische vrouw, Nancy.

-Het ligt in een uithoek van deze planeet… in een dorp waar de klok stilviel nadat Admiraal Drake de Spaanse armade versloeg. We zullen er je een van deze avonden wel eens meenemen.

-En, wat kunnen we daar uitvreten ? Een pintje pakken ?

-Moeilijk uit te leggen. Weet je Pyker… het is een club voor jachtpiloten, waar de sfeer perfect is en het onthaal zeer vriendschappelijk. Men brengt er zeer ontspannen avonden door. Er is niets beters voor de zenuwen, je zult het zelf zien.

-Is die hemel hier ver af ?

-Op zowat twintig kilometer hier vandaan, aan de andere kant van Chisester, besluit Newling en hij maakt zich klaar om de kamer te verlaten. Het is een soort rustoord voor piraten. Dag, Pyker. Tot morgen

-Tot dan, zeg ik op het moment dat hij de deur achter zich sluit, zonder er mee te slaan, wat niet meteen zijn gewoonte is.

Boyd staat recht van het bed.

- Ik ga ook maar eens een tukje doen. We zullen het nodig hebben : morgen begint de oorlog. Tot weerziens Pyker, slaap wel… Vergeet niet, vanaf morgen jagen we weer op groot wild …"

Nauwelijks twee dagen later, op 12 oktober is 145 Squadron volop betrokken in de luchtgevechten met de Luftwaffe. Newling kreeg een waarschijnlijke overwinning op een Bf 109E toegewezen, vijf mijlen ten westen van Dungeness. Offenberg was ook in het gevecht betrokken. Hij schreef over Newlings gevecht : "Mike Newling beschoot een andere, maar durfde er niet achter te gaan nadat hij een lange rookpluim achter liet."

Op vrijdag 18 oktober 1940 misrekende Newling zich bij het landen en kwam onzacht in aanraking met een geparkeerde Hurricane. Beide vliegtuigen waren afgeschreven, maar Newling bleef ongedeerd.

1940 was dus een zeer bewogen jaar geweest voor de twintigjarige piloot, en op nieuwjaarsdag kreeg hij een eervolle vermelding in het oorlogsdagboek. Hij was een van de weinige overlevenden van 145 Squadron. De maand daarna kreeg hij het Distinghuished Flying Cross toegewezen.

Het squadron schakelde over naar Spitfire Mk II's en op 1 maart 1941 ging hij achter een Ju 88 aan, die 15 mijl ten zuid-zuidwesten van Selsey neerging - hij zou die overwinning met twee andere piloten delen.

Begin 1941 kreeg Michael Newling het Distinghuished Flying Cross. Het 145 Squadron was op dat moment al sterk uitgedund. Offenberg schreef op 4 mei 1941 :  "Slechts Baudouin de Hemptinne, Mike Newling en ikzelf blijven nog over. Stevens (de Squadron Leader, n.v.d.s.) noemt ons "The Old Gang".

Newling krijgt een overplaatsting naar 111 Squadron aangeboden waar hij als ervaren veteraan het bevel zou krijgen over een flight. Op 27 juni haalde hij in de schoot van 111 Squadron nog een Bf 109 neer, die hem ook als "probable" (waarschijnlijk) werd toegewezen.

Circus 35

Op zondag 6 juli 1941 vloog hij weer in zijn "oude" 145 Squadron; waarom is ons niet duidelijk. Tijdens de namiddag moest hij een formatie van negen Stirling-bommenwerpers beschermen boven Rijsel. De bommenwerpers, die normaal 's nachts ingezet werden, hadden als doelwit de scheepswerf van Le Trait en Rijsel. De operatie had de codenaam Circus 35. Meteen werden de Messerschmitts van Jagdgeschwader 26 "Schlageter" en Jagdgeschwader 2 "Richthofen" de lucht ingestuurd om de formatie te onderscheppen. Het kwam omstreeks 14.25 uur Duitse tijd tot een hels gevecht, waarbij in een tijdspanne van een half uur maar liefst zes Spitfires het onderspit moesten delven. De Duitse eenheden claimden respectievelijk zeven en zes overwinningen, de RAF-vliegeniers beweerden evenzeer een achttal overwinningen behaald te hebben, terwijl enkel het Jagdgeschwader 26 twee toestellen beschadigd kreeg, en alle piloten van JG 2 keerden heelhuids terug.

Aangekomen boven Engeland, crashten daar nog eens drie Spitfires.

Maar van zes Spitfirepiloten was de RAF niets bekend. We weten nu dat minstens twee van hen gevangen genomen werden, een werd begraven te Duinkerken en twee staan als vermist gerapporteerd. Een van zij die niet terugkeerden van Circus 35, was Michael Allan Newling; hij en zijn Spitfire Va W3366 verdwenen zonder een spoor achter te laten. Hoogstwaarschijnlijk stortte hij neer in de Noordzee. Zijn naam staat nu ook in het monument van de vermiste piloten te Runnymede gebeiteld.

De dagen daarna kreeg de familie Newling enkele brieven van zijn strijdmakkers. Zo noteerde zijn goede vriend Derek Forde : We hebben het deze dagen zo druk dat ik vrees dat deze brief wat onsamenhangend overkomt. Als dat zo is, dan moet u weten dat dit komt door die constante en eindeloze sweeps en het warme weer. Maar ook al zijn ze zo vermoeiend, we moeten beseffen dat het tij nu gekeerd is in deze verdomde oorlog, dat we niet meer verdedigen maar aanvallen; in de hoop dat we zo sneller vooruitgaan naar gelukkiger dagen."

Squadron Leader Turner schreef : "Ik weet dat Michael met ons was tot we voor Duinkerken waren, en toen hoorde ik niets meer van hem; maar we weten nu dat er een Spitfire naar omlaag ging. Er is een kleine kans dat "Mike" nog kunnen springen heeft. We wachten vol ongeduld op nieuws van het Rode Kruis.

Met Mike heb ik niet alleen een goede piloot verloren en een van onze beste Flight Commanders, maar ook een kameraad en vriend, wiens vriendelijkheid een stempel achterliet op ons squadron. Het is een eenheid die hij hielp vormen, en hij liet er zijn spirit achter. Een moedige en fantastische spirit, rustig en wijs, die we nooit meer zullen terugvinden, maar die een schitterend voorbeeld voor ons allen zal zijn.

Ik voel dat we Mike niet verloren zijn, maar dat hij nog steeds met ons is, en ik denk dat u het ook zo aanvoelt.

Mike was een van die weinigen aan wie zovelen zoveel verschuldigd zijn".

Met Michael Newling verloor de Royal Air Force één van haar verdienstelijke piloten, die op een jaar tijd een indrukwekkend palmares bij elkaar haalde.

De reconstructie van de cockpit en de ontstnapping

Tijdens de maand mei 2003 liet Adrian Williams, Mike Newlings neef, weten dat hij samen met zijn moeder en haar tweelingzus naar Pamel wilde komen om de door BAHA geborgen onderdelen te bezichtigen.

Dany Saey werd meteen bereid gevonden om de cockpitsectie met de gevonden onderdelen te reconstueren. Het werd een hels werk, dat nog eens verstoord werd door het weer (eerst dagenlang regen, dan een schroeiende zon). Het ding werd immers zo groot dat Dany het niet meer binnen kon afwerken.

Maar het resultaat mocht er zijn. De laatste dagen kreeg onze paswerker nog wat hulp van Ludo Van Hout en Maurits Saey, en enkele dagen voor het bezoek van onze Britse gasten gingen we de cockpitsectie in Puurs halen.

Het geheel kon nog net binnen in de BAHA Collection Erembodegem - nog een geluk dat we ijverige Dany tegengehouden hadden of hij had de Hurricane van neus tot staart herbouwd.

De volgende avond bevestigde ik nog meer van het gevonden materiaal in het werkstuk. En een vreemd gevoel maakte zich van me meester toen ik in de nauwe cockpit zat, omgeven met zoveel geschiedenis.

Als klap op de vuurpijl kwam nog het bod van modelbouwenthousiast André Lambert om een Hurricane Mk 1, geschilderd in de kleuren van 145 Sqn, op te nemen in de Collection. Het is een prachtstuk met een spanwijdte van drie meter - het kostte drie jaar om deze machine te bouwen, en drie minuten vliegtijd om tijdens de eerste proefvlucht onzacht tegen de aarde te gaan. De enorme maquette was uitgerust met een 65 cc motor en had uitstekende vliegeigenschappen, doch tijdens de maiden flight kwam de motor los met bijna fatale gevolgen. André besloot na de restauratie wijselijk om zoveel schoonheid niet meer aan dergelijke gevaren bloot te stellen en het prachtstuk als "static" te laten overleven.

Op zondag 8 juni stonden onze Britse vrienden terug in Pamel. Het werd een hartelijk weezien met Gerard Kestens. Samen met heel wat andere BAHA-leden reconstrueerden we zijn vluchtroute naar de Dender. Aan de Okegembrug is er sindsdien niet zoveel veranderd. Terwijl Gerard vertelde hoe hij meer dan zestig jaar voordien afscheid had genomen van de ontroerde piloot, hoorden we aan de horizon het geronk van twee motoren - het waren Luc "Choco" Coessens en Peter Van Israël die even voordien van Overboelare opgestegen waren met hun Pitts Special-tweedekkers en een prachtig staaltje luchtacrobatiek toonden.

En terwijl ze weer achter de bomen verdwenen, keken we weer naar de overkant van de Dender. Daar stond een vliegenier in blauw uniform, en hij zwaaide terug naar Gerard.

De dag werd besloten met een bezoek aan de BAHA Collection Erembodegem. Adrian Williams klom in de cockpit van zijn oom en onderging nu ook weer dat vreemde gevoel.

De familie toonde ons fier het Distingshuished Flying Cross dat Mike Newling voor zijn verdiensten tijdens de Slag om Engeland gekregen had - en ze stonden er op dat zijn originele "wings" voortaan bij de Hurricane in Erembodegem zou tentoongesteld worden.

De famille nam enkele onderdelen van de N2600 mee naar huis. Er werd nog een glas geheven - het verhaal was eindelijk voor iedereen rond.

Naschrift: in 2015 kwamen we aan de hand van archiefmateriaal te weten dat Michael Newling mogelijks in Houtem neerstortte. Klik hier voor meer info.

Cynrik De Decker

Met dank aan Adrian Williams en familie, Dany Saey, Ludo Van Hout,  Maurits Saey, Gerard Kestens, Luc Coessens en Peter Van Israël

 

 

Datum: 
18/05/1940
Serienr. / Rompcode: 
Organisaties: 
Locatie
Groenenboomgaardstraat
Pamel
be
Type Locatie: 
Incident
Labels: 
Bronnen: 
De Decker Cynrik; Luchtvaartarcheologie in België, De Krijger, Erpe, 1999
"Een getuige vertelt", door Herman Van Herreweghen in "Het Klokske", ledenblad van het Davidsfonds Pamel/Roosdaal
Aces High, Christopher Shores
The Bomber command War Diaries, Martin Middlebrook
The JG 26 War Diary, Don Caldwell
Fighter Comand War diaries, John Foreman
Luftwaffe claim list, Tony Wood
Royal Air Force Fighter Command losses, Norman Franks