Het ontstaan van de vliegschool in Sint-Job in 't Goor

Bij de vliegweek in Antwerpen (23 oktober – 2 november 1909) waren heel wat Belgische militairen van nabij betrokken. Onder de jonge officieren, die als adjudant sportcommissaris waren aangesteld, bevonden zich Georges Nelis, de latere organisator van zowel de militaire als de burgerlijke luchtvaart en de Oostendenaar Alfred Sarteel.

Tijdens die 12 dagen vliegmanifestaties had deze luitenant van de artillerie samen met zijn vriend onderluitenant Montens d'Oosterwijck nader kennis gemaakt met baron Pierre de Caters, op dat ogenblik veruit de meest beroemde Belgische pionier, die in Antwerpen met zijn twee Voisins aan de vliegweek deelnam. Omdat de baron wat meer dan casuele belangstelling voor het vliegen bij deze twee sympathieke jongelui vaststelde, nodigde hij hen uit om hem na de vliegweek te bezoeken op zijn privé-vliegveld in St. Job in 't Goor.

Zo ontstond spontaan de door de baron beoogde instructeur - leerling verhouding waarbij aan de geïnteresseerde militairen aanvankelijk uitsluitend theoretische kennis werd onderricht.

Wanneer hij precies tot praktische vlieglessen overging, weet ik niet met zekerheid, maar ik vermoed dat dit zeer kort was na het stichten van zijn vliegschool.

Het oprichten van deze vliegschool kondigde men op donderdag 25 augustus 1910 in “Le Carillon” als volgt aan:

Belgische School voor Luchtvaart

De piloten Olieslagers, Tyck, baron de Caters en graaf d'Hespel zijn in St. Job in 't Goor (Antwerpen) bijeen gekomen om een akkoord te bereiken over het stichten van een vliegschool op het terrein van baron Pierre de Caters.

Olieslagers heeft twee loodsen in bezit genomen voor zijn twee Blériot toestellen. Baron de Caters bevindt zich ter plaatse met twee Farman tweedekkers en een Voisin dubbeldekker 'de course'. Graaf d'Hespel zal een Sommer tweedekker piloteren, terwijl Tyck een Blériot zal besturen. De eerste vluchten zullen in de loop van de volgende maand plaatsvinden.

Dit initiatief van baron de Caters was een veel te laattijdige reactie om de plannen van ridder Jules de Laminne nog met succes te kunnen dwarsbomen.

Die had immers al in de lente zijn vliegschool in Kiewit gesticht en had alle registers opengetrokken om de aandacht van de militairen op zijn onderneming te laten focussen.

Beide edellieden beoogden immers hertzelfde lucratieve doel: het verkopen van vliegtuigen aan het Belgische leger. De schone tijd dat men kon leven van de geldprijzen gewonnen op allerlei vliegweken was immers al lang voorbij.  Ridder de Laminne was de alleenverdeler in België voor de toestellen Farman, terwijl baron de Caters het monopolie bezat voor de verkoop in België en Nederland van de Duitse tweedekker Aviatik onder de firmanaam 'Aviator' (Eigenlijk een Duitse versie van dezelfde Farman tweedekker die door de Antwerpse firma Jero van de gebroeders Bollenkens in licentie werd gebouwd).

Beide vertegenwoordigers voerden een ongenadige concurrentiestrijd waarbij zij zelfs de Minister beloofden, in de hoop die eerste koop van de eeuw in te palmen, volledig gratis een bepaald aantal militairen tot piloot op te leiden. (Zoiets kostte toen bij Farman toch de bagatelsom van 3.500  goudfrank).

Toen de Caters gewaar werd dat de ministeriële belangstelling, om welke reden dan ook, toch de richting van ridder de Laminne en de Franse Farman vliegtuigen uitging, besloot hij krasse maatregelen te nemen om toch nog de balans in zijn voordeel te doen doorslaan. Zijn twee vrienden Sarteel en d'Oosterwijck leidde hij terstond op tot volwaardige piloten en hij schonk een vliegklare 'Aviator' aan Koning Albert I, die, zoals de baron het verhoopte, het toestel meteen aan de pas opgerichte militaire vliegschool schonk. Het was het eerste Belgische militaire vliegtuig.

Ook de pers schakelde hij waar mogelijk in om zijn initiatieven met ronkend proza in de verf te zetten. Getuige dit artikel dat op 1 december 1910 verscheen in “Le Carillon”.

Artillerie luitenant Sarteel heeft op 19 oktober 1910 met brio de verschillende proeven afgelegd om het brevet van “pilote aviateur” te behalen.

Dit brevet werd door de Aero Club van België op 10 november 1910 bekrachtigd. Op dat ogenblik beschikte ons leger over 2 gebrevetteerde officieren aviateurs, nl. luitenant Sarteel en onderluitenant Montens d'Oosterwyck. Een derde luitenant van de genie Nelis, officieel door de Minister van Oorlog aangesteld, vangt heden de lessen aan in de Farman school in Mourmelon.

Hij heeft zijn eerste vluchten als piloot aangevangen op 28 november. Hij heeft 6 circuits van 3 km met een perfecte rechtlijnigheid en zekerheid gevlogen.

Luitenant Sarteel behaalde zijn brevet in St. Job in 't Goor voor de sportcommissie van de Aero Club van Antwerpen. Hij was na de andere leerling Montens d'Oosterwyck de tweede militair die zijn officieel vliegbrevet had behaald.

Daarop repliceerde ridder de Laminne met het eveneens versneld opleiden van twee cavalerie officieren: luitenant Emmanuel Bronne en luitenant Robert Dhanis.

Maar de Caters maakte eigenlijk van bij de aanvang niet de minste kans op slagen.

Luitenant Nélis, de man die de militaire piloten moest opleiden, was door de Minister van Oorlog naar Frankrijk bij Farman in de leer gestuurd. Daarna hoefde men geen orakel meer te gaan raadplegen om te beseffen dat die opgeleide militair in zijn school het toestel zou introduceren waarop hij in Frankrijk had leren vliegen. De 'Aviator', zo vrijgevig (?) aan de Koning geschonken door baron de Caters, werd ver in een hoekje van een loods opgeborgen en eindigde zijn bestaan enkele jaren later onder de vorm van bonenstaken in de moestuin.

Ondertussen zat men op het Ministerie van Oorlog nogal verveeld met de gulhartige initiatieven van beide Belgische vliegtuigvertegenwoordigers. Vooreerst was de officieel aangestelde militair Georges Nelis op dat ogenblik nog altijd niet gebrevetteerd als volwaardig piloot en, waarom mag Joost weten, de Minister van Oorlog had in al zijn politieke wijsheid eigenzinnig beslist dat slechts officieren uit de Genie voor opleiding tot piloot in aanmerking konden komen, omdat ook de ballonvaarders onder dit wapen ressorteerden.

Toen die meestal bedankten voor de betuigde eer, was hij wel verplicht alle vrijwilligers uit gelijk welk wapen te accepteren. Onze toenmalige officieren stonden heus niet aan de deur te dringen om hun militaire carrière en hun leven in deze 'sport' te wagen. De volgens het ministerie ietwat voorbarig geweigerde opgeleide militaire piloten werden daarom zeer kort daarop met terugwerkende kracht geregulariseerd, zodat Sarteel, die bij de Caters had leren vliegen, dan toch tot die eerste kern van militaire piloten mocht toetreden.

Ondertussen was deze officier zowat in alle vliegmiddens bekend, want over hem en zijn vriend Montens verschenen regelmatig berichten in allerlei dag- en weekbladen zoals deze hieronder in “La Conquête de l'Air”:

Deze twee artillerie officieren hebben reeds enkele mooie vluchten op hun actief. Zowel de ene als de andere hebben hun tweedekker Aviator koelbloedig en met bewonderingwaardige vaardigheid bestuurd: meer dan 100 m boven de bossen en de omringende landerijen van het vliegveld in St. Job in 't Goor.

Organisaties: 
Personalia: 
de Caters Pierre
Sarteel Alfred
Montens d'Oosterwyck
Locatie

Sint-Job in ‘t Goor
be