Fw 190 Wnr 210724 te Wieze

Op Nordhorn stonden de Focke Wulfs  klaar voor vertrek. Unteroffizier Wilhelm Schmitz luisterde aandachtig naar wat zijn Staffelkapitän, Oberleutnant Glunz, te vertellen had. Hij kreeg net als zijn collega’s een map met daarin een kaart waarop het doelwit en de vluchtroute aangegeven stond.

Het Jagdgeschwader 26 “Schlageter” zou samen met Jagdgeschwader 54 “Grünherz” opereren. De doelwitten waren de vliegvelden rond Brussel : Evere, Melsbroek en Grimbergen.

De II.Gruppe van het Geschwader scheidde zich van de formatie en dook op Evere. Het geallieerde personeel was helemaal verrast door de aanval. Wilhelm schakelde zijn boordwapens in, en scheerde brullend en blaffend uit al zijn boordwapens over de Brusselse piste. Maar ook hier waren enkele Canadese Spitfirepiloten tijdig de lucht in. Een viertal piloten van het 403 “Wolf” Squadron achtervolgden de Duitse jagers, die tijdens de aanvallen verspreid over de hoofdstad cirkelden. We hebben ernstige vermoedens dat het ofwel Pilot Officer Reeves of Flight Sergeant Lindsay was die de laatste duikvlucht van Wilhelm Schmitz verijdelde. Enkele welgemikte schoten uit de Hispano-kanonnen hamerden in de romp en de cockpit.

De Focke Wulf “Schwarzen 14” was niet meer onder controle en vloog rechtdoor. Zijn Staffelkapitän, Oberleutnant Adolph Glünz, wist meteen dat het fout liep. Hij vloog naast de “Schwarze 14”. De Ridderkruisdrager Glünz schreef later : “Ik zag dat de jager van Schmitz geraakt werd, dat deze onmiddellijk optrok en rechtsomkeer maakte. Het was mijn plicht hem te beschermen en te volgen. Heel dicht bij het toestel van mijn ondergeschikte genaderd zag ik dat deze voorover hing in de stuurzetel. Alle tekens om de aandacht te trekken haalden niets uit, zodat mijn vermoeden dat Schmitz dood was, steeds meer bevestigd werd.”

Achter het duo Schmitz-Glünz lag Evere. Vanaf het vliegveld steeg een rookkolom zo’n vierduizend meter de lucht in. Over een afstand van ongeveer vijfentwintig kilometer scheerde de Duitse jager over de weiden en daken, over de steenweg Aalst-Opwijk. Langzaam verloor de “Schwarzen 14” hoogte.  Oberleutnant Glünz hing trouw naast Schmitz. Theo Ponnet uit Baardegem herinnerde zich : “Er gierde een zwaar gehavende Focke Wulf over de huizen. Het rechterwiel zwierde uit de vleugel.”

De Focke Wulf kwam uit de richting Herdersem en hing nu ter hoogte van de boomtoppen. Op de grens van Wieze en Moorsel raakte de vleugel de kruin van enkele populieren. Even tolde het toestel, om dan in de “Hannaerden” (wijk Bontegem) te pletter te slaan. Het jachtvliegtuig veerde nog even omhoog, knalde met de rugzijde tegen een kanadaboom en spatte uit elkaar. De brokstukken werden op de weide in het rond geslingerd. Adolph Glünz kon slechts vanuit zijn cockpit toekijken : “Om me te vergewissen van de toestand cirkelde ik nog tweemaal over de plek waar de jager van Schmitz gevallen was, waarna ik naar de basis terugkeerde.”

Van zodra Glünz in de vrieslucht verdwenen was, kwamen de eerste toeschouwers aangesneld. Zij hadden om middernacht geklonken op de vrijheid en op het nabije einde van de oorlog... Sommigen raapten enkele patronen van de bevroren grond. Verderop lag de lijnmotor. In de gracht die de weide afsluit, lag het onthoofde lichaam van de piloot, nog vastgesnoerd in de stuurzetel. Eén van de omstanders nam de papieren en las de naam hardop : Wilhelm Schmitz.

Theo Ponnet vertelde : “Polshorloge en kompas, nog intact, evenals kaarten en lichtpistool zaten nog op hun plaats. Hoewel het hoofd verbrijzeld was kon ik aan de nekharen vaststellen dat de piloot een roodharige man was. Een weinig verder vond ik een pakje kladderpapier dat twee witte boterhammen gesmeerd met echte boter en een reep chocolade bevatten.”

Algauw werd lijkschennis gepleegd en verdwenen de laarzen en de horloge van de ongelukkige piloot.

Diezelfde dag nog arriveerden Britse soldaten op de Hannaerden. Het lijk van de piloot werd in zijn valscherm gerold en naar het kerkhof van Wieze gebracht. De wrakstukken werden door enkele Britse specialisten onderzocht. De operatie Bodenplatte bracht immers een boel nieuwe gegevens over de nieuwste Focke Wulf 190, de D-9 met  Jumo 213-lijnmotor, aan het licht. Hun rapport luidt : “FW 190 D9 Wieze, Jumo 213 Werknr.1061521990, Burned and looted (verbrand en geplunderd)”. Maanden later lag de weide nog vol met rondgestrooide munitie en kleinigheden.

Het lichaam van de 23-jarige Wilhelm Schmitz werd op 4 november op het kerkhof van Wieze ontgraven en overgebracht naar de Duitse begraafplaats van Lommel.

Wilhelm Schmitz was één van de vele Duitse jonge piloten die die Nieuwjaarsdag boven geallieerd gebied sneuvelden. Wilhelm, die in het burgerleven een opleiding als werktuigmaker voltooid had, was een nog onervaren gevechtspiloot. Hij had, sinds hij op 12 september 1944 het Jagdgeschwader 26 vervoegd had, slechts drie vluchten tegen de vijand ondernomen. Toch blijkt uit het Duitse rapport dat op 20 januari 1945 opgesteld werd, dat hij een goed jachtpiloot zou geworden zijn : “Verstandig, levendig, heeft een brede waaier aan interesses, streeft ernaar steeds meer te leren... treedt zeker en beslist op in het gevecht. Een goed piloot, met tactische aanleg. Zou een bruikbaar jachtvlieger worden.”

Naar verluidt was de dood van Wilhelm niet het laatste verlies voor de familie Schmitz uit Essen. Heinrich Schmitz was zwaar oorlogsinvalide en verloor tijdens de Eerste Wereldoorlog een been. Zijn zoon  sneuvelde aan het Oostfront, Wilhelm stierf te Wieze en een derde werd eveneens als jachtpiloot door een Amerikaanse B-17 neergehaald en kwam hierbij om het leven.

Het dochtertje van één van de gesneuvelde zonen, 9 jaar oud, werd in het voorjaar van 1945 door een Amerikaanse P-51 Mustang beschoten en verloor beide beentjes. Dit alles werd te veel voor de oude vader die zich van het leven benam. Moeder Schmitz verloor haar geestesvermogen en werd opgenomen in een gesticht voor krankzinnigen.

In 1981 verrichtte Jef Van Moesieke uit Moorsel, een van de ooggetuigen van de crash, met zijn zonen Rudy en Eddy een nader onderzoek bij de crashplaats. Tussen het gras bemerkte één van hen een uitstekend stuk metaal. Ze trokken het geheel uit de aarde. Thuisgekomen begon Jef de vondst schoon te maken. Het bleek één van de twee MG131-kanonnen te zijn, die in de motorkap gemonteerd waren. In de loop stak een 13,1mm-patroon, schietensklaar.

Datum: 
01/01/1945
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
Hannaerden
Wieze
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996
Manhro John & Pütz Ron: Bodenplatte, the Luftwaffe's last hope - Hikoki 2004