Focke Wulf FW 190 Wnr. 643704 te Erquelinnes

Maandag 10 april 1944 was een ongewoon drukke dag voor het Belgische luchtruim. Diverse spoorwegdoelwitten en vliegvelden werden door de Amerikaanse luchtstrijdkrachten aangevallen. Een aantal B-26 Marauders geëscorteerd door P-51’s, vielen die namiddag Montignies aan.

De III.Gruppe van het Jagdgeschwader 2, die op dat ogenblik onder Hauptmann Herbert Huppertz te Cormeilles-en-Vexin resideerde (ten NNW van Parijs) onderschepte de Marauders en Mustangs. Deze laatsten kweten zich goed van hun taak. De 353th en 356th Fighter Groups zorgden ervoor dat het “Richthofen”- geschwader drie machines verloor. Een Bf 109 G-6 van de 5.Staffel explodeerde boven het Franse Maubeuge; van de piloot werd niets teruggevonden. De 10.Staffel verloor twee Focke-Wulfs : de A-6 van Gefr. Karl-Heinz Hübenthal, en een A-7, bestuurd door Lt Werner Lassen. Deze laatste werd te Charleroi begraven. Op de fiche stond voor de twee gesneuvelden als plaats van overlijden respectievelijk “Lez Rouveroy” en “Rouveroy”.

Jean-Louis Roba hoorde evenwel van ons betreurde lid Gaston Botquin dat hij als jonge knaap vanuit Mons op 2de Paasdag 1944 een luchtgevecht waarnam waarbij één toestel bij Erquelinnes te pletter sloeg, langsheen de weg Beaumont-Mons.

Dit gegeven was voldoende voor Yves Empain en Nicolas Clinaz om de exacte crashlocatie te bepalen in een akker langsheen de route de Mons Na verdere detectie door Erwin Vanden Broecke en Dany Saey werd een berging opportuun geacht, temeer daar getuigen beweerden dat een aanzienlijk deel van het wrak niet meegenomen werd door de bezetter.

De berging zou plaatsvinden op 18 september 1999. Terwijl de groep zich verzamelde op de parking van de garage Renault, was Dany Saey het terrein al aan het detecteren. Toen het bergingsteam tegen 07.20 uur op de site aankwam, was de te onderzoeken ruimte reeds met rode vlagjes afgebakend.
Tegen 07.25 uur ging de kraan aan het werk en vrijwel onmiddellijk kwamen de eerste stukjes aluminium boven. Er werd een zeefpost opgesteld om de uitgegraven aarde te zeven, maar veel interessante onderdelen leverde dit niet op. Intussen had de kraan op aangeven van Erwin het rechter gedeelte van de kuil verdiept. Tegen 07.40 uur stootte de bak op weerstand. Het bleek de loop te zijn van één van de 20 mm -kanonnen.
Het bovenste stuk hiervan bevond zich 1,2 m onder de oppervlakte. Daarna werd er rechts in de gemarkeerde zone gegraven en nauwelijks tien minuten later was ook het tweede 20 mm-kanon bovengehaald. Het bevond zich eveneens op ongeveer 1,2 m diepte en was net als het eerste licht geplooid.
Eenmaal de twee zijkanten uitgegraven, werd er werk gemaakt van het middelste gedeelte. Omstreeks 08.05 uur werden hierbij een pantserplaat, stukken van de radio en tal van stukken aluminium geborgen. Tien minuten later kwam het onderste stuk van een schroefblad met tegengewichten boven. Kort daarop werd ook nog een zuurstoftank gevonden.
De kraan stootte toen op een indrukwekkend blok aluminium. Dit werd uitgegraven en vrijgemaakt. Het ging om een samengedrukte hoeveelheid onderdelen. Er werd een ketting rond het blok gelegd waarna de kraan deze uit de kuil lichtte. Pas dan bleek pas hoe interessant de vondst wel was. De bepantsering zat nog rond de motor en had deze tijdens de inslag beschermd, waardoor deze ongewoon intact gebleven was voor een Focke Wulf motor. De pantserplaten zelf waren samengedrukt en op tal van plaatsen gebroken. Opmerkelijk was wel de nog overvloedig aanwezige gele kleur op de neus van het toestel.
Terwijl het motorblok voorzichtig vrijgemaakt werd, gingen de werkzaamheden in de kuil verder.
Enkele moedigen dolven er met de hand en spade nog iets dieper, wat tegen 09.00 uur resulteerde in het blootleggen van de reductor. Deze werd dan met behulp van de kraan uitgegraven, samen met nog enkele andere kleine onderdelen.
Bij het reinigen van het motorblok was ook de stick gevonden.

Intussen was de kuil nog een laatste keer onderzocht met de detector. Er werd niks noemenswaardig meer gevonden en tegen 09.10 uur kon de kraanman de put beginnen vullen. Om 10.30 uur was deze klus geklaard.
Het bergingsteam ging dan nog door met het sorteren en opladen van de stukken.

Deze berging stelde ons in staat vast te stellen over welk toestel het ging. De MG 131-kanonnen in de neus (waarvan evenwel enkel hulzen werden gevonden) , alsook de gele beschilderde cowling, geven aan dat het hier een A-7 betreft, en zeker geen A-6, want deze was nog uitgerust met twee 7.92-machinegeweren. Interessant is wel dat van de A-7 slechts zeventig exemplaren werden gefabriceerd.

Dit staaft het onderzoek van Jean-Louis Roba, Nicolas Clinaz en Yves Empain dat de crash te Erquelinnes de dood betekende van Lt Werner Lassen, een officier uit Bremen en dit nog geen twee weken voor zijn 27ste verjaardag. Hij vond een laatste rustplaats te Lommel.

Cynrik De Decker

 

 

Datum: 
10/04/1944
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
route de Mons
Erquelinnes
be
Type Locatie: 
Incident
Labels: 
Bronnen: 
De Decker Cynrik; Luchtvaartarcheologie in België, De Krijger, Erpe, 1999
Archief Jean-Louis Roba, Gaston Botquin, Yves Empain, Nicolas Clinaz