De Lightning van Stekene

Begin 1944 werden inwoners van het Oost-Vlaamse Stekene opgeschrikt door de crash van een vliegtuig. Volgens ooggetuigen kon de piloot zich redden met zijn valscherm. Zijn vliegtuig, een toestel met een dubbele staart, sloeg te pletter in een akker.

Na een korte zoektocht werd de piloot  opgepakt en voorgeleid door Duitse grenswachters die vanuit hun wachtlokaal op de Koewacht het valscherm met de piloot hadden zien neerdalen.

Verschillende mensen uit de omgeving hadden het luchtgevecht gezien.

Albert Van Goethem, geboren in 1932, getuigde “Ik zat op school in de Hellestraat en we hoorden vliegtuigen, maar ook een kort mitrailleursalvo. Later zagen we vanop de speelplaats hoe een dikke rookwalm opsteeg ter hoogte van de Heistraat.

Na de school liepen wij door het veld richting vliegtuigwrak waar Duitse soldaten zoveel mogelijk materiaal van het vliegtuig aan het recupereren waren. Ook wij probeerden souveniers van het vliegtuig mee naar huis te nemen. Zo werd Alfons Van Vlierberghe betrapt bij het loswrikken van een stuk aluminium. Hij kreeg ter plekke van een Duitse soldaat een serieuze rammeling. Na enkele dagen was de vliegtuigkrater vol gelopen met water en moesten de Duitsers de berging stoppen. Enkel de gele tip van een schroefblad was nog een hele tijd te zien. Op het veld lag een torenhoge berg met aluminium afkomstig van het vliegtuig."

Pros Van Gucht was toen negen jaar en vertelde nog : “Ik heb gezien hoe een Duitse grenswacht, afkomstig van de Koewacht, de piloot begeleidde. Het was een grote man die fier rechtop marcheerde.”

Het zijn allemaal getuigenissen, opgetekend door Guy De Brandt van de heemkundige kring van Stekene d'Euzie. De ruime persbelangstelling voor de berging van de Dora van Waasmunster, eind augustus 2004, zette Guy aan om BAHAAT te contacteren.

De gegevens van de ooggetuigen, ons overgemaakt door de Heemkring, vergeleken we met ons archiefmateriaal en we konden zo het hele gebeuren vanuit historisch oogpunt reconstrueren.

We bezitten immers kopieën van de oorlogsdagboeken van het Duitse opperbevel in België. Op 24 januari 1944, om 16.50 uur, meldde ene Oberleutnant Walter van de Oberfeldkommandantur 570 Gent aan de Kommandostab 1a :

12.08 uur : Lightning met dubbele romp bij Stekene (NW Sint-Niklaas). 1 piloot gevangen, zoektocht wordt verder gezet.

De Lockheed P-38 Lightning was een Amerikaans tweemotorig jachttoestel dat een heel specifieke vorm had. De piloot zat in een aparte gondel, langs beide zijden geflankeerd door een staartboom waarin een krachtige motor met turbocompressor zat. Het toestel had een grote reikwijdte en werd ingezet voor het escorteren van bommenwerpers naar Duitsland.

Zo ook die 24ste januari 1944. De raid zelf werd een complete mislukking. Door het dichte wolkendek moesten het overgrote deel van de viermotorige bommenwerpers rechtsomkeer maken. De Amerikaanse jagers wachtten tevergeefs op hun "Grote Vrienden" in het Vlaamse luchtruim, toen ze belaagd werden door Duitse jachtvliegtuigen van de Luftwaffe.

Een van die Amerikaanse jachtgroepen was de 55 Fighter Group, uitgerust met Lightnings en opererend vanop  Nothumpstead.  Deze eenheden vlogen in squadrons en  "flights", die aangeduid werden met een kleur, waarin elke piloot een nummer kreeg. De 2nd Lieutenants John Murray en Robert Thompson (van het 38 Fighter Squadron) vlogen bij elkaar, maar de laatste hing wat achter.  2nd Lt John Murray rapporteerde later, na zijn landing op de basis,  over deze missie :

Op 24 januari, terwijl we een escortemissie vlogen, vervoegde Lt Robert S. Thompson met zijn CG-K, roepnaam Swindle 61, de Whiteman Rode Flight als nummer vier. Op zo'n 10 mijlen ten noordoosten van Antwerpen, op een hoogte van 17 000 voet, vlogen we onder een dunne laag wolken. Van hieruit maakte een enkele FW 190 een aanval op onze flight. Ik denk dat zijn salvo Lt Thompsons rechtermotor uitschakelde.  Op dat moment moest ik me bezighouden met drie andere FW's, maar even zocht ik nog naar Thompson. Ik zag een P-38 een looping maken, blijkbaar onder controle. Door de sluiers wolken kon ik niet zien of hij rook achterliet. Ik maakte nog een bocht van 360 ° en zag weer een P-38 op één motor. Ik bleef er even boven hangen, maar daarna verloor ik hem uit het zicht.

Gezien de kracht die men moet opbrengen om een Lightning in die omstandigheden te besturen, denk ik niet dat Lt Thompson gewond was.

Dit luchtgevecht komt perfect overeen met de omstandigheden zoals Feldwebel Gerd Wiegand van de 4.Staffel van het Jagdgeschwader 26 die beleefde. Hij had reeds een indrukwekkende lijst van 15 overwinningen opgebouwd - maar deze overwinning vandaag zou hem niet toegekend worden. Begin jaren '90 ontmoetten we hem en hij toonde ons zijn notitieboekje waarin hij tijdens de oorlogsjaren zijn belevenissen en gevechten opgetekend had. We leerden Gerd Wiegand kennen als een uiterst minzaam man, die na de oorlog een succesvolle loopbaan als architect uitbouwde.  Voor ons dook hij  in zijn notities die hij tijdens de oorlogsjaren bijhield. :

Het verhaal is erg kort, zo liet hij ons weten. "Ik startte met drie Focke Wulfs om 12 uur vanop onze basis Florennes. Het was mijn bedoeling de thuisvliegende bommenwerpers aan te vallen.

Maar omdat de brandstoftank van mijn wingman, Oberleutnant Neu, niet naar behoren functioneerde, veranderde ik mijn plannen en ik klom naar 8500 meter hoogte om de thuisvliegende jagers van de vijand aan te vallen.

We vlogen over de Schelde, toen ik plots beneden ons vier Lightnings zag. Toen kwamen er nog drie, en dan een enkele.

Ik viel onmiddellijk aan en vuurde, komende vanuit de zon. De Lightning brandde en ging over in een tolvlucht. Ik zag toen niet meer wat er gebeurde, want er waren nog zeven andere Lightnings, waarvoor ik moest opletten..."

Door het feit dat Wiegand geen directe ooggetuige had, kreeg hij deze overwinning, die vandaag onomstotelijk bewezen is, nooit toegewezen.

Gerd Wiegand - van jachtpiloot tot architect

Wiegand kreeg 23 overwinningen op zijn actief, behaald tussen juli '43 en juli '44. - zijn totale score zou boven de 30 liggen. Een van zijn eerste overwinningen was de Spitfire van Sgt Carmichael, die de werkgroep Huyghe-Decuypere in 2002 wist te bergen—de Merlin-motor staat in de BAHA Collection Erembodegem tentoongesteld.

Gerd haalde drie Lightnings van de 55 Fighter Group neer - Thompson was zijn eerste. Zijn verdere belevenissen zijn kenschetsend voor de carrières van jonge jachtpiloten, waarin successen afgewisseld werden met harde tegenslagen. Op 8 maart 1944 raakte hij bij een gevecht met Thunderbolts van de 56 FG gewond aan zijn hand. Op 22 april 1944 verloor hij zijn Staffelkapitän, Oblt Wolfgang Neu.  Op 11 juni 1944 kwam hij weer in confrontatie met de 55 Fighter Group. Hij haalde er twee van neer (ze werden hem ook nooit toegewezen), maar een derde beschoot hem en Wiegand moest uitstappen. Bij de landing raakte hij gewond. Voor Wiegand was het welletjes geweest, hij keerde nooit meer terug naar het front.

Na de oorlog vatte hij architectuurstudies aan. Voor de Spelen van Munchen tekende hij het Olympische dorp. In 1992 keerde de veteraan eens naar zijn voormalige “Fliegerhorst”  Wevelgem terug, waar we hem ontmoetten en hij ons zijn verhaal van de Lightning van Stekene verteld.

Gerd Wiegand overleed enkele jaren terug.

Vraagtekens rond de piloot

Terugkerend naar de crash van januari 1944 te Stekene, halen we ook nog een rapport aan, genoteerd door enkele inlichtingsagenten van het Belgische verzet :

Op 24.1.44, om 12.30 uur, werd een bommenwerper "LIGHTNING" door twee Duitse jagers bij Stekene neergehaald. Het toestel was volledig verbrand, er was geen enkel herkenningsteken zichtbaar. Twee inzittenden konden ontsnappen, de derde was gewond aan de schouder en aan de bil en werd krijgsgevangen genomen. Hij kon nog stappen. Het schijnt hier te gaan over een kapitein die "Marcel Guia ? Marciguia ?" heet. Ongeveer 1.90 m groot en zowat 100 kg zwaar.

Waar de vreemde naam vandaan komt, hebben we nog niet kunnen achterhalen. Het verzet wist ook nog niet dat een Lightning een jager was, en geen bommenwerper, en dat er slechts één man aan boord was.

Sommige ooggetuigen  hoorden achteraf dat een van de Duitsers een kogel afvuurde in het been van de piloot. De dader zou hiervoor een flinke uitbrander gekregen hebben van zijn overste in het kampement van Koewacht.

De crash werd ook vermeld in het dagboek van het vliegveld Gilze-Rijen  "1220 Uhr, Absturz einer Lightning im Luftkampf bei Hulst (Sect. Flandern). Flugzeugfuhrer (Amerikaner) verwundet gefangen" - wat bevestigt dat Thompson niet helemaal ongeschonden uit het avontuur kwam.

Momenteel hopen we Robert Thompson, de piloot over wie het gaat, terug te vinden in de Verenigde Staten, maar we hebben het vermoeden dat hij enkele jaren terug overleed. Misschien vinden we nog familie van hem, maar het feit dat de familienaam Thompson zoveel voorkomt in de Angelsaksische wereld maakt het er niet makkelijker op.

De berging van 26 september 2004

Toen Guy De Brandt  van d’Euzie BAHAAT contacteerde, duurde het niet lang vooraleer onze detectieploeg ter plaatse was. De eigenaar van het perceel, Hector Beck, toonde hen zonder twijfelen de plek van het gebeuren. Dany Saey  stelde met zijn detector vast dat er nog een grote massa metaal in de grond verborgen zat.

Tor Beck is tevens grondwerker en was bereid het wrak er zelf uit te halen. Zestig jaar later waren de verwachtingen hooggespannen naar wat het Duitse Bergungskommando  achtergelaten had.

Die zondag, omstreeks 9 uur, werd gestart en werd een eerste laag afgeschraapt. We werden bijgestaan door Luc Hendrickx, die zelf een aantal types detectoren in elkaar geknutseld had en ze eens wilde uittesten—ook zijn bevindingen leken positief.

Bij eerdere prospecties was duidelijk geworden dat men de krater nadien opgevuld had met steenpuin en andere rommel. De kraan schepte dit eerst weg, tot wanneer brandplekken en stukken verweerd aluminium in de goede richting wezen. En het duurde niet lang of er kwam een landingsgestel boven - dat algauw bleek het neuswiel te zijn. Even dieper kwam een .50 machinegeweer boven.

Tot op grote diepte is de ondergrond in dat deel van het land erg rul - een laag zand zou nefast kunnen zijn voor de motoren. De ervaring leerde ons immers dat een zandlaag hetzelfde effect heeft als een laag beton bij een impact.

En dit werd snel bewaarheid. Een eerste motor werd gevonden, helemaal uit elkaar geslagen.  De schroefnaaf leek echter in goede staat. Eenmaal de site van de rechtervleugel leeggehaald was, schoven we weer onze opzoekingen op naar het midden, waar voorheen het neuswiel en een deel van de bewapening gevonden werd. De radio kwam naar het oppervlak, waarna beslist werd de hele cockpit eruit te scheppen en meteen op de kar te deponeren. Bij Paul zou alles netjes uitgezift worden. Nog dieper kwam dan het typische van de bewapening van de Lighting naar boven : het 20mm kanon, alsook nog grote delen van de drie andere .50'ers.

Eenmaal de resten van de centrale gondel geborgen, werd verder opgeschoven naar de linkermotor. Dit gedeelte van de tussenvleugel zat heel wat dieper, en het moet dus die linkervleugel geweest zijn die eerst met de aarde in aanraking kwam, en zo dieper in de grond drong. Vrij grote delen van de vleugelstructuur werden geborgen, waarna een gebogen propellorblad en een hoofdlandingsgestel naar de tweede motor leidde. Ook deze was in stukken uit elkaar geslagen, maar kon toch helemaal opgegraven worden.

Kort na de middag was de bergingsoperatie ten einde. Tor legde de put terug toe terwijl onze leden alles verder oplaadden vooraleer de tocht naar Erembodegem aan te vatten.

Daar werd in de namiddag alles in gereedheid gebracht om de wrakstukken schoon te maken en aan een verder onderzoek te onderwerpen. Uiteindelijk leverde dit nog heel wat interessante stukken op. Bart Beckers vond zo de hoogtemeter - de naald wees onder de nul voet - wat erop wijst dat Stekene onder het niveau van de basis Nothumpstead ligt. Ook de verbandset werd voorzichtig uit elkaar gehaald : brandzalf, windels, pleisters en een mooi schaartje.

Het "koetswerk" leek ten allen kante bedrukt met fabricagestempels en aantekeningen. Ook de twee handschoenen werden uit de modder opgevist. Een ervan zat geklemd tussen een geplooid stuk aluminium. Het werd voorzichtig schoongemaakt en bleek dat de piloot er met witte verf in grote letters zijn roepnaam op geschilderd had "THOMP". Ook fragmenten van zijn vliegkap werden gevonden. De man heeft nog in zijn getroffen machine de tijd gehad om zijn handschoenen en zijn muts uit te trekken.

Intussen zijn de meeste delen al schoongemaakt en zijn ze in de conserveringsfase.

Van  maart tot juli 2005 lagen de opgraven resten van de Lightning tentoongesteld worden in de tentoonstellingsruimte van d’Euzie in het Oud-Station te Stekene.

Naschrift

De voorbije jaren kwamen we op die manier in contact met familieleden die al ‘googlend’ bij ons terechtkwamen. Zo vernamen we dat Robert Thompson in 2001 overleed, maar zijn dochter Barbara bezocht ons in de zomer van 2010. Het werd een merkwaardige ontmoeting, in het Museum For Freedom, de thuishaven van de BAHAAT-collectie. De ontmoeting leverde ook heel wat aanvullende informatie op.

Mijn laatste rit

Barbara vertelde ons allereerst dat het oorlogsverleden van haar vader een diepe indruk naliet op zijn leven. Erover praten deed de voormalige Lightningpiloot nooit en het was pas na zijn dood dat ze meer te weten kwam, meer bepaald toen ze in zijn nalatenschap meerdere documenten terugvond. Barbara vroeg ook haar vaders Military Record op en vernam aldus dat Bob Thompson in december 1942 zijn opleiding aanving. Acht maanden later begon de training op de P-38 Lightning en begin oktober 1943 werd hij per schip richting Schotland gestuurd, waar hij in de sterkte van de 55 Fighter Group, 38 Fighter Squadron opgenomen werd. Hoeveel missies Robert Thompson vloog, konden we niet achterhalen, maar we veronderstellen dat hij een drietal maanden operationeel moet zijn geweest – tot die 24ste januari 1944.

Bijzonder interessant is Thompsons dagboek dat hij als krijgsgevangene schreef om de tijd te doden. In telegramstijl noteerde hij wat hem overkomen was:

Mijn laatste rit. Steeg op van Royston, Engeland om 9 uur, op 24 januari 1944 richting Frankfurt. Op het rendez-vous bij Luxemburg konden we onze ‘Grote Vrienden’ niet vinden. Via de radio vernamen we dat ze enige afstand achter schema waren. We cirkelden enkele minuten en ontwaarden in het oosten de bommenwerpers die huiswaarts vlogen. Op hetzelfde moment ontvingen we het terugkeersignaal en besloten de Forten op te zoeken en ze te escorteren.”

Zo vlogen we 45 tot 50 minuten boven westelijk Duitsland, het Rijngebied, op zoek naar trouble, maar vonden niks. We vertrokken huiswaarts en daalden langzaam naar 28.000 voet. In de buurt van Antwerpen, op 15.000 voet, sloeg de flak door mijn canopy en zette mijn rechtermotor in brand. Verloor hoogte tot 5.000 voet. Vocht tegen vuur en rook, maar tevergeefs.

Sprong, werd binnen de tien minuten gevangen genomen. Vervolgens naar Brussel, Antwerpen, Frankfurt, Oberursel, Stalag Luft 1. Het was geen fijne tijd, verdomme.”

Een vader over zijn zoon

Bob Thompson was de zoon van een drukker-uitgever van een plaatselijke krant. Vader ‘Hoot’ Thompson schreef ook zelf cursiefjes in zijn krant. Toen het gezin eind januari 1944 het bericht ontving dat zoon Robrt “missing over Belgium” was, ging de vader achter zijn tikmachine zitten, en liet zijn gevoelens de vrije loop:

Ik geloof nog steeds dat Bob leeft. In een brief schreef hij nog dat, indien we het bericht zouden krijgen dat hij vermist was, we ons geen zorgden hoefden te maken, omdat zovele jongens er toch nog in slaagden te landen en de basis te bereiken of gevangen werden genomen. Met die gedachte kon ik nog vrede nemen, maar in de stilte van de nacht zag ik hem liggen op een Belgische heuvelrug, zijn levenloze ogen nog op God gericht, smekend om hem te redden van de dood uit een toestel dat tegen driehonderd mijl per uur naar de aarde stortte. Of ik zie hem, onherkenbaar verbrand in het wrak van de P-38, het toestel waarop hij zo trots was dat hij ermee mocht vliegen. De zekerheid dat hij gesneuveld was, is een gedachte waarmee het moeilijk leven is, maar de onzekerheid van het woord ‘vermist’ is toch zo verontrustend. In oorlogstijd betekent het zo veel, en zo weinig, en ik bereid me voor op het slechtste.”

Maar niets kan de trots wegnemen die ik voor hem koester. In een recente brief liet hij nog weten: ‘Ik denk dat ik de eerste jongen van Pardeeville ben die over vijandelijk gebied in Duitsland vloog.’ En ik ben ervan overtuigd dat dit zo is, maar dat hij ook onze eerste vliegenier is die door vijandelijk vuur gevallen is. Hij was mijn jongste zoon. Godzijdank heb ik er nog vier die me deze zware last helpen dragen.

Mocht je toch nog terugkeren uit die nacht, Bob, maak ons asjeblieft wakker. Je kamer staat klaar, net zoals je die achterliet, en mama en ik zullen zo blij zijn ’s ochtends hun slapende zoon terug te zien. DAD.”

De tekst verscheen in de krant, en weken later werd weer gedrukt dat er “no further word” was van de vermiste vlieger. Tot een verlossende briefkaart uit Duitsland blijdschap bracht in het drukkersgezin.

Bob Thompson keerde heelhuids terug in krijgsgevangenschap, borg zijn dagboek, foto’s en herinneringen op zolder en ging werken voor de krant van zijn vader.

Toen zijn dochter Barbara afgelopen zomer het verzwegen spoor van haar vader opzocht, gaven wij haar iets terug: de lederen handschoen die haar vader in extremis uitgetrokken had in de brandende cockpit van zijn Lightning.

 

Cynrik De Decker

Datum: 
24/01/1944
Locatie
Heistraat
Stekene
be
Type Locatie: 
Incident
Labels: