André Strubbe - De piloot achter Skykisser

Door Piet Dhanens

Bij de samenstelling van ons boek ‘Een eeuw luchtvaart boven Gent’ legde medeauteur Cynrik De Decker een ons onbekend boek voor. ‘Hoe ik piloot werd’ is de pennenvrucht van een nog meer onbekende auteur die bovendien onder een schuilnaam publiceerde: Skykisser. Wie vandaag goed speurt in antiquariaten, vindt met een beetje geluk nog wel een al dan niet beduimeld exemplaar. Maar wie was de auteur?

Hoe ik piloot werd is alvast plezierige lectuur. De auteur schreef het boek op zijn ziekbed, in volle oorlogstijd, en vond in De Magneet een uitgever. Ongetwijfeld bracht het bij talloze Vlaamse oorlogsjongeren de passie voor het vliegen bij. Skykisser beschrijft zijn bezigheden tot in het laatste bezettingsjaar. Kort samengevat: eens piloot, altijd piloot. Hoewel de taal bloemrijk is, moeten we na deze miniliteratuurstudie besluiten dat de man inderdaad de leefwereld van de Belgische vliegerij tijdens het interbellum schetste in een correcte context.

Skykisser was de Gentenaar André Strubbe. Bij zijn promotiecollega’s was hij niet bekend onder zijn schrijverspseudoniem, maar als ‘Strop’. Na de publicatie van zijn boek in 1944 verdween Strubbe opnieuw in de anonimiteit. Tot in 2010, toen we na het plaatsen van een zoekertje in De Gentenaar werden gecontacteerd door Viviane Strubbe, zijn dochter. Dat liet ons dankbaar toe een ietsje meer te vernemen over de man achter Hoe ik piloot werd.

Te licht

André Strubbe werd geboren in Gent op 5 augustus 1905. Al knaap was hij in 1913 getuige van de demonstraties van de Franse luchtacrobaat Adolphe Pégoud (1889-1915) tijdens de Wereldtentoonstelling in Gent. Hij bleek meteen besmet met de vliegmicrobe. De oorlogsjaren met overvliegende vliegtuigen, luchtgevechten en luchthelden versterkten bij de jonge Gentenaar alleen maar zijn jongensdroom.

Strubbe verslond alles wat hij maar over de luchtvaart te pakken kon krijgen. Op het ogenblik dat hij zijn dienstplicht moest aanvatten, vond het examen voor kandidaat leerling-vliegenier plaats. Hij doorstond alle proeven maar „woog te licht en had één centimeter te weinig borstomvang om in aanmerking te kunnen komen”. Door sport te beoefenen, bereidde hij zich voor op de tweede proef. Blijkbaar met succes, want hij mocht zich aanmelden in de vliegschool in Wevelgem.

Op 18 september 1925 startte André Strubbe zijn carrière als leerling-piloot bij de Militaire Luchtvaart. In Gosselies behaalde hij zijn burgerbrevet (toerismebrevet in de burgerlijke luchtvaartschool) en vervolgens zijn militair brevet (39ste promotie). Op 27 oktober 1927 werd hij met onbepaald verlof gestuurd. Zijn militaire loopbaan was dus van heel korte duur.

Strubbes ambities lagen dan ook bij de burgerluchtvaart. Reeds tijdens zijn militaire loopbaan had hij contact gezocht met enkele Zuid-Amerikaanse en Aziatische landen. Van een Franse maatschappij kreeg hij het voorstel om in West-Afrika een basis op te richten, maar uiteindelijk verkoos hij voor eigen rekening te gaan vliegen.

Strubbes eerste toestel was een Sopwith 1½ Strutter (O-BAJN, later OO-AJN, geregistreerd op 10 augustus 1928 en uitgeschreven op 2 juli 1935). De Gentenaar trachtte een leven als professioneel piloot op te bouwen. Hij vloog publiciteitsvluchten en luchtdopen, wierp strooibiljetten uit. Het werd een tijd van vallen en opstaan, in een wereld die bevolkt werd door avonturiers die het niet nauw namen met handelsafspraken. Zo associeerde hij zich met ene Kilou (Karel Velder?), monitor in een burgerschool. Het lijkt ons dat hij hiervoor een R.S.V.32 inzette, mogelijks de O-BADB van de Antwerpse vliegschool, uitgerust met een Renard-motor van 120pk.

Flirten

Skykisser beschrijft hoe hij vliegmanifestaties organiseerde: „Een vruchtbaar terrein voor het geven van vliegfeesten is Gent. Ik besloot het er eens op te wagen. Het was al een poosje geleden sinds daar nog een dergelijk feest werd ingericht en een mild publiek als het Gentsche liet het beste veronderstellen. Kilou scheen er niet veel voor te voelen: in den laatsten tijd was hij niet meer zoo ondernemend als vroeger. Waarom, weet ik niet. Ik zorgde dus voor een doeltreffende publiciteit in de bioscopen en dagbladen. Twee dagen lang zouden uitsluitend luchtdoopen worden gegeven. Reeds den eersten dag stond een talrijke menigte op het plein. Wie echter niet verscheen was... Kilou. ’s Middags was nog steeds geen spoor van hem te bekennen. En steeds kwamen er meer mensen. Omstreeks twee uur, nog geen Kilou te zien. Dat was toch onvergeeflijk. Ook aan het geduld van het beste publiek komt een einde en met leedwezen zag ik hoe de menschen, rond drie uur, de eene na de andere afdropen.”

„Eindelijk – het was rond half vier – verscheen een vliegtuig. Doch inplaats van dadelijk naar het terrein te komen, maakte Kilou nog een toertje boven de stad. Dacht hij misschien door dit manoeuvre ‘in extremis’ de vertrokken menschen te doen terugkeeren? Ik stak mijn ontevredenheid onder geen stoelen of banken en dezen keer kreeg onze verhouding een leelijken knak. Mijn humeur verslechtte nog toen Kilou, die zich oogenschijnlijk het heele geval niet aantrok, naar een kleine bar trok, die zich in de nabijheid van het terrein bevond en daar wat ging flirten met één der dochters. Hij vond het dus niet genoeg, den gek te hebben gehouden met honderden menschen: de enkele luchtdoopen die wellicht nog konden gevoerd worden, moesten nu ook nog verwaarloosd worden.”

„’s Avonds vloog hij terug naar huis, met de belofte dat hij des anderendaags zeer vroeg ter plaatse zou zijn. Ons afscheid was verre van hartelijk. ’s Anderendaags was er veel minder volk dan den vorigen dag. Hoogst waarschijnlijk hadden de ontgoochelde toeschouwers een negatieve reclame gemaakt en niemand kon hun dit kwalijk nemen. Wat erger was: de blaam viel op den inrichter en ik schoot er den goeden naam bij in, dien ik mij zoveel maanden lang, door rusteloos werken had trachten te verwerven. Ik nam toen het besluit, maar ineens met Kilou af te breken.”

„Omstreeks den middag kwam hij ‘zeer vroeg’ aan. Eenige doopvluchten werden ondernomen. Dan scheen Kilou er weer genoeg van te hebben en trok hij naar de bar waar het voorwerp van zijn vereering woonde. Met de uiterste moeite kon ik hem terug op het plein krijgen om eenige vluchten te doen met de ondertusschen toegekomen liefhebbers. Denzelfden avond namen wij voorgoed afscheid, echter... zonder onze rekening te vereffenen. Ik hoop maar dat we dat eenmaal zullen kunnen doen in het paradijs, ten minste... als het dáár ooit tot een samentreffen komt.”

 

Mobilisatie

André Strubbe werd als reservepiloot opgeroepen in 1938, vermoedelijk bij het 5de Smaldeel Wevelgem, en hij behaalde er zijn vervolmakingsbrevet. Bij de mobilisatie, eind augustus 1939, werd hij andermaal opgeroepen. Tijdens de meidagen vloog hij echter geen operationele missies en op 11 mei 1940, daags na de Duitse inval, bevond hij zich in het Oost-Vlaamse Lebbeke. Daar verneemt hij „dat een onzer vliegtuigen in de nabijheid gevallen is. Het is de Fairey Battle T.60. De bemanning, erg gekwetst, werd ter verzorging weggevoerd. Piloot Verbraeck kreeg vier kogels in de rug en waarnemer Dome werd de beide polsen doorgeschoten. In het toestel zelf tellen wij meer dan 80 gaten. De zitplaatsen zijn met bloed besmeurd. Ik neem de gelegenheid te baat reisgegevens te vernietigen”.

Het betrof hier een Belgische Battle die tijdens een van de noodlottige bombardementsvluchten op de bruggen over het Albertkanaal door de Luftwaffe werd onderschept en een noodlanding moest maken. Piloot Désiré Verbraeck en zijn boordschutter Jacques Dôme overleefden de crash.

Ziekbed

In dezelfde periode doken de eerste sporen van de ziekte op die Strubbe gedurende vele lange maanden aan het ziekbed zou kluisteren. Op 9 oktober 1941 kwam hij in dienst van het Bestuur der Luchtvaart – de Regie der Luchtvaart bestond nog niet – op Zaventem.

Korte tijd na zijn indiensttreding belandde hij in het Brugse Sint-Janshospitaal, waar hij aan zijn boek begon. Daarop volgde een lange revalidatie in Eeklo. Het was tijdens die ziekteperiode, die uiteindelijk 32 maanden zou duren, dat Skykisser zijn boek uitwerkte.

Eens terug te been verhuisde André Strubbe met zijn familie naar Saint-Hubert, waar hij vier jaar lang de functie van vliegveldcommandant bekleedde. Veeleer uitzonderlijk voor een Nederlandstalige.

Daarop werd Strubbe onderluchthavenmeester derde klas en ten slotte, op 1 januari 1957, onderluchthavenmeester eerste klas, opnieuw in Zaventem. Die functie bleef hij bekleden tot zijn pensioen, omstreeks 1970.

In 1972 emigreerde Strubbe naar Spanje, maar minder dan twee weken na zijn aankomst overleed hij in Gerona, waar hij werd gecremeerd. Zijn echtgenote wilde zo spoedig mogelijk terugkeren naar België en wellicht gingen toen alle persoonlijke documenten verloren. Maar zijn boek schonk velen heel wat uren vliegplezier.

Serienr. / Rompcode: 
Personalia: 
Strubbe André
Locatie

Gent
be
Bronnen: 
Skykisser: Hoe ik piloot werd, De Magneet, Antwerpen, 1944