Aalter - vliegveld

Aanleg tijdens de Mobilisatieperiode

De werken aan het vliegveld startten in oktober 1939. Zowat 120 militairen togen aan het werk, samen met de firma Joos uit Hamme. Aan de oostkant van het vliegveld lag een heuvel (150 x 100 meter en 4 meter hoog), zand afkomstig van de werken aan het kanaal Gent-Brugge. Hierin werden minstens achttien nissen gebouwd. Met het uitgehaalde zand werd dan nog een heuvel aangelegd, waardoor er in totaal minstens vierentwintig vliegtuignissen waren.

Begin december arriveerde een kolonne vrachtwagens te Aalter. Ze hadden de voorraden bij om hier een eenheid bommenwerpers onder te brengen : benzine en olie in vaten (drie trekkers met aanhangwagen) en bommen (vier vrachtwagens). Deze voorraden werden verspreid over het veld in groepjes gestapeld. Aanvankelijk lag dit allemaal in open lucht, begin 1940 werden er met golfplaten rudimentaire constructies rond gemaakt.

Bij de bommenwerpers van het 3de Luchtvaartregiment lag een heel draaiboek klaar voor moest het ergste gebeuren. De officieren zouden logeren in het kasteel Blekkervijver, de onderofficieren en het vliegend personeel in het kasteel Hooggoed, de specialisten in de Stationsstraat, de soldaten in de fabriek Van der Haeghen – een oude weverij.

Het zenuwcentrum was echter de Villa Maenhout – een fraaie woning waarvan de eigenaar op dat moment in Brussel vertoefde. Hier kreeg de Staf haar burelen, maar ook een meteorologische sectie, een uitkijkpost, en een schakelbord voor het telefoonnet dat in verbinding stond met de hiervoor genoemde gebouwen en het vliegveld.

De legerleiding had intussen echter door dat de ligging van de meeste Belgische hulpvliegvelden reeds bekend was bij de Luftwaffe. Daarom werd nog in het voorjaar van 1940 beslist om Aalter niet als uitwijkhaven van de bommenwerpers te beschouwen. Dat zou vanaf nu Belsele zijn. We zullen verder zien dat het verloop van de vijandelijkheden de Fairey Battles toch naar Aalter zou brengen.

Op 9 mei 1940 vertrok de aannemer met zijn grote graafkraan, en al het resterende werfmateriaal, van het vliegveld. Terrein nummer 26 was klaar.

 

De Tweede Wereldoorlog

Kort na middernacht, die 10de mei, rinkelde op Evere te telefoon. Duitsland zou België binnenvallen en meteen zou het voorgeschreven scenario uitgevoerd worden. Op dat moment stonden er op Evere vijftien Battles, waarven er twee in herstelling waren. Om 3 uur ’s nachts kregen de bemanningen hun instructies. Enkele vliegers van het 9de Smaldeel, dat nog op nieuwe toestellen wachtte, werden overgeplaatst naar het 5de Smaldeel.

Omstreeks half vijf taxieden de Battle-bemanningen in het ochtendgloren over de brede piste, waarbij een Battle met de propellor in de vleugel van een andere maaide. De twee moesten achterblijven.

Majoor Piot stuurde de elf overblijvende Battles naar het hun toegewezen hulpvliegveld, Belsele. Maar de Belgische bommenwerpers waren nog maar net in de lucht, of de Brusselse basis werd aangevallen door kleine formaties Heinkel 111 van het Kampfgeschwader 27.

Een Kette van drie toestellen bleef echter in de lucht – zij hadden de vluchtende Battles nog gezien en zetten de achtervolging in, richting Waasland. Op het moment dat de Belgen op Belsele landden, het was omstreeks kwart voor zes ’s ochtends, zetten de twee Heinkels de aanval in – ze wisten één toestel (Battle T.65)  uit te schakelen.

Nu de basis Belsele bij de Duitsers gekend was, gaf Majoor Piot om 10.15 uur de opdracht de motoren te starten en koers te zetten naar hulpvliegveld nr. 26, Aalter, waar ze na enkele minuten vliegen neerstreken. Toen waren ze nog met tien ...

Het smaldeel Depôt en Park zou hun spoor volgen naar Aalter en daar de Maxim-machinegeweren opstellen ter verdediging van het vliegveld. In de omgeving van de Zandberg werden ook 40mm Bofors kanonnen geplaatst.

Na hun landing zochten de vliegeniers hun tijdelijk kampement op – ze logeerden in het Kasteel Blekkervijver. Tot ’s avonds laat zouden ze diverse keren opgeroepen worden om missies te vliegen – opdrachten die telkens weer afgelast werden. Het was hen wel duidelijk dat ze ingezet zouden worden tegen bruggen in Limburg – een loopbrug over de Maas of de bruggen over het Albertkanaal. De telefonische gesprekken werden echter afgeluisterd door de Duitsers die na middernacht wisten dat de Belgen iets in hun schild voerden.

  • 11 mei 1940

Die dag werden vanop Aalter de raids op de bruggen over het Albertkanaal gevlogen.

  • Verkenniningen op zondag 12 mei

Van bombardementsmissies was geen sprake meer. Voortaan zou Aalter gebruikt worden als uitvalsbasis voor verkenningsvluchten.

Voor de Battles kwamen nog enkele verkeningsopdrachten binnen.

1ste Sergeant Maurice Balasse (5de Smaldeel) vloog samen met Onderluitenant Maxime Roël (9de Smaldeel) een verkenningsopdracht naar de Getestellingen. Omstreeks 10.35 uur zetten ze hun T-71 – het toestel waarmee Adjudant Maurice Vandevelde de dag voordien naar Briegden vloog, maar waarmee hij boven Lier moest terugkeren, behouden aan de grond te Aalter.

Kort daarna landde een tweede Battle die dag, de T-64, die deelgenomen had aan de raid op Vroenhoven, keerde nu terug van een verkenningsmissie naar de stellingen achter lijn Hoegaarden-Hoei ’s Namiddags startten Luitenant René Maricq (5de Smaldeel) en Kapitein Jan Delaet met een Battle voor een opdracht boven Geel, Mol en Lommel. Ook deze missie verliep zonder problemen.

Rond half zes cirkelden er zeven tweedekkers rond de piste, die vervolgens één voor één neerstreken. Het waren de Fairey Foxes van het 5de Smaldeel (IIIde Groep, 2de Regiment). Ook dit was een eenheid die gehoopt had op tijd andere jachttoestellen geleverd te krijgen : een bestelling Brewster Buffalo’s die de Belgische regering in de Verenigde Staten geplaatst had, maar die nog onderweg naar Europa waren.

Ze waren die avond vertrokken van Moerbeke-Waas, een terrein dat intussen ingenomen was door de Franse luchtmacht.

Er stonden die maandag 13 mei twee Belgische smaldelen op Aalter : de 5/III/3, alsook de net gearriveerde 5/III/2, alles samen twee Battles en zeven Fox Hispano’s.

De dag werd gevuld met verkenningsmissies :

5.45 uur : de Fox (5/III/2) bemand door 1ste Sergeant Albert Lemaire en 1ste Sergeant Albert De Coninck voerde een missie uit  op de as Hannut, Tienen, Sint-Truiden. Ze landden terug op 7.40 uur.

- de Fox (5/III/2) bemand door Adjudant Maurice Renard en 1ste Sergeant Leopold Heimes, zelfde missie als hierboven, landing omstreeks 8.10 uur

8.10 uur : Battle (5/III/3) bemand door Kapitein de Hepcée, de bevelvoerder, met Onderluitenant Léon Romain, aan boord van de T-73 : een verkenning boven de driehoek gevormd door de kanalen van Herentals, Turnhout en Albertkanaal. Maar reeds in de omgeving van Keerbergen werden ze door Messerschmitts onderschept, en nog eens boven Aarschot. De Hepcée kon ontkomen en landde terug om 10.20 uur.

13 uur : Aalter kreeg er een smaldeel bij, weliswaar een dat maar twee toestellen telde. Het waren de Fox 0-185 en 0-188 van de 7/III/3, komende van de piste bij Piéton. Deze eenheid, onder leiding van Kapitein Dorner, behoorde tot dezelfde IIde groep als de Battles, die hun thuisbasis bij Evere hadden, maar ze hadden tot die 13de mei een heel ander parcours afgelegd.

14.15 uur : Fox (5/III/2) bemand door Jules Viroux en Sergeant Daniël Dochain, met de 0-126. Boven de weg Hannut-Tienen werden ze getroffen, waarschijnlijk in de olietank. Viroux kon zijn toestel aan de grond zetten. Terwijl ze probeerden het machinegeweer te recupereren werden ze overvallen door Duitse jachttoestellen. De twee Belgen vluchtten in de bossen en konden de volgende dag via de Franse linies hun smaldeel bereiken.

14.45 uur : Fox (5/III/2), bemand door Sergeant Jacques Fromont en Sergeant J.Pierre, met de 0-133, maar maakte een noodlanding te Asse. De twee vliegeniers keerden langs de weg terug naar Aalter.

In de vliegtuignissen stonden die 14de mei op Aalter elf beschikbare toestellen – twee Battles en negen Foxes.  Alle missies die dag werden ondernomen door vliegeniers van de 5/III/3, onder leiding van Commandant de Hepcée.

6.08 uur : Battle T-73 met Adjudant Maurice Peetermans, een reserve Sabenapiloot, en 1ste Sergeant Joseph Kinet vlogen naar de frontlijn Berendrecht, Kalmthout, Brecht, Oostmalle. Om 7.55 uur landden ze terug. Het toestel moest voor onderhoud uit dienst genomen worden.

9.10 uur : Battle T-64 met Adjudant Louis Crooy en Kapitein Paul Burtonboy, startte voor de langste Belgische missie tijdens de Achttiendaagse Veldtocht – Crooy had immers in 1928 het duurrecord gebroken (60 uur ononderbroken vlucht). Hij vloog tot Lier, en volgde vandaar de KW-linie, over Leuven tot in Waver. Toen het duo na zowat tweeënhalf uur vliegen terug de landing op Aalter inzette, werden ze even beschoten door een Franse mitrailleurploeg. Een brandstoftank werd doorboord, en na deze missie was ook deze Battle tijdelijk onbeschikbaar.

13.46 uur : bevel tot verkenning met een Fox door 1ste Sergeant Ferdinand Lejaer en Luitenant Edouard Velings.

’s Namiddags heerste er ware parachutitis. Men vreesde dat Duitse infiltranten de streek onveilig maakten. Zo waren er vreemde berichten over een blauwe Bugatti, met vooraan Belgische, en achteraan Franse nummerplaten, die rondreed met enkele gewapende mannen aan boord.  

  • Woensdag 15 mei 1940

6 uur : Adjudant Armand Wetz en Adjudant R. Verlaine (allebei van de III/3) startten met een Fox en vlogen richting KW-lijn, om ten zuiden van Brussel door een Britse machinegeweerpost neergehaald te worden. Wetz was gekwetst, maar beiden konden omstreeks de middag de Belgische troepen bij Wezembeek-Oppem vervoegen.

7 uur : Onderluitenant Vicky Ortmans (7/3) steeg samen met Onderluitenant Pierre de Brabander op voor een missie Breda Turnhout. Hun Fox keerde onbeschadigd terug.

13 uur : een lichtpuntje in de Battle-eenheid. Adjudant Peetermans was erin geslaagd om de T-67, een van de twee Battles die de ochtend van 10 mei bij het opstijgen in botsing kwam met een andere, van Evere naar Aalter te vliegen.

En er was nog nieuws :  er zou daar nog een Battle staan. Onmiddellijk vertrok een ploeg specialisten naar de Brusselse basis om ook die andere, de T-65, aan de praat te krijgen. Deze pogingen bleken tevergeefs, maar ze bemerkten er wel een Battle van de Royal Air Force, de L5214, die daar al drie dagen stond. Deze machine was op 12 mei van de Noord-Franse basis Amifontaine vertrokken om de raid van de Belgen naar het Albertkanaal over te doen. De formaties vlogen over Vlaanderen, maar een Britse Battle, de L5214, zou de missie afbreken omdat de radio niet werkte, en een noodlanding uitvoeren op Evere. Het was de Belgische piloot Adjudant Maurice Balasse die het Britse toestel aan de praat kreeg en erin slaagde er om 16.04 uur mee op Aalter te landen.

Maar de sfeer sloeg die namiddag al gauw om, want een van de Foxes keerde niet terug van een verkenningsmissie. Sergeant Albert Soete steeg samen met Kapitein Guillaume de Briey met de Fox 0-135 (5/III/2) voor een verkenning langsheen de weg Tienen-Leuven, maar werden er neergeschoten.

  • Donderdag 16 mei 1940

De KW-linie werd opgegeven en de troepen trokken zich terug achter de Schelde. Het werd voor de Belgische luchtstrijdkrachten een dag van grote bewegingen. Het was ook die dag dat het campagnevliegveld Ursel in beeld kwam.

Reeds om 3 uur ’s nachts arriveerde te Aalter een voertuigenkolonne – verdedigings- en grondpersoneel voor de jachtvliegtuigen van de IIde Groep van het 2de Regiment. Kort na 4 uur landden in het donker acht oude Fairey Firefly’s en zes Fiat CR-42. Het waren de jachtvliegtuigen van een eenheid die er ook al een bewogen tocht had opzitten. Reeds op 10 mei waren de Fiats van het 3de Smaldeel vernietigd te Brustem, en ook het 4de Smaldeel was flink gereduceerd tijdens luchtgevechten. Het 3de Smaldeel kreeg dan verouderde Firefly’s, en beide eenheden werden naar Nieuwerkerken-Waas gevlogen, waar ze dan bevel kregen om naar Aalter te gaan.

  • Vrijdag 17 mei 1940

De Belgen gaven de hoop om de Battle T-65 op Evere te recuperen, niet op. 1ste Sergeant Maurice Balace reed rond half vier ’s ochtends met een mechanieker richting Brussel, maar het duo moest rechtsomkeer maken : de hoofdstad kon niet meer bereikt woren.

Met het vertrek van de Fiats en Firefly’s van van de II/2 was er weer wat ademruimte op Aalter, maar in de loop van de dag landde de Franse Groupe Aérien d’Observation op de piste, uitgerust met verouderde Breguet 270’s.

De Belgische legeroverheid wilde weten waar de eigen achterhoede, en waar de vijandelijke voorhoede, zich bevond. Op Aalter maakten twee Fox-bemanningen zich klaar om de verkenningsopdrachten uit te voeren.

Om 10.30 uur vertrok Adjudant Robert Uytdebroeks (3/II) met Luitenant-waarnemer Michel Taymans met de 0-38. Het duo observeerde en waarnemer Taymans schreef alles op een papier dat dan even later afgegooid werd boven de afgesproken plaats met de grondtroepen.

“Brug over de Nete bij Walem gesprongen, alsook de spoorwegbrug Mechelen/Antwerpen-Zuid. Tweede spoorwegbrug (lijn Mechelen-Antwerpen) niet volledig vernield. Brug te Duffel over de Nete is opgeblazen, brug te Lier op de weg Duffel-Lier niet terdege verwoest.

Ten oosten van de KW-linie geen troepen te zien. Brandhaarden bij Onze-Lieve-Vrouw Waver, rechtover dit dorp wielrijders...

Op de weg Putte-Mechelen bij kilometerpaal 4 een kolonne Belgische troepen met 47mm kanonnen, getrokken door paarden”.

Dit soort informatie was uitermate waardevol voor de Belgische legerleiding. Voor de bemanning was het een hachelijke opdracht; toen ze om 11.30 uur op Aalter landden, was hun Fox doorzeefd.

Om 13 uur vertrokken Adjudant Robert Portier en Alfred Lejeune met de Fox 0-40, om 14.45 uur zetten ze de machine veilig aan de grond.

En om 18 uur koos een Battle het luchtruim, de T-73 bestuurd door Adjudant Alex Binon en Onderluitenant Henri Dewit. Het toestel was net hersteld. Te Elewijt bemerkten ze een Duitse pantserkolonne. De Wehrmacht naderde Brussel met rasse schreden. Binon bestookte de Duiters, die even dekking zochten.

  • Zaterdag 18 mei 1940

Luitenant René Maricq startte op Aalter de trouwe Battle T-73 voor zijn vierde en laatste oorlogsmissie. Samen met Kapitein-waarnemer Jean Delaet koos hij om 4.20 uur het luchtruim voor een haast twee uur durende vlucht. Ze vlogen over Gent, Mechelen en Wijgmaal – boven de laatste lokatie beantwoordden ze het vuur dat op hen gericht werd.

Het was omstreeks twintig voor acht dat vanuit het noordoosten de formatie Heinkels kwam aangevlogen. Reeds boven Ursel werden ze onder vuur genomen door Belgische luchtdoelmitrailleurs, maar de Duitsers lieten deze piste links liggen – vanuit hun Heinkels vuurden ze wel een salvo naar de Urselse schutter. De Duiters wisten niet dat ze onder vuur genomen werden door hun eigen wapens. De Belgische mitrailleurschutters hadden immers op enkele dagen voorheen bij Temse twee Duitse machinegeweren buitgemaakt uit een neergestorte Heinkel, en deze kwamen nu even van pas.

Het was boven het terrein n°26 dat ze hun lading dropten en vervolgens met hun machinegeweren naar de vliegtuigen op de grond vuurden.  Bij de Heuvel-Noord – waar de meeste Foxes stonden - vielen een aantal bommen op de batterijen van het 2de Parksmaldeel. In een barak bij de Zandberg schuilde Sergeant Louis Ceuppens, een Tiense mechanieker van het 1ste Regiment. De proost van de Sint-Godelievehulpkerk te Aalterbrug gaf de 37-jarige man kort nadien de laatste sacramenten.

De posities van het 2de Parksmaldeel werden zwaar getroffen. De meeste slachtoffers vielen in en rond de hoeve van Edmond Martens, naast de Rijkswachtkazerne. Soldaat Camille Vandendriessche, een 27-jarige mitrailleurschutter uit Sint-Kathelijne-Lombeek, verloor het leven. Zijn 21-jarige collega uit Vissenaken, Albert Van Goidsenhove, werd nog in allerijl naar de Sint-Antoniuskliniek overgebracht. In hetzelfde smaldeel vielen tevens twee gewonden. Er was geen ambulance aanwezig, en de slachtoffers werden door Majoor Bonnevie, de bevelhebber van het IIde Bataljon Luchtvaarthulptroepen, met zijn stafwagen naar de Sint-Antoniuskliniek gebracht. Daar kwamen die ochtend nog eens zeven gekwetsten toe.

Op het moment van het bombardement stonden op Aalter zowat twintig vliegtuigen. De Battles stonden goed beschermd tegen bominslagen in de Heuvel Zuid, maar werden toch doorboord door scherven en mitrailleurvuur. Zo waren de T-67 en T-59 buiten gebruik. De Foxes daarentegen, die in de Zandberg stonden, waren er erger aan toe : vier vernietigd, vijf andere vrijwel onbruikbaar. Er stonden tevens één of twee Franse estafette-Breguets.

Er bleef de Belgen niets anders over dan Aalter te evacueren. Van hogerhand kregen ze de opdracht om de bruikbare motoren, wapens, munitie en brandstof te recupereren en mee te nemen naar hun nieuwe bestemming, het Franse Norrent-Fontes. De toestellen die achterbleven werden in brand gestoken : ondermeer de Fox 0-40. Een toestel van de 5/III/2, de Fox 0-108, kon nadat de doorboorde benzinetank hersteld werd, geëvacueerd worden naar Ursel.

Tijdens de namiddag kwam de bevelhebber van de luchtstrijdkrachten, Generaal Hiernaux, weer langs Aalter en Ursel om de dramatische situatie in te schatten.

  • Zondag 19 mei 1940

Aalter was niet meer bruikbaar - de dagen nadien was er nog twijfel over de toekomst van de piste. Zouden Britse of Franse eenheden het vliegveld innemen ? Uiteindelijk, omstreeks 22 mei, werd terrein nr.26 bemijnd.

 

Luftwaffe-bezetting

Was Aalter de belangrijkste uitvalsbasis voor de Belgische luchtstrijdkrachten in mei 1940, nadien was haar rol vrijwel uitgespeeld. Toch ondernamen de Baupioniere – Duitse eenheden die belast waren met het inrichten van vliegvelden en andere militaire gebouwen – nog enkele projecten. Vooreerst werden de wrakken van de Battles, Foxes en Breguets uit de boxes getrokken en bij elkaar gestapeld achter het landbouwbedrijf Van Damme. De ringbaan, door de Belgen aangelegd, werd in beton gegoten. Aan de buitenzijde ervan werden een twintigtal aarden wallen aangehoogd waarin men telkens een vliegtuig kon parkeren. De startbaan zou echter nooit verhard worden.

De Heeresaufklärungsgruppe 12

Ook Aalter was niet meteen het drukste vliegveld tijdens de bezetting van het Meetjesland. Tijdens de nacht van 7/8 november 1940 werd het door RAF-bommenwerpers aangevallen – waarschijnlijk waren het Bristol Blenheims die met speldeprikacties het leven van de bezetters zuur wilden maken.

Door het uitblijven van de invasie van Groot-Brittannië bleven de Luftwaffe-verkenningseenheden – die tijdens de Veldtocht doorheen de Lage Landen en Frankrijk belangrijk werk verricht hadden – buiten de operaties en hun acties bleven beperkt tot trainings- en verbindingsvluchten.

Bij de Luftwaffe waren twee types verkenningen : de Fernaufklärung, of die voor op grote afstand, en de Heeresaufklärung, de toestellen die ten dienste stonden van het landleger.

Op Aalter werd de 1.Staffel van de Heeresaufklärungsgruppe 12 (1./(H)12) gestationeerd, aanvankelijk uitgerust met de Henschel Hs 126, maar daarna omgeschoold naar de Focke Wulf Fw189 “Uhu”. [1]Met zijn dubbele romp met daartussen een ruime, haast helemaal doorzichtige cockpitsectie, was de Uhu een uitzonderlijk handelbaar en snel verkenningsvliegtuig, waarvan de geallieerden in 1941 nog maar net het bestaan kenden. De Fw189 kreeg dan al gauw de bijnaam “oog van de Luftwaffe” mee. Een van de veteranen van het 1./(H)/12 was de toen 21-jarige Karl Meyer :

“Bij de inval in Polen meldde ik me bij de Luftwaffe. Mijn eerste opleiding kreeg ik in Ingolstadt en vervolgens in Königsberg. In de Flugzeuführerschule C te Brieg werd ik opgeleid als vliegenier, mijn cursus rondde ik af te Weimar-Nohre.

In februari 1941 vertrokken we naar Aalter, waar ik boordschutter werd in een Focke-Wulf 189 van de 1.(H)/12. 

Onze verkenningseenheid werd in 1939 opgericht en vloog in 1940 nog vanop Aalter op Henschel 126. OnzeStaffelkapitän, Hauptmann Ruff, kende een aardig mondje Turks en ontwierp ons eenheidsinsigne : het silhouet van een trompetblazer met fez.

Toen ik er aankwam waren de Henschels al vervangen door de Focke-Wulfs. Ik vormde er een bemanning met Gefreiter Ellerich, mijn piloot, en de waarnemer, Feldwebel Lotter. Deze laatste, een man uit Nürnberg, zou later het Ridderkruis krijgen.

Vanop Aalter vlogen we vooral verkenningsmissies langsheen de kust. In mei 1941 werden we naar het Oosten verplaatst, en zo kwamen we in Graudenz terecht. Zo vlogen we onze eerste oorlogsmissie op 23 juni 1941, en we werden meteen ook neergehaald. We kwamen terecht achter de Sovjetlinies maar konden te voet onze eenheid te bereiken. Gezien de verliezen werden we in november 1941 naar Frankrijk overgebracht, waar we scheepsverkenningen vlogen. In juni 1942 ging het weer richting Oostfront.”,

aldus Karl Meyer, die ons in 1992 tewoord stond.

Hiermee raakte de rol van Aalter uitgespeeld. Op 13 juli 1943 nam een Spitfire vanop grote hoogte nog een foto van de piste, waaruit de specialisten van de Royal Air Force konden opmaken dat er weinig te beleven viel. Ze telden er 22 vliegtuigparkeerplaatsen en een tiental posten voor afweergeschut.  

In 1944 werd de lokatie bewerkt door boeren. Om geallieerde luchtlandingen tegen te gaan, werden houten staken geplant.

Aalter vandaag

Het vliegvelden Aalter verdween onder de industrialisering van het Meetjesland. Op Aalter is er vrijwel niets meer dat aan het luchtvaartverleden herinnert. In het huidige stratenpatroon van het in 1961 aangelegde industrieterrein zijn nog vaag de contouren van het vliegveld te onderscheiden.

 

Locatie
Léon Bekaertlaan
Aalter
be
Type Locatie: 
Vliegveld
Bronnen: 
De Decker Cynrik: Vleugels boven het Meetjesland, De Eecloonaer, Eeklo, 2008