B-17 42-38123 te Outer

De weken na de geallieerde ontscheping zou het boven België betrekkelijk rustig blijven. Na enkele dagen boven de Normandische stranden actief te zijn, hamerden de Amerikaanse bommenwerpers onophoudelijk op de Franse vliegvelden. Pas op 18 juni vlogen de bommenwerpers terug binnen de grenzen van het Reich, maar ook de volgende dagen en weken zouden doelwitten in Frankrijk het blijven ontgelden.

Op 23 juni 1944 werden de streek rond Pas de Calais, Nanteuil en de vliegvelden bij Juvincourt, Laon, Coulommiers en Soissons door 410 viermotorige toestellen aangevallen.

Ook de Vliegende Forten van de 95 Bomb Group werd vanop Horham, Suffolk ingezet. De dertien Forten werden tevergeefs ingezet, geen van de toestellen vond het doelwit en twaalf keerden terug naar hun basis.

Intussen brandde de dertiende te Outer. En voor de betrokken bemanning was het de dertiende missie. Maar niet voor de piloot : 1st Lt Daniel Mangan, de oudste van zes kinderen in een streng katholiek Iers gezin.

Danny Mangan werd, zoals de meeste acteurs in dit boek, in de luchtoorlog gesleurd door een passie voor het vliegen. Reeds van in zijn studententijd wilde hij vliegen. Op het vliegveld Felts Field ging hij vliegtuigen wassen om geld te verdienen. Hiermee kon hij zijn eerste vlieglessen betalen. Eenmaal High School achter de rug, tekende hij voor het leger om piloot te worden.

Tijdens de zomer van 1943 ontmoette hij op de basis Moses Lake, Washington Jim Hagenbaugh. Beide konden erg goed met elkaar opschieten en vormden de ruggegraat van een B-17 bemanning : Jim was piloot en Danny zou zich tevreden stellen met de positie van co-piloot. Tijdens training groeide de bemanning tot tien koppen. In december vlogen ze naar Iowa en tijdens de dagje verlof zouden ze eens de bloemetjes buiten zetten. Danny was nog steeds minderjarig en mocht volgens de wetten van de staat geen bar bezoeken. Maar de bemanning was intussen een heuse familie geworden, en families blijven bij elkaar. De mannen vormden een cirkel rond hun piepjonge co-piloot en drumden zo het café binnen, waar ze "a hell of a night" beleefden.

Kort daarna vlogen ze naar New York en vandaar naar Nova Scotia, Newfoundland. Het barre poolklimaat speelde hen echter parten en hun overtocht van de plas werd met verscheidene weken vetraagd.

Vandaar ging het naar Ierland, waar nog wat geoefend werd, en uiteindelijk vonden ze op Horham, de thuisbasis van de 95 Bomb Group, een tijdelijke thuis. Er kwam weer een hele sessie oefenvluchten aan te pas. Maar op 29 februari 1944 vloog de bemanning haar eerste missie naar Brunswick. Een nieuwe bemanning begon steeds aan de staart van een formatie, maar naarmate bemanningen hun "tour" beëindigd hadden, of neergeschoten werden, werden ze iedere missie in de formatie een plaatsje opgeschoven. Danny Mangan vloog zeventwintig missies als co-piloot. De bemanning vloog enkele keren naar Berlijn, en op 25 mei dropten ze boven Brussel de bommen.

Doordat de bemanning gestaag elke missie haast ongeschonden overleefde, bereikten ze zo uiteindelijk de leidende positie in de formatie. Danny Mangan moest dan wel zijn zetel afstaan aan een kolonel die als co-piloot meevloog om de missie te leiden, terwijl Danny vanuit de neus de resultaten van de "bomb run" moest rapporteren.

De uitstekende verdiensten van de bemanning hielden ook een promotie in. Danny werd eerste luitenant en kreeg de keuze voorgeschoteld : hij kon verdervliegen met Jim Hagenbaugh, of mocht zelf gezagvoerder worden. De jonge Amerikaan wilde zichzelf bewijzen, en koos voor de laatste optie. Danny verliet zijn bemanning, én het 335 Bomb Squadron. Hij zou als stand-in piloot verder vliegen in het 334 Bomb Squadron. Jim Hagenbaugh zag zijn co-piloot met lede ogen vertrekken. Hij en zijn bemanning zouden hun "tour" met 35 missies afronden en de oorlog overleven. Tot de dag van vandaag is hij ervan overtuigd dat indien Danny Mangan bij hem gebleven zou zijn, de hele bemanning ongedeerd naar huis zou terugkeren. Maar het mocht niet zijn.

Danny's carrière als gezagvoerder zou dramatisch verlopen. Op 22 juni vloog hij naar Parijs, waar zijn motor stukgeschoten werd. Onder luid gejuich van het grondpersoneel van Horham wist hij toch zijn Fort heelhuids terug te brengen. 

De dag daarop, op 23 juni 1944, zou Danny Mangan zijn 28ste missie vliegen. Aangezien hij geen eigen bemanning had moest men er steeds een voor hem zoeken. Die dag verschenen de gezagvoerder, 1st Lt Madigan, en zijn bommenrichter, niet op het appel.

De bemanning van 1st Lt Madigan werd samengesteld tijdens de training in januari 1944 te Avon Park, Florida. De tien Amerikanen oefende twee en een halve maand. Op 31 maart volgde de oversteek naar Groot-Brittannië. Vier weken later, op 26 april, vlogen ze hun eerste gevechtsoperatie.

De bevelvoerende officier van het 334 Bomb Squadron besefte maar al te goed dat het niet makkelijk was om een bemanning te overtuigen met een andere piloot te vliegen. Doch de acht Amerikanen maakten er geen probleem van. Danny Mangan was met 29 missies op zijn actief al een veteraan. De bommenrichter voor deze missie van Lt Bloudt.

De missie van vandaag leek op het eerste zicht een "milk run". Het doelwit was een vliegveld in Frankrijk doch het lag verborgen onder de wolken. De Group zocht een tweede doelwit, maar toen ook deze plaats onzichtbaar leek keerden ze met hun dodelijke lading naar huis. De bemanning vloog die 23ste juni voor de vierde maal met de B-17 "To hell or Glory". Dit Fort was aan zijn 38ste vlucht toe en was reeds een oudgediende in het 334 Bomb Squadron. De Luftwaffe leek wel op apegapen te liggen, en ook de flak wist geen schade aan de formatie van de 95 Bomb Group te berokkenen.

Maar toch liep het aan boord van de "To hell or Glory" grondig fout. Een kortsluiting zorgde binnen enkele ogenblikken voor een hevige brand die niet te doven leek. Sommige bronnen geven aan dat het vliegtuig door Flak getroffen werd doch dit kan niet eensluidend bevestigd worden. De gezagvoerder gaf zijn co-piloot Harvey Cox de opdracht te kijken wat er gaande was. Kort daarna vielen de motoren uit. "To hell or Glory" werd onbestuurbaar en ging langzaam maar zeker in een tolvlucht naar omlaag. Er moest snel gehandeld worden.

Het Fort hing nu ergens hoog in de lucht tussen Aalst en Ninove. Danny Mangan trachtte kostte wat het kost de machine in een rechte baan te trekken. De bommenrichter, Carry Bloudt, liet de bommen vallen. Deze explodeerden in de buurt van de steenweg Ninove-Brussel, aan de 'Belle Alliance'. In de buurt zou nog steeds een inslagput te zien zijn. Er vielen ook bommen langsheen de steenweg Aalst-Ninove. Twee putten werden later door opgeëiste mannen gedempt. Er zouden ook bommen gevalen zijn in de buurt van 'Hof ter Eycken'.

Door de rookontwikkeling was ook visuele communicatie erg moeilijk. Ook de munitie begon te ontploffen, en de vlammen sloegen doorheen de cockpit. Mangan bleef zitten en keek naar Cox. De toestand was onhoudbaar. Danny Mangan bevestigde zijn parachute aan zijn harnas. Cox had het begrepen.

Drie bemanningsleden, de bommenrichter Bloudt, navigator 2nd Lt Herbert Cahn en co-piloot Cox gingen langs het ontsnappingsluik van de bommenrichter. Uit de rook en kruitdampen verscheen een hopeloze Albert Huff. Hij wees naar zijn rugkoepel, die helemaal in brand stond. In zijn handen hield hij een smeulend pak nylon, zijn parachute.

De drie officieren sprongen. De toestand in het achterste gedeelte van het vliegtuig was nog verwarrender. De rechterflankschutter, S/Sgt Henry J. Schultz uit New Jersey, herinnerde zich in 1995 :

"Er was geen communicatie tussen de schutters en de cockpit. Ineens merkten we dat er problemen waren. Het 'bail-out'-signaal hebben we echter nooit gehoord. Wij, de schutter, roken de dampen en we vroegen ons af wat er gaande was. Al onze pogingen om de cockpit of iemand vooraan te bereiken waren tevergeefs. De radiotelegrafist, T/Sgt Richard T. Ennis, kwam uit zijn compartiment om te zien wat er gaande was. We konden slechts schokschouderen om te tonen dat we het zelf niet begrepen. Ik denk niet dat we konden spreken, maar we gebruikten gebarentaal. Toen ging het vliegtuig over in een tolvlucht en we wisten dat we eruit moesten - of zouden sterven. Ik ging naar voor om de buikkoepelschutter, S/Sgt Ray Smith, eruit te helpen, maar de linkerflankschutter, S/Sgt James W. Phillips, en Ennis wezen naar achter. Ik begreep dat ik de achterdeur moest openen. Ik trok de hendel over, waarna de deur wegvloog. Ik keek achter me. Smith klom eruit. De andere schutters gaven teken dat het mijn beurt was. Ik stak mijn hand naar hen omhoog en sprong. Ik moest mezelf echt eruit duwen, het vliegtuig tolde immers als gek."

Iedereen wist het achterste gedeelte veilig te verlaten.

Er bleven nog twee mensen aan boord, de piloot Mangan en de rugkoepelschutter T/Sgt Albert Huff, wiens parachute verbrand was. De gezagvoerder zou als laatste van boord gaan. Hij zocht Albert Huff. Deze bevond zich achteraan de cockpit, voor de rugkoepel en keek hopeloos naar zijn piloot.

We kunnen ons geen beeld vormen van de dramatische momenten die de twee achtergebleven vliegeniers aan boord van het gedoemde Fort beleefden. Enkele bemanningsleden zijn ervan overtuigd dat Danny Mangan, gewond door de ontploffende munitie en met brandwonden aan handen en aangezicht, de verbijsterde Albert Huff in een houdgreep omklemde, en sprong...

"To hell or Glory" cirkelde nog enkele ogenblikken rond de Lebeke en het Grote Veld te Outer, om in de Lebeke uit elkaar te spatten. De wielen rolden naar de straat toe. De brokstukken verwondden Mevrouw Caeyman aan het been. De schuur bij haar woning werd ernstig beschadigd. De berging van het wrak en de lichamen werd de volgende dagen door het "Bergungskommando" van Sint-Denijs-Westrem uitgevoerd.

Ondertussen dreven de valschermen weg. Ook de toen 18-jarige Gustaaf Van den Steen sloeg het hele gebeuren gade. Hij keerde met zijn vader huiswaarts van Heldergem naar Nederhasselt toen hij "iets" naar beneden zagen vallen en verderop in een omgeploegde akker zagen neerploffen. Ze renden erheen. In een ondiepe put lag Danny Mangan, zijn officierskepi lag ernaast.

Even verderop werd Albert Huffs lichaam gevonden, tussen een haag op de "Dries" te Denderhoutem. Beide lichamen werden vier kilometer van het wrak aangetroffen. We zullen nooit weten of Danny Mangan zijn eigen leven in de waagschaal stelde voor zijn rugkoepelschutter. Het gebeurde tijdens de tweede wereldoorlog meerdere malen dat een vliegenier zijn kameraad wild redden door samen met hem te springen, gebruik makend van één valscherm. Meestal liep dit fataal af : het valscherm scheurde omdat het niet tegen het gewicht van twee personen bestand was, of door de bruuske opening ervan gleed diegene die de andere omklemde naar beneden. Maar één ding is zeker : Danny Mangan liet zijn schutter niet in de steek, en ging samen met hem de dood tegemoet. Droeg zijn vliegtuig niet de naam "To Hell or to Glory ?" 

Drie vliegeniers werden haast onmiddellijk gevangen genomen : navigator 2nd Lt Herbert I. Cahn, uit Brooklyn, New York ; bommenrichter 1st Lt Carry D. Bloudt Jr. en de rechter-zijluikschutter Henry T. Schultz. Een van hen kwam niet ver van het Hof ter Duyse terecht.

Henry Schultz herinnerde zich : "Ik landde haast blootsvoets - mijn laarzen was ik bij het springen verloren. Ik trachtte te vermijden dat ik een been zou breken bij de landing, en viel plat op mijn rug. Zo bleef ik enkele minuten uitgeteld liggen. Toen ik rechtkroop kwam een Duitse soldaat van de Luftwaffe in mijn richting. Hij droeg een geweer, maar richtte het niet naar mij. Ik stak mijn handen in de lucht maar hij deed teken dat dit niet hoefde. Dan gaf hij mij een sigaret. Ik raapte mijn valscherm bij elkaar en ging samen met hem naar zijn motor en nam plaats in de zijspan. Hij bracht me naar een kleine gevangenis. Onderweg wuifden mensen naar me en minstens twee vroegen me in het Engels hoe de oorlog verliep. Ik glimlachte, knikte en stak mijn duim op. Maar ik durfde niet te spreken, ik wist immer niet hoe die Duitser zou reageren."

De lichamen van Danny Mangan en Albert Huff werden naar de crashlocatie gebracht en in de getroffen schuur van de familie Caeyman in de Lebeke gelegd. Een officier benaderde de stoffelijke resten en vond rond Mangans pols aan een kalfslederen bandje met zijn naam erop. Ook zijn lederen "A-2-jacket" werd opzij gelegd. Het plaatje van Huff bleek onvindbaar. De officier nam dan de foto's uit zijn portefeuille. Als doodsoorzaak werd "fracturen aan de beenderen" opgegeven.

In de schuur werden beide gesneuvelden met weinig respect behandeld. Simonne Uytersprot herinnerde zich hoe zij als schoolmeisje de schuur betrad. Ze zag er de twee lijken, bedekt met stro. Een soldaat wilde haar een flink doen schrikken en haalde het stro vanover de koude gezichten.

De gevangengenomen boordschutter Schultz zou van een Duitse soldaat het lot van Mangan en Huff vernemen. Een officier toonde hem de jas en het lederen bandje, en vroeg of dit aan zijn piloot behoorde, waarop Schultz bevestigend antwoordde. Toen kreeg hij enkele foto's te zien, foto's die zijn vriend Huff hem de voorbije weken nog getoond had. Schultz gaf meteen de naam en rang van zijn gesneuvelde kameraad. 

Danny Mangan en Albert Huff konden nu te ruste gelegd worden. Ze  werden op 26 juni op de Aalsterse stedelijke begraafplaats begraven onder de grafnummers 387a en 387b. Na de oorlog werden de stoffelijke resten ontgraven. Danny werd overgebracht naar de Amerikaanse soldatenbegraafplaats te Neuville-en-Condroz in de provincie Luik, waar we zijn graf vinden onder het nummer D25/6. Op verzoek van de familie werd Albert Huff gerepatrieerd naar zijn thuisstad Louisville, in de staan Kentucky. De man die zo jammerlijk te Outer stierf rust nu aldaar op het Zachary Taylor National Cemetery.

De drie gevangengenomen vliegeniers gingen een verblijf in de Duitse kampen tegemoet.

"Ik heb geen zin om uitgebreid op mijn leven als krijgsgevangene in te gaan", aldus Henry Schultz in 1995. "Ik bracht er tien maanden door, kreeg betrekkelijk weinig fysiek leed te doorstaan. Het ergste was eens een klap in mijn gezicht, maar ik had het moeilijk met de honger en de eenzaamheid. Ik miste ontzettend mijn familie en vrienden. Soms werd ik wat hopeloos. In februari 1945 moesten we ons kamp Stalag Luft IV te Kiefheide in Silezie verlaten en westwaarts marcheren om de opmars van de Sovjets te ontlopen. We sliepen in open lucht of in een schuur. Koude en honger waren ons deel. We trokken zo drie à vier weken. Ik was ziek en werd op een trein naar een Brits krijgsgevangenenkamp ten zuiden van Hamburg, Stalag 357, gevoerd."

De drie krijgsgevangen bemanningsleden van "To Hell or Glory" overleefden de oorlog.

De vijf overigen zou het beter af gaan.

De co-piloot van het vliegtuig, 2nd Lt Harvey G. Cox werd door enkele "Belgische patriotten" naar een huis gebracht waar hij vijf dagen zou verblijven. De volgende dag vertelde de man des huizes hem dat het vliegtuig ontploft was en dat twee mannen van het vliegtuig omgekomen waren. Hij kon het nauwelijks geloven.

De radiotelegrafist van het vliegtuig, T/Sgt Richard Ennis uit Florida, landde in een veld net buiten Denderhoutem. Meteen werd hij omringd door een heleboel omstaanders maar werd meegenomen naar een boerderij waar hij de eerste nacht doorbracht. De mensen die hem daar de eerste dagen helpen doorkomen, waren Petrus Beazar uit de Lebeekstraat 26, en Jozef Coppens uit Klein Herlinckhoven bij Ninove.

T/Sgt James Phillips, de linkerzijluikschutter uit Alabama, kwam in Appelterre terecht. Zijn parachute werd gevonden en versneden tot kleedjes voor de tweelingdochterjes van Omer Cieters. Blijkbaar durfde aanvankelijk niemand zich over de schutter, die gewond was aan de voet, ontfermen. Hij zou acht dagen in de velden van de tabaksstreek doorbrengen. Maar dankzij de deken die Rosa Evenepoel hem aanbracht, en het eten dat Robert De Saedeleer voor hem al bedelend bij andere boeren vond, kwam de Amerikaan deze zomerweek zonder al te grote problemen door. Hij zou uiteindelijk door Simonne Kiekens op de ontsnappingslijn gezet worden.

Ook de buikkoepelschutter, S/Sgt Ray Smith, een 25-jarige landbouwer uit Denver, Colorado, landde in de buurt van Ninove in een graanveld, maar brak haast zijn enkel. Hij kon nauwelijks gaan verborg zich in een ander perceel tot het donker was. Hij hinkte naar een woning, waar hij kleding en onderda kreeg. De familie, waarvan we de identiteit niet konder achterhalen, verzorgde eveneens zijn voet en gaf hem een wandelstok. De volgende ochtend vertrok Ray Smith terug, maar hij zou opgepikt worden door iemand uit Ninove.

De staartschutter tenslotte, T/Sgt Ewell M. Riddle uit Alabama, kwam nauwelijks één kilometer van de crashplaats,  op grondgebied Nederhasselt aan de grond. Hij was licht gewond aan de voet en was bovendien een laars kwijt. Jozef De Saedeleer, een oudstrijder die van geen kleintje vervaard was, trok zijn stoute schoenen aan en ging de Amerikaan zoeken. Hij vond voor hem een betere schuilplaats in het graan. Jozef haalde er zijn broer Hyppoliet bij, die in Amerika gewoond had. Ewell Riddle was geen klein beetje verwonderd Engels te horen praten. Toen de zomernacht inviel gingen de De Saedeleers Ewell terug opzoeken en loodsten ze hem hun woning in de Groenstraat 74 binnen. Hij kreeg er zijn eerste "Belgische" maaltijd : melk en brood. Het was een warme zomernacht, en ze besloten dat het wijselijk was Ewell terug naar het graan te brengen. Hij kreeg wel nog een burgerpak, maar intussen werd Achiel Coppens in de Vondelen verwittigd. Daar werd de Amerikaan verborgen tot de bevrijding in september 1944.

Datum: 
23/06/1944
Serienr. / Rompcode: 
Locatie
Lebeke
Outer
be
Type Locatie: 
Incident
Bronnen: 
De Decker Cynrik & Roba Jean-Louis: '40-'45 boven Schelde, Dender en Durme, De Krijger, Erpe, 1996
National Archives and Records Administration, Maryland, VS
Correspondentie familie Mangan met Cynrik De Decker, 1995
Correspondentie Henry Schultz met Cynrik De Decker, 1995
Missing Air Crew Report
Interviews met Simone Coppens, Simone Uyttersprot en Gustaaf Van den Steen, Outer 1993-1995